ECLI:NL:GHARL:2025:3144

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
21-001170-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onthouden van verzorging aan honden en onrechtmatig binnentreden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan twaalf honden, wat in strijd is met artikel 2.2 lid 8 van de Wet dieren. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren, en had de honden verbeurd verklaard. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 8 mei 2025 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.G. Knegt. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke geldboete en verbeurdverklaring van de honden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte periode tweemaal schuldig heeft gemaakt aan het onthouden van verzorging aan haar honden, wat resulteerde in een onhygiënische en onveilige situatie voor de dieren.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft geen verbod op het houden van dieren opgelegd, omdat de psychische situatie van de verdachte lijkt te zijn verbeterd. Tevens heeft het hof vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet tot een andere straf geleid. De in beslag genomen honden zijn verbeurd verklaard, omdat zij toebehoren aan de verdachte en niet zijn teruggegeven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001170-23
Uitspraak d.d.: 22 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2023 met parketnummer 18-229044-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd:
  • vernietiging van het vonnis;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren;
  • oplegging van een verbod tot het houden van dieren;
  • verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen twaalf honden.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman,
mr. R.G. Knegt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de politierechter de twaalf onder verdachte inbeslaggenomen honden verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 28 december 2021, te [plaats 1] , gemeente [gemeente]
als houder van een of meer dieren,
te weten 12 honden (waarvan 2 volwassen honden en 10 pups)
de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door
  • (in eerst instantie) die dieren buiten te houden zonder dat deze een droge en warme ligplaats hadden: immers de pups stonden te bibberen en/of de honden/pups waren drijfnat, in elk geval konden die dieren niet schuilen voor regen en/of
  • binnen (in een woning) te houden terwijl die dieren geen schone en/of ruime ligplaats hadden: de kooi/afzetting was te klein voor 10 pups en/of de hele vloer was besmeurd met ontlasting en/of urine;
2.
zij op of omstreeks 22 januari 2022, te [plaats 1] , gemeente [gemeente]
als houder van een of meer dieren,
te weten 12 honden (waarvan 2 volwassen honden en 10 pups)
de nodige verzorging aan dat/deze dier(en) heeft onthouden, door binnen (in een woning) te houden terwijl die dieren geen schone en/of ruime ligplaats hadden: de hele vloer was besmeurd met ontlasting en/of urine, in elk geval was de woning vervuild.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Verweer

De verdediging heeft bepleit dat de verbalisanten op 28 december 2021 op onrechtmatige wijze de woning van verdachte binnen zijn getreden, nu de officier onjuist is voorgelicht over de situatie, waarna de machtiging tot binnentreden is afgegeven.
In het proces-verbaal van binnentreden is vermeld dat is binnengetreden ter inbeslagneming van de honden, terwijl uit het verhoor van verbalisant [verbalisant 1] bij de raadsheer-commissaris valt af te leiden dat eerst meer informatie moest worden verzameld alvorens binnengetreden kon worden.
De raadsman heeft verzocht de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] uit te sluiten van het bewijs en aangevoerd dat er als gevolg van de bewijsuitsluiting onvoldoende bewijs resteert voor een bewezenverklaring.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken blijkt dat er, naar aanleiding van een melding van verwaarlozing en mishandeling door verdachte van haar honden, op 28 december 2021contact is geweest tussen verbalisant [verbalisant 1] en het openbaar ministerie. Toen is afgesproken eerst via de moeder van verdachte meer informatie te vergaren over de situatie. De verbalisanten zijn weggegaan en verbalisant [verbalisant 1] heeft op het politiebureau telefonisch contact opgenomen met de moeder van verdachte. De moeder van verdachte heeft toen verklaard over verdachtes psychische toestand, die er kort gezegd op neerkwam dat verdachte sinds een jaar psychische problemen had, meerdere keren daarvoor was opgenomen en dat zij vanwege haar geestelijke gesteldheid niet voor de honden kon zorgen. Verdachte nam haar medicatie niet of niet tijdig in en bleef soms dagenlang weg, zonder te zorgen voor de dieren in haar woning.
Gelet op deze omstandigheden, in samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat er ten aanzien van verdachte redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Wet dieren bestond, op basis waarvan de officier van justitie een machtiging tot binnentreden kon afgeven. Het verweer wordt verworpen.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde de navolgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit (voor kopie conform het origineel verklaarde) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Politie eenheid Noord-Nederland, met zaakregistratienummer [nummer 1] , gesloten op 4 juli 2022.
Feit 1:
1. Een proces-verbaal relaas, pagina 3, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 28 december 2021 zijn er collega's naar een melding geweest. Dit zou gaan om
honden die door de eigenaresse [verdachte] werden mishandeld en verwaarloosd. [verdachte] zou psychische problemen hebben. Ik wilde een onderzoek instellen in de woning naar de omstandigheden waaronder de honden werden gehouden.
Op dinsdag 28 december 2021 om 16:15 uur werd door mij de woning aan [adres] te [plaats 1] betreden teneinde een onderzoek te doen naar de leefomstandigheden van de honden.
Op dinsdag 28 december 2021 te 16:30 uur werden door mij de twaalf in de woning aanwezige honden in beslag genomen. De honden werden in een niet veilige, te
kleine vervuilde ruimte gehouden.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 9, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 28 december 2021 omstreeks 13.30 uur waren wij, naar aanleiding van een
melding betreft dierenkwelling, ter plaatse aan [adres] te [plaats 1] .
Collega [verbalisant 1] was hierbij ook aanwezig.
Toen wij voor de woning stonden zagen wij langs de linkerzijde van de woning een stuk
gras dat uitkomt achter het huis. Aldaar zagen wij achter een hek een tiental puppy’s en twee grotere honden. Wij liepen naar het hek. Bij het hek konden wij achter het huis kijken. Wij zagen dat er geen beschutting aanwezig was. Dit terwijl het al bijna de gehele dag had geregend. Wij zagen dat alle honden doorweekt waren van de regen.
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , liep naar de puppy’s. Ik pakte een puppy op. Ik voelde dat
de puppy doorweekt was van de regen. Ik voelde dat de puppy heel erg koud was.
3. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 10-13, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik, verbalisant kreeg samen met nog twee collega's op 28 december 2021 het verzoek om te gaan naar [adres] in [plaats 1] .
Ik zag dat de achtertuin aan de achterzijde van de woning was afgeschermd met een hekje. Ik zag dat er twee volwassen op koningspoedels lijkende honden in de achtertuin aanwezig waren alsmede 10 pups van rond de 8 weken. Op het moment dat wij daar waren regende het en was het ook al enige uren aan het regenen. Ik zag dat alle honden drijfnat waren van de regen en dat ze nergens in de achtertuin gelegenheid
hadden om te schuilen. Ik dag dat de pups liepen te bibberen en dat zij het duidelijk koud hadden. Ik voelde dat de pups door en door nat waren.
Ik zag dat [verdachte] beide honden naar binnen haalde en hierna de voordeur dicht smeet. Ik hoorde haar al schreeuwend door de woning naar achteren lopen en zag dat ze toen de honden uit de tuin naar binnen begon te halen en ook hierna de deur dicht deed en niet met ons wilde praten. Ik had het vermoeden dat de leefomstandigheden voor de honden in de woning niet in orde waren. Dit omdat ik door de achterdeur ook al had gezien dat er direct achter de achterdeur ontlasting en urine lag.
Ik heb de voordeur geopend en wij hebben de woning betreden. In de woonkamer zag ik dat de woning vol stond met allerlei dozen en huisraad. Het woongedeelte van de woonkamer stond hier grotendeels vol mee. Ik rook dat de gehele
benedenverdieping stonk naar urine. Ik zag dat er op de kale betonnen vloer een
afzetting was gemaakt van eenzelfde soort hekwerk als in de achtertuin. Ik zag dat de
grijze volwassen hond en een aantal van de pups in deze afzetting zaten. Ik zag dat
de witte hond en een tweetal pups los in de woning liepen. Ik zag dat deze afgezette
ruimte absoluut niet voldeed aan de gestelde eisen en dat de ruimte veel te klein was
om zoveel honden in te houden. Ik zag dan ook dat de honden bij het zien van ons over
de afzetting sprongen of klommen en zo los in de woning konden komen. Ik zag dat er
buiten de afzetting her en der in de woning ook ontlasting en urine lag. Ik zag dat
de ruimte binnen de afzetting vol lag met urine en ontlasting. Ik zag dat er een
papieren trainingsmatje achterin de afzetting lag wat kennelijk bedoeld was voor
zindelijkheidstraining. Ook zag ik 1 deken in de afgezette ruimte liggen, kennelijk
bedoeld als ligplaats. Deze ligplaats was niet groot genoeg voor alle pups om op te
liggen.
Ik zag achter de afzetting bij de achterdeur ook twee zindelijkheidsmatjes liggen die nat waren van de ontlasting. Ook was de vloer daar besmeurd met ontlasting.
Feit 2:
4. Een proces-verbaal relaas, pagina 3, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 28 december 2021 te 16:30 uur, in de woning aan [adres] te [plaats 1] , werden door mij twaalf in de woning aanwezige honden in beslag genomen. De honden werden na een beslissing van het openbaar ministerie op 21 januari 2022 teruggegeven aan verdachte.
Op 22 januari 2022 werden de twaalf honden wederom in beslag genomen na een melding. Verdachte [verdachte] zou pillen in combinatie met alcohol hebben ingenomen en afgevoerd worden naar het [ziekenhuis] te [plaats 2] . De honden zouden weer in de vervuilde woning achter blijven en er was geen achtervang die de zorg voor de dieren over kon nemen.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 22-25, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 22 januari 2022 omstreeks 01:45 uur kregen collega's een melding dat op het adres
[adres] in [plaats 1] waar [verdachte] te veel pillen in combinatie met alcohol zou hebben geslikt.
Bij aankomst van de collega's lag [verdachte] al in de ambulance en zij ging met spoed naar
het [ziekenhuis] te [plaats 2] . De honden die [verdachte] sinds 20 januari 2022 net weer terug had, zaten nog in de woning. In de woning troffen de collega's een soortgelijke situatie
aan als bij de vorige inbeslagname.
6. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 17-18, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Tekst mutatie onder [nummer 2] opgemaakt door collega's [naam 2] en [naam 3] .
Melding van [verdachte] dat zij veel pillen zou hebben geslikt en alcohol had gedronken. Ter plaatse lag zij al in de ambulance en ging zij richting het [ziekenhuis] voor
de nacht.
Sleutel is achtergebleven. Zaten 12 honden in de woning, welke tot voor kort nog in beslag waren genomen.
In de woning troffen wij de honden. Woning is al stevig geleefd, terwijl dit een
nieuwbouwwoning is. Honden zaten in een kooi met daarin eigen ontlasting. Woning
stonk. In overleg met [naam 1] opnieuw de honden inbeslaggenomen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 28 december 2021, te [plaats 1] , gemeente [gemeente]
als houder van dieren,
te weten 12 honden (waarvan 2 volwassen honden en 10 pups)
de nodige verzorging aan deze dieren heeft onthouden, door
  • (in eerst instantie) die dieren buiten te houden zonder dat deze een droge en warme ligplaats hadden: immers de pups stonden te bibberen en/of de honden/pups waren drijfnat, in elk geval konden die dieren niet schuilen voor regen en
  • die dieren binnen in een woning te houden terwijl die dieren geen schone en/of ruime ligplaats hadden: de kooi/afzetting was te klein voor 10 pups en de hele vloer was besmeurd met ontlasting en/of urine;
2.
zij op of omstreeks 22 januari 2022, te [plaats 1] , gemeente [gemeente]
als houder van dieren,
te weten 12 honden (waarvan 2 volwassen honden en 10 pups)
de nodige verzorging aan deze dieren heeft onthouden, door die dieren binnen (in een woning) te houden terwijl die dieren geen schone en/of ruime ligplaats hadden: de hele vloer was besmeurd met ontlasting en/of urine, in elk geval was de woning vervuild.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert telkens op:
zich gedragen in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van minder dan een maand tweemaal schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige verzorging aan haar honden. De verdachte heeft hiermee tweemaal de op haar rustende verantwoordelijkheid voor het welzijn van haar honden miskend. Het houden van dieren is niet vrijblijvend; wie dieren houdt, draagt daar ook verantwoordelijkheid voor. Dieren zijn machteloos en zijn afhankelijk van hun verzorger.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 april 2025 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
Door de verdediging is bepleit verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Het hof zal hiertoe niet overgaan gezien de aard en de ernst van de feiten en gelet op de omstandigheid dat verdachte deze feiten in een relatief korte periode tweemaal heeft gepleegd.
Met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter zitting in hoger beroep zijn gebleken, en verdachtes (blanco) strafblad, acht het hof de door de politierechter opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Deze straf zal in hoger beroep ook aan verdachte worden opgelegd.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om een verbod op het houden van dieren op te leggen omdat de (psychische) situatie van verdachte stabieler lijkt dan ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Verdachte heeft op 6 maart 2023 hoger beroep ingesteld. Het hof doet in hoger beroep uitspraak op 22 mei 2025, twee jaar en bijna drie maanden nadat hoger beroep is ingesteld. Het hof stelt derhalve vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM met bijna drie maanden. Gelet op de strafmodaliteit, een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, volstaat het hof in dit geval met de enkele constatering van deze overschrijding.

Beslag

Het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de in beslag genomen en nog niet teruggegeven twaalf honden (tien pups en twee honden). Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2.2 van de Wet dieren.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
12 STK Hond (Omschrijving: 10 pups en 2 volwassen honden (koningspoedels gekruist met Friese stabij)).
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 22 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.