ECLI:NL:GHARL:2025:3161

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
21-003087-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van Whatsappoplichting, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 7 juli 2022. De verdachte, geboren in 1990, is beschuldigd van het medeplegen van Whatsappoplichting, gepleegd in de periode van 13 september 2018 tot 8 mei 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij gedeeltelijk was vrijgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een goed georganiseerde oplichting waarbij slachtoffers via Whatsapp werden benaderd door iemand die zich voordeed als een bekend familielid. De verdachte heeft geldbedragen gepind die door de slachtoffers waren overgemaakt naar bankrekeningen die op naam van anderen stonden. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003087-22
Uitspraak d.d.: 23 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 7 juli 2022 met parketnummer 05-880323-19 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres 1] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tan aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.

3.Ontvankelijkheid van verdachte en omvang van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank bij het vonnis waarvan beroep partieel vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde voor zover dit ziet op de zaken met de nummers 2, 4a en 4b. Door de wijze van ten laste leggen en de keuze voor het gebruik van de “en/of-constructie’ in de tenlastelegging, gaat het hof uit van een impliciet cumulatieve wijze van ten laste leggen. Het hof is daarmee, nu er geen hoger beroep is ingesteld door het openbaar ministerie, van oordeel dat sprake is van een onherroepelijke vrijspraak ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde oplichting in de zaken met de nummers 2, 4a en 4b.
Door de verdachte is het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank onbeperkt ingesteld. Het hoger beroep van verdachte is dan ook mede gericht tegen voornoemde (deel)vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte echter geen hoger beroep open tegen deze beslissing. Het hof zal de verdachte dan ook nietontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven (deel)vrijspraak ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde zaken met de nummers 2, 4a en 4b.

4.Het vonnis waarvan beroep

Naast voornoemde partiële vrijspraak heeft de rechtbank verdachte bij vonnis waarvan beroep veroordeeld ten aanzien van de overige onder 1 ten laste gelegde zaken, te weten de zaken met de nummers 1, 3 en 4c tot en met 22, tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de rechtbank verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging. De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15] , allemaal betrekking hebbend op materiële schade, heeft de rechtbank geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16] heeft de rechtbank slechts toegewezen voor wat betreft de gevorderde materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partijen [benadeelde 17] en [benadeelde 18] heeft de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt ten aanzien van het bewijs, de straf en deels ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en daarom opnieuw rechtdoen.

5.De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 september 2018 tot 08 mei 2019 in na te noemen plaats(en) en/of gemeente(n), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna te noemen aangever(s)/gedupeerde(n) en/of op en/of in hierna te noemen plaats(en) en/of datum/data en/of periode(s), te weten:
1. pagina 203, mutatienummer 2018265248) [benadeelde 3] en/of [naam 1] op 9 november 2018 te [plaats 1] en/of [plaats 2] . geld ter waarde van (749,50 + 659,70 + 632 + 421=) 2.462,20 euro en/of
3. ( pagina 313, mutatienummer 2018252910) [benadeelde 16] op 3 december 2018 te [plaats 3] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (690,30 + 520,40 =) 1.210,70 euro en/of 4c. (pagina 424, mutatienummer 2018354998) [naam 2] en/of [benadeelde 12] op 24 november 2018 te [plaats 4] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (749,50 + 523,90 + 721,80 + 489 + 1.240,50 =) 3.724,70 euro en/of
5. ( pagina 427, mutatienummer 2018357769) [benadeelde 7] op 11 december 2018 te [plaats 5] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (693,60 + 728,50 + 703,50 + 638,25 =) 2.763,85 euro en/of
6. ( pagina 475, mutatienummer 2018238751) [benadeelde 8] op 12 december 2018 te [plaats 6] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (510,25 + 745,85 + 622,35 + 688,25 =) 2.566,70 euro en/of
7. ( pagina 504, mutatienummer 2018387126) [benadeelde 9] op 27 december 2018 te [plaats 7] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (1.999,60 + 650 + 500 =) 3.149,60 euro en/of
8. ( pagina 536, mutatienummer 2019019884) [naam 3] op 16 januari 2019 te [plaats 8] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 2.099,85 euro en/of
9. ( pagina 564, mutatienummer 2019019086) [benadeelde 11] op 16 januari 2019 te [plaats 9] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 724,95 euro en/of
10. ( pagina 604, mutatienummer 2018419784) [benadeelde 1] op 13 september 2018 te [plaats 10] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (634,71 + 621,71 =) 1.256,42 euro en/of
11. ( pagina 617, mutatienummer 2018218087) [benadeelde 4] op 9 november 2018 te [plaats 11] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (461,99 + 431,61 =) 893,60 euro en/of
12. ( pagina 649, mutatienummer 2018347354) [benadeelde 5] op 13 november 2018 te [plaats 12] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (871,99 + 761,99 =) 1.633,98 euro en/of
13. ( pagina 657, mutatienummer 2018245633) [benadeelde 6] in of omstreeks de periode van 26 november 2018 tot 4 december 2018 te [plaats 13] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (430,20 + 520,30 =) 950,50 euro en/of
14. ( pagina 694, mutatienummer 2019046273) [benadeelde 10] op 1 maart 2019 te [plaats 14] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (2.980,60 + 3.655,40 + 5.422,60 =) 12.058,60 euro en/of
15. ( pagina 736, mutatienummer 2019062325) [naam 4] en/of [naam 5] op 5 maart 2019 te [plaats 15] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (2.389,90 + 3.149,50 + 1.869,90 + 1.621,75 =) 9.031,15 euro en/of
15a. (pagina 786, mutatienummer 2019068613) [benadeelde 13] op 5 maart 2019 te [plaats 16] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 2.055,80 euro en/of
15b. + 15c. (pagina 805, mutatienummer 2019086347 en 818, mutatienummer 2019057471) [benadeelde 14] en/of [naam 6] op 5 maart 2019 te [plaats 8] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 2.576,75 euro en/of
16. ( pagina 840, mutatienummer 2018279751) [benadeelde 2] op 27 september 2018 te [plaats 17] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (681,61 + 471,99 =) 1.153,60 euro en/of
17. ( pagina 861, mutatienummer 2018306619) [naam 7] op 8 november 2018 te [plaats 18] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 963,25 euro en/of
18. ( pagina 896, mutatienummer 2018321651) [benadeelde 15] op 28 november 2018 te [plaats 8] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (745,95 + 930,40 + 333,20 + 2.135,68 + 3.488,70 =) 9.799,57 euro en/of
19. ( pagina 1070, mutatienummer 2019063446) [naam 8] op 23 april 2019 te [plaats 19] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 2.634,75 euro en/of
20. ( pagina 1144, mutatienummer 2019073291) [naam 9] op 28 maart 2019 (te omstreeks 11.10 uur) te [plaats 20] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 3.249,50 euro en/of 20a. (pagina 1147, mutatienummer 2019074542) [naam 9] op 28 maart 2019 (te omstreeks 10.14 uur) te [plaats 20] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (3.125,55 + 2.865,95 =) 5.991,50 euro en/of
21. ( pagina 1165, mutatienummer 2019132693) [naam 10] op 29 april 2019 te [plaats 21] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van 5.754,65 euro en/of
22. ( pagina 1195, mutatienummer 2019094995) [naam 11] op 30 april 2019 te [plaats 3] en/of [plaats 2] , geld ter waarde van (750 + 750 + 685,65 + 497,50 =) 2.683,15 euro
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van voornoemd(e) geld(bedrag(en)), in elk geval enig geld/goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- contact opgenomen met (de) aangever(s)/benadeelde(n) via whatsapp, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer, en zich voor gedaan als een (bekend) familielid en/of bekende en/of voorzien van een profielfoto van dat (bekende) familielid en/of bekende, gebruik makend van het/de telefoonnummer(s), te weten:
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
o [telefoonnummer] en/of
- aangegeven een nieuwe provider en/of telefoonnummer te hebben, met verzoek het oude nummer te verwijderen en het nieuwe nummer op te slaan en/of
- aangegeven door het nieuwe telefoonnummer problemen te ondervinden met zijn/haar telefoon en/of geen geld te kunnen overmaken en/of problemen te hebben met internetbankieren en/of foutmeldingen te krijgen en/of te vragen een of meer geldbedragen over te maken op het/de bankrekeningnummer(s) omdat deze rekeningen betaald moesten worden en er anders een verhoging zou worden doorberekend, te weten:
o (begunstigde) [rekeningnummer] omschrijving [naam 24] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 12] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 13] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 14] en/of
o [rekeningnummer] en/of
o [rekeningnummer] en/of
o [rekeningnummer] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 15] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 16] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 17] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 18] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 19] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 19] en/of
o [rekeningnummer] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 20] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 19] en/of
o [rekeningnummer] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 21] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 22] en/of
o [rekeningnummer] ten name van [naam 23] en/of
- beloofd het geld spoedig weer over te maken aan (de) aangever(s)/benadeelde(n) en/of op deze wijze het vertrouwen had gewekt waardoor (de) aangever(s)/benadeelde(n) een of meer geldbedragen stortten op bovengenoemde bankrekeningnummer(s), waardoor bovengenoemde aangevers/gedupeerden (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 september 2018 tot 08 mei 2019, te [plaats 2] , althans in Nederland, voorwerpen, te weten geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.Overweging met betrekking tot het bewijs

6.1.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
6.2.1.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich primair, namens Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman zich primair, namens verdachte, op het standpunt gesteld dat deze van dit feit vrijgesproken dient te worden nu niet bewezen kan worden dat verdachte zich als pleger of medepleger schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Op basis van het dossier en verdachtes verklaring kan vastgesteld worden dat hij verschillende geldbedragen heeft gepind, verschillende geldbedragen op zijn rekeningen heeft ontvangen en mensen heeft gezocht die, net als verdachte, hun rekening en/of betaalpas ter beschikking wilden stellen. Niet vastgesteld kan echter worden dat hij op een andere manier, te weten als pleger of medepleger, betrokken is geweest bij de Whatsappoplichting door bijvoorbeeld contact op te nemen met de aangevers of benadeelden, zich voor te doen als een bekende van hen, aan te geven een nieuwe provider of telefoonnummer te hebben, aan te geven door het nieuwe telefoonnummer problemen te ondervinden met internetbankieren, te vragen geldbedragen over te maken op het/de bankrekeningnummer(s) omdat er rekeningen betaald moesten worden en te beloven het ontvangen geld weer spoedig terug over te maken. Er is geen bewijs in het dossier waaruit volgt dat sprake is geweest van enige (nauwe) samenwerking met anderen aan de kant van verdachte voor wat betreft de ten laste gelegde oplichtingshandelingen. Ook is geen sprake van een significante wezenlijke bijdrage hieraan door verdachte of van opzet zijnerzijds, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist van de oplichtingspraktijken.
Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het hof, indien het in tegensteling tot zijn primaire standpunt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde komt, slechts tot een bewezenverklaring kan komen van dit feit voor zover het betrekking heeft op de zaken met de nummers 19 tot en met 22.
6.2.2.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
6.3.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn uitgewerkt en opgenomen. Het hof is verder van oordeel dat op basis van dezelfde bewijsmiddelen eveneens het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder op de navolgende wijze.
6.3.1.
Het onder 1 ten laste gelegde
6.3.1.1. Betrokkenheid van verdachte bij de onder 1 ten laste gelegde oplichting
Op basis van het dossier [1] kan er naar het oordeel van het hof met betrekking tot het vaststellen van verdachtes betrokkenheid bij de onder 1 ten laste gelegde oplichtingszaken een driedeling gemaakt worden van categorieën waarin deze zaken kunnen worden ingedeeld. Dit betreft de zaken waarin sprake zou zijn geweest van het pinnen van geldbedragen door verdachte (i), de zaken waarin sprake zou zijn geweest van het overboeken van geldbedragen naar bankrekeningnummers op naam van verdachte (ii) en zaken waaruit de betrokkenheid van verdachte zou kunnen worden afgeleid uit bevindingen uit het onderzoek aan de bij hem in beslag genomen mobiele telefoon (iii). Om te kunnen beoordelen of verdachte kan worden aangemerkt als pleger of medepleger ten aanzien van de verschillende onder 1 ten laste gelegde oplichtingszaken binnen deze categorieën, dient het hof eerst per categorie vast te stellen of, en zo ja, en in hoeverre verdachte betrokken is geweest bij de oplichting in de zaken binnen die categorie.
6.3.1.1.1. Zaken waarin sprake zou zijn geweest van het pinnen van geldbedragen door verdachte
Met betrekking tot de zaken waarin sprake zou zijn geweest van het pinnen van geldbedragen door verdachte, te weten de zaken met de nummers 1, 3, 4c, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 15a, 15b en 18, geldt dat uit het dossier blijkt dat alle aangevers of benadeelden van deze zaken in hun aangifte hebben verklaard dat zij op de in hun aangifte genoemde data via Whatsapp zijn benaderd door iemand die zich, naar achteraf bleek, voordeed als een bekend familielid of een andere bekende en die, voorzien van een profielfoto van dat bekende familielid of andere bekende en gebruik makend van verschillende in hun aangifte genoemde telefoonnummers, aangaf een nieuwe provider en/of telefoonnummer te hebben, hen verzocht het oude nummer te verwijderen en het nieuwe nummer op te slaan. Vervolgens werd aangegeven dat er problemen werden ondervonden met zijn/haar telefoon en/of dat er geen geld kon worden overgemaakt en/of dat er problemen waren met internetbankieren en/of dat er foutmeldingen waren. In verband hiermee werd er aan de aangevers of benadeelden steeds gevraagd één of meer geldbedragen over te maken op de verschillende in de aangiftes genoemde bankrekeningnummers omdat er rekeningen (met enige spoed) betaald moesten worden en er anders een verhoging zou worden doorberekend. Ook werd er gezegd dat het geld weer zo spoedig mogelijk terug zal worden gestort. Hierdoor hebben de aangevers/benadeelden, in de veronderstelling dat zij dit voor een bekend familielid of andere bekende deden, één of meer geldbedragen gestort naar vorenbedoelde bankrekeningnummers. [2]
Uit het dossier blijkt vervolgens dat verdachte in vorenbedoelde zaken steeds op camerabeelden (of in het geval van zaak 18 op zogenaamde snapshots) van pinautomaten in Nederland is herkend, waar hij, binnen zeer korte tijd nadat het eerste telefonische contact was opgenomen met voornoemde aangevers of benadeelden of nadat de verschillende, hiervoor bedoelde geldbedragen waren gestort, geldbedragen, die veelal met de gestorte bedragen correspondeerden, heeft gepind vanaf vorenbedoelde bankrekeningnummers. [3] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij inderdaad degene is geweest die in voornoemde zaken de betreffende bedragen heeft gepind. [4]
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de oplichting in de zaken met de nummers 1, 3, 4c, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 15a, 15b en 18.
6.3.1.1.2. Zaken waarin sprake zou zijn geweest van het overboeken van geldbedragen naar bankrekeningnummers op naam van verdachte
Met betrekking tot de zaken waarin sprake zou zijn geweest van het overboeken van geldbedragen naar bankrekeningnummers op naam van verdachte, te weten de zaken met de nummers 10, 11, 12, 13, 16 en 17, geldt dat ook hier uit het dossier blijkt dat alle aangevers of benadeelden in hun aangifte hebben verklaard dat zij op de in hun aangifte genoemde data via Whatsapp op dezelfde wijze als hiervoor omschreven zijn opgelicht en zij daardoor één of meer geldbedragen gestort hebben naar de in hun aangifte genoemde bankrekeningnummers. [5]
Uit het dossier blijkt vervolgens dat de bankrekeningnummers, waarnaar in deze zaken geldbedragen waren overgemaakt, op naam van verdachte of zijn bedrijf stonden. [6] Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het hier inderdaad om zijn bankrekeningnummers gaat en dat hij deze ter beschikking heeft gesteld om er geld op te laten storten. [7]
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte ook betrokkenheid heeft gehad bij de oplichting in de zaken met de nummers 10, 11, 12, 13, 16 en 17.
6.3.1.1.3. Zaken waaruit de betrokkenheid van verdachte zou kunnen worden afgeleid uit bevindingen uit het onderzoek aan de bij hem in beslag genomen mobiele telefoon
Met betrekking tot de zaken waaruit de betrokkenheid van verdachte zou kunnen worden afgeleid uit bevindingen uit het onderzoek aan de bij hem in beslag genomen mobiele telefoon [8] , te weten de zaken met de nummers 19 tot en met 22, geldt eveneens dat uit het dossier blijkt dat alle aangevers of benadeelden in hun aangifte hebben verklaard dat zij op de in hun aangifte genoemde data via Whatsapp op dezelfde wijze als hiervoor omschreven, zijn opgelicht en zij daardoor één of meer geldbedragen gestort hebben naar de in hun aangifte genoemde bankrekeningnummers omdat zij dachten dat zij dit deden naar een bekend familielid of een andere bekende. [9]
Uit het dossier blijkt vervolgens dat de mobiele telefoon, die onder verdachte in beslag is genomen, na inbeslagname is onderzocht. [10] Hieruit is met betrekking tot zaak 19 gebleken dat er een chatgesprek via Whatsapp op de telefoon wordt gevoerd met [naam 25] . Er wordt op 19 april 2019 gevraagd naar het telefoonnummer en de inloggegevens van [naam 26] , deze naam komt overeen met de naam van [naam 26] , wonende op het [adres 2] te [plaats 2] . Dit betreft de persoon op wiens naam de bankrekeningnummer staat die is gebruikt bij de oplichting in zaak 19, alsmede het woonadres waarvan bij onderzoek ernaar verdachtes naam naar voren komt. [11]
[naam 25] deelt vervolgens het contact van [naam 26] en een inlogcode. Middels de bij verdachte in beslag genomen telefoon wordt vervolgens aan [naam 25] opgedragen om [naam 26] een wachtwoordzin aan te laten maken en gezegd dat hij vervolgens een pincode moet opsturen. [naam 25] stuurt deze code, te weten [code 1] , op. Vervolgens wordt vanaf de telefoon geschreven dat [naam 25] de limiet omhoog moet doen. Deze schrijft dat hij daar een 6-cijferige code voor nodig heeft, die de gebruiker van de telefoon zou moeten hebben. Hierop wordt er vanaf de telefoon een code, te weten [code 2] , gestuurd en er wordt vervolgens om de pincode van [naam 26] gevraagd. Deze wordt door [naam 25] toegezonden. Er wordt een aantal keren gevraagd vanaf de in beslag genomen telefoon of [naam 26] het geld al op de rekening heeft staan. Vervolgens wordt er vanaf de telefoon medegedeeld dat de gebruiker ervan “die van [naam 26] (het hof begrijpt: de rekening van [naam 26] ) wel doet”. [naam 25] schrijft vervolgens op 23 april 2019 om 13.31 uur dat [naam 27] er geld op heeft staan en [naam 26] ook. [12]
Met betrekking tot zaak 20 is gebleken dat er op de onder verdachte in beslag genomen telefoon foto’s zijn aangetroffen. Hieronder ook foto 16 [13] , die op 28 maart 2019 om 11.18 uur is opgeslagen, en foto 17 [14] , die op 28 maart 2019 om 11.18 uur is opgeslagen, beide op dezelfde dag en binnen korte tijd nadat de aangevers [naam 9] slachtoffer waren geworden van oplichting en geld hadden overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] [15] . Foto 16 betreft een print-screen van een betaling. De volgende gegevens zijn onder meer op foto 16 te zien: “Bunq B.V.”, [rekeningnummer] , “€ 3.249,50”, “ [rekeningnummer] ” en “28 maart 2019 11:09”. Foto 17 [16] betreft wederom een print-screen van een betaling. De volgende gegevens zijn onder meer op foto 17 te zien: “Bunq B.V. - 3.125,55”, “ [rekeningnummer] ”, “omschrijving [rekeningnummer] ” en ”transactiereferentie 28-03-2019 11:06”. [17]
Betreffende zaak 21 blijkt uit het onderzoek van de in beslag genomen telefoon dat er een Whatsappgesprek is aangetroffen met [naam 25] waarin er op 29 april 2019 vanaf de bij verdachte in beslag genomen telefoon de volgende berichten naar [naam 25] worden gestuurd: [bericht 1] , [bericht 2] [bericht 3] “Kan je inloggen kan je zien” en “5700”. Vervolgens wordt er vanaf deze mobiele telefoon een print-screen (foto 8 [18] ) van een betaalrekening van de ING-bank verzonden om 17.32 uur. Op deze foto staat een overzicht van een bankrekeningnummer ( [rekeningnummer] ) op naam van Mw. [naam 22] (foto 9 [19] ). Op deze rekening staat een bedrag dat correspondeert met het bedrag dat bij aangeefster [naam 28] afhandig is gemaakt (€ 5.754,65) door vorenbedoelde oplichting. Vervolgens wordt er vanaf de telefoon een foto (foto 8 [20] ) naar [naam 29] gestuurd waarop een bijschrijving te zien is op vorenbedoelde bankrekeningnummer van een bedrag van € 5.754,65. [21]
Ten aanzien van zaak 22 is gebleken dat er op de onder verdachte in beslag genomen telefoon ook een Whatsappgesprek is aangetroffen met [naam 25] waarin er vanaf de telefoon op 30 april 2019 om 13.26 uur een foto, te weten foto 7 [22] , wordt verzonden van een bankafschrift naar [naam 25] waarop te zien is dat [naam 30] , aangeefster in zaak 22, een drietal bedragen heeft overgemaakt naar een Rabobankrekening. [23]
Verdachte heeft met betrekking tot vorenbedoelde mobiele telefoon ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij deze in bezit had. Toen verdachte ter terechtzitting werd gevraagd of hij dan ook degene is geweest die de aangetroffen gesprekken op de telefoon heeft gevoerd, of hij (een deel van de) de aangetroffen print-screens heeft verzonden in de gesprekken en of hij gebruik heeft gemaakt van de relevante applicaties op de telefoon, antwoordde hij dat hij wel gebruikt heeft gemaakt van de applicaties, maar dat hij niet degene is geweest die de betreffende gesprekken heeft gevoerd. Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet de eigenaar was van de telefoon. Dat waren “de jongens”, oftewel – naar het hof begrijpt – de twee anderen die volgens verdachte wel voor de oplichtingspraktijken verantwoordelijk waren. Hij zou de telefoon elke ochtend bij hen hebben opgehaald, zodat hij met hen kon communiceren over het pinnen van de geldbedragen. Elke avond zou hij de telefoon weer terug hebben gebracht. Anderen hebben derhalve ook gebruik kunnen maken van de telefoon. Op de vraag of dit dan betekende dat verdachte wel degene was die de gesprekken via de telefoon heeft gevoerd voor zover deze overdag hebben plaatsgevonden, antwoordde verdachte dat hij ook overdag niet de enige is geweest die de telefoon gebruikte, maar dat de anderen dit ook wel deden. Dit als hij overdag bij hen (in de buurt) was. Desgevraagd gaf verdachte ook aan dat het aan het telefoon gekoppelde e-mailadres, te weten [e-mailadres] , niet van hem was. [24]
Het hof acht verdachtes verklaring, in het licht van het gehele dossier, onaannemelijk en ongeloofwaardig. Hiervoor acht het hof allereerst van belang dat uit het dossier blijkt dat de mobiele telefoon onder verdachte in beslag is genomen. [25] Verder heeft verdachte aanvankelijk, zowel ter terechtzitting in hoger beroep als in eerste aanleg, stellig verklaard dat hij de bezitter [26] respectievelijk eigenaar [27] was van de mobiele telefoon. Pas op het moment dat verdachte hierover kritische vragen werden gesteld, relativeerde respectievelijk herzag hij zijn aanvankelijke verklaring door te stellen dat ook anderen gebruik hebben gemaakt van de mobiele telefoon. [28] Het hof valt hier een patroon op van gedrag waarmee geprobeerd lijkt te worden om de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde te ontlopen. Daarbij komt dat verdachte de stelling dat ook anderen gebruik maakten van de telefoon en dat het e-mailadres dat eraan gekoppeld [29] was (waarin zijn achternaam verwerkt is) niet van hem is op geen enkele wijze heeft onderbouwd en deze stelling ook geen steun vindt in het dossier. Derhalve stelt het hof vast dat verdachte degene is geweest die de mobiele telefoon in gebruik had gedurende, in ieder geval, het laatste gedeelte van de ten laste gelegde periode en daarmee degene is geweest die de gesprekken, zoals hierboven opgenomen, vanaf de telefoon heeft gevoerd. Aldus stelt het hof de betrokkenheid van verdachte ook met betrekking tot de zaken met de nummers 19 tot en met 22 vast.
6.3.1.2. Medeplegen
Gelet op het hiervoor overwogene kan op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld worden dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de oplichting in de zaken met de nummers 1, 3 en 4c tot en met 22. Er zijn onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte verantwoordelijk is geweest voor het opzetten van het whatsapp-contact met slachtoffers. Verdachte heeft bovendien zelf verklaard dat er twee andere personen betrokken waren bij de oplichtingen. [30] Vervolgens is dan ook de vraag dan aan de orde of verdachte met zijn betrokkenheid als medepleger kan worden aangemerkt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid van een verdachte aan een strafbaar feit als medepleger kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan of het helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat er om dat verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
In dit kader wijst het hof erop dat uit verdachtes verklaring ter terechtzitting in hoger beroep en het dossier volgt dat verdachtes eerste pinmoment, voor zover op basis van het dossier vast te stellen, op 9 november 2018 omstreeks 12.09 uur plaatsvond. Hij heeft toen bij een pinautomaat een geldbedrag gepind van een bankrekening met nummer [rekeningnummer] , die niet van hem was en heeft daarbij gebruikgemaakt van andermans bankpas en pincode [31] . Dit pinnen gebeurde binnen korte tijd nadat er contact was opgenomen met aangeefster [benadeelde 3] om het geld te storten. [32] Vervolgens heeft verdachte, zo blijkt uit de hierboven beschreven feiten en bewijsmiddelen, steeds met hantering van dezelfde werkwijze, gedurende een langere periode en met regelmaat, geld gepind op verschillende momenten en plekken waarbij hij gebruik heeft gemaakt van verschillende bankpassen en pincodes, die hij soms, zo heeft hij zelf ter terechtzitting verklaard, bij een ander dan de daadwerkelijke eigenaar van de passen ophaalde [33] en die in ieder geval niet van hemzelf waren. Dit gebeurde steeds binnen korte tijd nadat het eerste contact met de aangevers of benadeelden was geweest of nadat het geld door hen was overgemaakt naar de verschillende bankrekeningen. Met deze gecoördineerde en snelle manier van werken droeg verdachte er aan bij dat het betrokken banken bij argwaan nagenoeg onmogelijk werd gemaakt de slachtoffers te waarschuwen of rekeningen te blokkeren en dat het ook aangevers of benadeelden nagenoeg onmogelijk werd gemaakt de door hun gedane overboekingen terug te draaien.
Bovendien heeft het hof hierboven vastgesteld dat de in beslag genomen telefoon, gedurende in ieder geval het laatste gedeelte van de ten laste gelegde periode, in gebruik was bij verdachte en dat hij daarmee degene is geweest die de aangetroffen applicaties op de telefoon heeft gebruikt en de gesprekken op de telefoon heeft gevoerd. Dit betrof gesprekken die buitengewoon coördinerend en faciliterend van aard waren. Zo werd er over en weer gecommuniceerd over codes voor het internetbankieren, pincodes, informatie over overboekingen, werd er door verdachte gevraagd of de limiet al was verhoogd en of het geld al was overgeboekt. [34] Ook werd er door verdachte benadrukt dat er via een betaallink moest worden betaald [35] , vermoedelijk om extra controle van de overboeking door de bank te voorkomen. Uit de gesprekken blijkt, net als uit verdachtes pingedrag, dat hij ervan op de hoogte is geweest dat er steeds op verschillende rekeningen die op naam van anderen stonden geld werd overgemaakt [36] en dat er vervolgens snel gehandeld diende te worden omdat die rekeningen anders geblokkeerd zouden (kunnen) worden [37] .
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook verklaard dat hij zich bezig hield met het regelen van andere mensen die hun bankrekening en bankpas ter beschikking wilden stellen in ruil voor geld of drugs. Hiervoor ging hij bij verslavingsklinieken langs, omdat verslaafden hier een makkelijk doelwit voor zouden zijn. [38] Het een en ander vindt ook bevestiging in de op de telefoon aangetroffen Whatsappgesprekken. [39]
Op basis van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat verdachte in ieder geval vanaf 9 november 2018 om 12.09 uur op de hoogte is geweest van de frauduleuze achtergrond van de betreffende geldbedragen nu hij deze van de bankrekening van een derde met diens pas pinde en dit zonder bijzondere reden tenminste als zeer ongebruikelijk kan worden aangemerkt. Hierbij komt dan nog dat dit pinnen steeds met spoed moest gebeuren, waarbij het hof bij een ieder bekend verondersteld dat dit betekent dat er een risico is dat de betreffende rekening wordt geblokkeerd, dan wel dat er een reden is dat de persoon die het geld heeft overgemaakt een reden heeft om dat geld snel weer terug te laten storten. Gelet op dit laatste kan het niet anders zijn dan dat verdachte werd geïnformeerd over het moment waarop hij het geld diende op te nemen en daarnaast dat verdachte wist dat de persoon die hem daarover informeerde wist wanneer het geld op die rekening terecht was gekomen. Gelet op het bewustzijn bij verdachte van de herkomst van de gelden na genoemd moment, concludeert het hof dat wanneer verdachte na genoemd moment, steeds in samenwerking met dezelfde twee andere personen, zijn bankrekeningen ter beschikking stelde, anderen regelde die hun bankrekening ter beschikking wilden stellen en bij verschillende oplichtingen een coördinerende en faciliterende rol vervulde, hij steeds een onmisbare schakel vormde in de oplichting van de aangevers in voornoemde zaken. Nu de zaken 1, 3, 4c tot en met 9, 11 tot en met 15 en 18 tot en met 22 zonder uitzondering van op of na dit (peil)moment dateren, is het hof, in tegenstelling tot het (primaire) standpunt van de raadsman, van oordeel dat ten aanzien van deze zaken kan worden gesproken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn twee mededaders en dat de bijdrage van verdachte bovendien in elk van de zaken als substantieel kan worden aangemerkt, nu de gedragingen van verdachte als geheel beschouwd moeten worden.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan oplichting in bovengenoemde zaken.
Voor wat betreft de zaken met de nummers 10, 16 en 17 is het hof van oordeel dat verdachte van deze onderdelen van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu het hier gaat om geldbedragen die op de rekening(en) van verdachte zelf zijn gestort, zonder dat het dossier er aanwijzingen voor bevat dat verdachte deze bedragen (binnen korte tijd na het ontvangen ervan) gepind heeft of dat het ontvangen van deze bedragen plaatsvond op of na het hiervoor genoemde (peil)moment.
6.3.2.
Het onder 2 ten laste gelegde
Het hof heeft hierboven geoordeeld dat bewezen kan worden dat verdachte zich, samen met twee mededaders, schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de verschillende aangevers of benadeelden in de periode van 9 november 2018 tot 8 mei 2019. Uit de beschreven bewijsmiddelen volgt dat verdachte de girale geldbedragen, die door het medeplegen van oplichting zijn verworven, voor handen heeft gehad op zijn eigen bankrekening of op bankrekeningnummers waarover hij kon beschikken doordat hij in het bezit was van een bankpas en pincode van deze rekeningen. Vervolgens blijkt dat verdachte de geldbedragen die hij voorhanden heeft gehad, heeft gepind en daarmee heeft omgezet van banktegoed (giraal geld) naar contant geld (chartaal geld). Verder heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook verklaard dat hij een deel van het geld na het pinnen heeft overgedragen aan zijn twee mededaders. [40] Hiermee is naar het oordeel van het hof sprake geweest van verhullende handelingen in de zin van artikel 420bis lid 1 onder b Sr, immers heeft verdachte het ontvangen geld van traceerbaar, giraal geld omgezet naar niet traceerbaar, chartaal geld, waarna hij het vervolgens (in delen respectievelijk gedeeltelijk) heeft overgedragen aan anderen.
Gelet op het hiervoor overwogene, alsmede op de periode en de frequentie van de witwashandelingen, is het hof van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen kan worden.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 9 november 2018 tot 08 mei 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de hierna te noemen aangevers/gedupeerden en op hierna te noemen datum/data en periode, te weten:
1. pagina 203, mutatienummer 2018265248) [benadeelde 3] op 9 november 2018, geld ter waarde van (749,50 + 659,70 + 632 + 421=) 2.462,20 euro en
3. ( pagina 313, mutatienummer 2018252910) [benadeelde 16] op 3 december 2018 geld ter waarde van (690,30 + 520,40 =) 1.210,70 euro en
4c. (pagina 424, mutatienummer 2018354998) [naam 2] op 24 november 2018, geld ter waarde van (749,50 + 523,90 + 721,80 + 489 + 1.240,50 =) 3.724,70 euro en
5. ( pagina 427, mutatienummer 2018357769) [benadeelde 7] op 11 december 2018, geld ter waarde van (693,60 + 728,50 + 703,50 + 638,25 =) 2.763,85 euro en
6. ( pagina 475, mutatienummer 2018238751) [benadeelde 8] op 12 december 2018, geld ter waarde van (510,25 + 745,85 + 622,35 + 688,25 =) 2.566,70 euro en
7. ( pagina 504, mutatienummer 2018387126) [benadeelde 9] op 27 december 2018, geld ter waarde van (1.999,60 + 650 + 500 =) 3.149,60 euro en
8. ( pagina 536, mutatienummer 2019019884) [naam 3] op 16 januari 2019, geld ter waarde van 2.099,85 euro en
9. ( pagina 564, mutatienummer 2019019086) [benadeelde 11] op 16 januari 2019, geld ter waarde van 724,95 euro en
11. ( pagina 617, mutatienummer 2018218087) [naam 31] op 9 november 2018, geld ter waarde van (461,99 + 431,61 =) 893,60 euro en
12. ( pagina 649, mutatienummer 2018347354) [benadeelde 5] op 13 november 2018, geld ter waarde van (871,99 + 761,99 =) 1.633,98 euro en
13. ( pagina 657, mutatienummer 2018245633) [benadeelde 6] in de periode van 26 november 2018 tot 4 december 2018, geld ter waarde van (430,20 + 520,30 =) 950,50 euro en
14. ( pagina 694, mutatienummer 2019046273) [benadeelde 10] op 1 maart 2019, geld ter waarde van (2.980,60 + 3.655,40 + 5.422,60 =) 12.058,60 euro en
15. ( pagina 736, mutatienummer 2019062325) [naam 4] en/of [naam 5] op 5 maart 2019, geld ter waarde van (2.389,90 + 3.149,50 + 1.869,90 + 1.621,75 =) 9.031,15 euro en 15a. (pagina 786, mutatienummer 2019068613) [benadeelde 13] op 5 maart 2019, geld ter waarde van 2.055,80 euro en
15b. + 15c. (pagina 805, mutatienummer 2019086347 en 818, mutatienummer 2019057471) [benadeelde 14] op 5 maart 2019, geld ter waarde van 2.576,75 euro en
18. ( pagina 896, mutatienummer 2018321651) [benadeelde 15] op 28 november 2018, geld ter waarde van (745,95 + 930,40 + 333,20 + 2.135,68 + 3.488,70 =) 9.799,57 euro en
19. ( pagina 1070, mutatienummer 2019063446) [naam 8] op 23 april 2019, geld ter waarde van 2.634,75 euro en
20. ( pagina 1144, mutatienummer 2019073291) [naam 9] op 28 maart 2019 (te omstreeks 11.10 uur), geld ter waarde van 3.249,50 euro en
20a. (pagina 1147, mutatienummer 2019074542) [naam 9] op 28 maart 2019 (te omstreeks 10.14 uur), geld ter waarde van (3.125,55 + 2.865,95 =) 5.991,50 euro en
21. ( pagina 1165, mutatienummer 2019132693) [naam 10] op 29 april 2019, geld ter waarde van 5.754,65 euro en
22. ( pagina 1195, mutatienummer 2019094995) [naam 11] op 30 april 2019, geld ter waarde van (750 + 750 + 685,65 + 497,50 =) 2.683,15 euro
heeft bewogen tot de afgifte van voornoemd geldbedragen hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar telkens met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
-contact opgenomen met de aangevers/benadeelden via whatsapp, en zich voor gedaan als een bekend familielid of bekende en voorzien van een profielfoto van dat bekende familielid of bekende, gebruik makend van de telefoonnummers, te weten:
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
o [telefoonnummer] en
- aangegeven een nieuwe provider en/of telefoonnummer te hebben, met verzoek het oude nummer te verwijderen en het nieuwe nummer op te slaan en
- aangegeven door het nieuwe telefoonnummer problemen te ondervinden met zijn/haar telefoon en/of geen geld te kunnen overmaken en/of problemen te hebben met internetbankieren en/of foutmeldingen te krijgen en/of te vragen één of meer geldbedragen over te maken op de bankrekeningnummers omdat deze rekeningen betaald moesten worden en er anders een verhoging zou worden doorberekend, te weten:
o (begunstigde) [rekeningnummer] omschrijving [naam 24] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 12] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 13] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 14] en
o [rekeningnummer] en
o [rekeningnummer] en
o [rekeningnummer] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 15] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 16] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 18] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 19] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 19] en
o [rekeningnummer] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 20] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 22] en
o [rekeningnummer] ten name van [naam 23] en
- beloofd het geld spoedig weer over te maken aan de aangevers/benadeelden en/of op deze wijze het vertrouwen had gewekt waardoor de aangevers/benadeelden één of meer geldbedragen stortten op bovengenoemde bankrekeningnummers, waardoor bovengenoemde aangevers/gedupeerden (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 9 november 2018 tot 08 mei 2019 te [plaats 2] , voorwerpen, te weten geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overdragen en omgezet terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft hierbij in het bijzonder het navolgende in ogenschouw genomen.
Verdachte heeft zich samen met twee mededaders, gedurende een periode van ongeveer acht maanden, schuldig gemaakt aan de oplichting van 21 personen en aan gewoontewitwassen van de uit die oplichting verkregen geldbedragen. Het ging hierbij om een goed georganiseerde oplichting die op grote schaal plaatsvond, waarbij via Whatsapp contact werd gezocht met de aangevers of benadeelden. Vervolgens werd door één van de oplichters aangegeven dat hij een bekende was van de benadeelden met een nieuw telefoonnummer en dat er (met enige spoed) een bepaald geldbedrag betaald moest worden, wat diegene zelf niet lukte. Bij de chat werd steeds gebruikgemaakt van een profielfoto van de bekende van de benadeelden. De benadeelden hebben daarop geldbedragen overgemaakt naar de opgegeven bankrekeningnummers, omdat zij dachten te maken te hebben met hun kind, een ander familielid of een andere bekende. Daarmee is misbruik gemaakt van de op zichzelf natuurlijke en invoelbare reactie van ouders en andere familieleden en bekenden om direct te hulp te schieten in een dergelijke situatie. Bovendien is het aldus ontvangen geld vervolgens door verdachte of anderen met spoed gepind om het aangevers zo goed als onmogelijk te maken het door hun overgemaakte geld terug te krijgen. De buit van deze oplichting was ruim
€ 62.000,00. Door zijn handelen heeft verdachte, samen met zijn mededaders, niet alleen een grove inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangevers of benadeelden, maar ook hun vertrouwen in de medemens geschaad en hun gevoel van onveiligheid vergroot. De oplichting heeft ook voor de betrokken banken van de aangevers of benadeelden overlast en schade veroorzaakt. Feiten zoals deze zijn tevens schadelijk voor de rest van de maatschappij, nu zij onder meer het algemene vertrouwen in het digitale betalingsverkeer aantasten. Door het ontvangen geld vervolgens wit te wassen heeft verdachte eraan bijgedragen dat de door de oplichting ontvangen opbrengsten aan het zicht werden onttrokken, niet meer terug konden worden gekregen door aangevers of benadeelden en dat daaraan een schijnbaar legale herkomst werd gegeven. Hiermee heeft hij eveneens bijgedragen aan het schaden van de legale economie en de ontwrichting van de integriteit van het financieel economische verkeer en de openbare orde. Voor zijn handelen en de gevolgen daarvan voor de aangevers of benadeelden en de maatschappij heeft verdachte geen, of slechts in beperkte mate, verantwoordelijkheid genomen.
Het hof weegt bij de strafoplegging mee het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 april 2025 van verdachte, waaruit blijkt dat deze eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Op grond van dit uittreksel stelt het hof tevens vast dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte al drie jaren een eigen schildersbedrijf heeft. Hij wordt als ZZP’er ingeschakeld door andere bedrijven, maar ook door particulieren. Verdachte heeft verklaard dat zijn bedrijf goed loopt en dat hij al klussen gepland heeft staan voor de rest van het jaar. Verder heeft verdachte verklaard dat hij samenwoont met zijn vrouw en hun drie kinderen. Zijn vrouw werkt niet, maar van verdachtes inkomen kan het gezin goed rondkomen. Verdachte is, naar eigen zeggen, op eigen kracht gestopt met het gebruik van drugs. De oplegging van een langdurige gevangenisstraf zou voor verdachte betekenen dat hij zijn werkzaamheden binnen zijn bedrijf niet voort kan zetten en dat hij zijn bedrijf, naar eigen zeggen, kwijt zal raken. Ook zou hij zijn woning, waarin zijn gezin ook woont, kwijtraken omdat hij dan de bijbehorende lasten niet meer zou kunnen betalen.
Het hof heeft ook het reclasseringsrapport van 15 juni 2022 meegewogen dat met betrekking tot verdachte door Reclassering Nederland is opgemaakt (hierna: het reclasseringsrapport). Hieruit is onder andere gebleken dat de reclassering, vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, adviseert om bij een veroordeling een taakstraf op te leggen.
In lijn met voornoemd reclasseringsrapport heeft de raadsman zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de zaak niet met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar met een taakstraf afgedaan dient te worden. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat, gezien de door hem bepleite vrijspraak ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde oplichting, de geringe rol die verdachte bij de oplichting zou hebben gespeeld, de schending van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oplegging van een taakstraf meer op zijn plek is.
Het hof volgt de raadsman, en daarmee ook het reclasseringsrapport, niet. Het hof is namelijk van oordeel dat de oplegging van een taakstraf geen recht zou doen aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals blijkend uit het hiervoor overwogene. Gelet hierop acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur zoals door de advocaat-generaal gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, in beginsel op zijn plaats.
Het hof stelt echter met de raadsman vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), zowel in eerste aanleg, als in hoger beroep is overschreden. De termijn die voor de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep staat, bedraagt in beide gevallen twee jaren. Uit het dossier blijkt dat verdachte op 7 mei 2019 in verzekering is gesteld. Het vonnis waarvan beroep dateert van 7 juli 2022. Tussen deze twee data is een termijn van drie jaren en twee maanden verstreken, hetgeen in eerste aanleg een termijnoverschrijding oplevert van één jaar en twee maanden. Verder heeft verdachte op 14 juli 2022 hoger beroep ingesteld en is het onderhavige arrest uitgesproken op 23 mei 2025. Tussen deze twee data is een termijn van twee jaren en (afgerond) tien maanden verstreken, hetgeen in hoger beroep een termijnoverschrijding van (afgerond) tien maanden oplevert. Op grond van vaste jurisprudentie inzake de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM dienen deze overschrijdingen te worden gecompenseerd en dient het hof, gelet op de lange duur van de overschrijding, bij de beoordeling daarvan naar bevind van zaken te handelen. Het hof ziet in onderhavige zaak aanleiding om vanwege het voorgaande een lagere gevangenisstraf op te leggen dan het in beginsel passend had geacht.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof passend en geboden de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

11.Vorderingen van de benadeelde partijen

11.1.
Geheel of gedeeltelijk toe te wijzen vorderingen
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 16] (betreffende gevorderde materiële schade), [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15]
De in onderstaand schema opgenomen benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding van na te noemen bedragen betreffende materiële schade. Deze vorderingen zijn bij vonnis waarvan beroep allemaal geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de in onderstaand schema opgenomen benadeelde partijen als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade hebben geleden tot de in het schema opgenomen bedragen. Alle schadeposten zijn afzonderlijk van elkaar voldoende onderbouwd, vinden steun in de inhoud van het dossier en zijn verder inhoudelijk niet betwist door de verdediging. Verdachte is derhalve tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de verschillende vorderingen, zoals in onderstaand schema opgenomen en vermeerderd met de wettelijke rente, zullen worden toegewezen. Het hof zal de betalingsverplichting van verdachte aan de benadeelde partijen hoofdelijk opleggen. Zodoende kan hij zich in een civielrechtelijke procedure eventueel nog verhalen op (één van) zijn mededaders.
Aanvullende overweging ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
In aanvulling op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat op basis van de onderbouwing van de schade en de overige inhoud van het dossier voldoende is komen vast te staan dat benadeelde partij [benadeelde 6] schade heeft geleden gelijk aan het gevorderde bedrag, ondanks dat een lager bedrag is opgenomen bij zaak 13 in de tenlastelegging.
Aanvullende overweging ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Hoewel het hof op grond van het hiervoor overwogene net als de rechtbank van oordeel is dat de gehele vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] , vermeerderd met de wettelijke rente, kan worden toegewezen, stelt het hof op basis van het dossier vast dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] niet € 3.149,60, maar € 2.949,60 bedraagt. De benadeelde partij [benadeelde 9] heeft namelijk op het schadeformulier aangegeven dat hij slechts de vergoeding vordert van een bedrag van € 2.949,60 nu een deel van de schade, te weten € 200,00, reeds door zijn bank is vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de toegewezen schade door verdachte zal worden vergoed, zal het hof steeds ook de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna (in het dictum) te noemen wijze. Evenals de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen zal het hof ook de verplichting tot betaling aan de Staat in het kader van deze maatregel hoofdelijk opleggen.
Schema
Benadeelde partij
Gevorderde (materiële) schade
Handhaving in hoger beroep?
Door het hof toe te wijzen bedrag
Datum wettelijke rente vanaf:
Schade vergoedingsmaatregel
[benadeelde 3]
€ 2.461,20
Ja
€ 2.461,20
9 november 2018
Ja
[benadeelde 4]
€ 893,60
Ja
€ 893,60
9 november 2018
Ja
[benadeelde 5]
€ 1.633,98
Ja
€ 1.633,98
13 november 2018
Ja
[benadeelde 6]
€ 2.371,20
Ja
€ 2.371,20
26 november 2018
Ja
[benadeelde 16]
€ 1.210,70
Ja
€ 1.210,70
3 december 2018
Ja
[benadeelde 7]
€ 2.673,85
Ja
€ 2.673,85
11 december 2018
Ja
[benadeelde 8]
€ 2.566,70
Ja
€ 2.566,70
12 december 2018
Ja
[benadeelde 9]
€ 2.949,60
Ja
€ 2.949,60
27 december 2018
Ja
[benadeelde 10]
€ 10.978,00
Ja
€ 10.978,00
1 maart 2019
Ja
[benadeelde 11]
€ 741,95
Ja
€ 741,95
16 januari 2019
Ja
[benadeelde 12] ,
€ 3.725,15
Nee
€ 3.725,15
24 november 2018
Ja
[benadeelde 13] ,
€ 2.055,00
Ja
€ 2.055,00
5 maart 2019
Ja
[benadeelde 14]
€ 2.576,75
Ja
€ 2.576,75
5 maart 2019
Ja
[benadeelde 15]
€ 9.799,57
Ja
€ 9.799,57
28 november 2018
Ja
11.2.
Af te wijzen vordering
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16] betreffende gevorderde immateriële schade
Het hof is van oordeel dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de gestelde immateriële schade. Het hof zal om die reden dit deel van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 16] afwijzen.
11.3.
Niet-ontvankelijke benadeelde partijen
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De door de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gestelde schade wordt vermeend veroorzaakt te zijn door de oplichting zoals onder 1 in de zaken 10 en 16 ten laste gelegd. Het hof zal verdachte echter, zoals hiervoor reeds is overwogen, vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging. De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] kunnen daarom niet in hun vordering worden ontvangen.
11.4.
Ten overvloede
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 17] en [benadeelde 18]
Het hof heeft verdachte hiervoor niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde oplichting voor zover deze betrekking heeft op de zaken 2, 4a en 4b. De zaken 4a en 4b betreffen de oplichtingzaken waarin sprake is van benadeling van benadeelde partij [benadeelde 17] respectievelijk benadeelde partij [benadeelde 18] . De niet-ontvankelijkverklaring van verdachte in het hoger beroep betreffende vorenbedoelde zaken 4a en 4b heeft tot gevolg dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 17] en [benadeelde 18] niet ter beoordeling voorliggen aan het hof.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
verklaartverdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van de impliciet cumulatief ten laste gelegde oplichting in de zaken met de nummers 2, 4a en 4b.
Vernietigthet vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet opnieuw recht:
verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Verklaarthet onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar,
kwalificeertdit als hiervoor vermeld en
verklaartde verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 16] (betreffende gevorderde materiële schade), [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] , [benadeelde 14] en [benadeelde 15]
Wijstin verband met het onder 1 bewezenverklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen ter zake van materiële schade
toetot na te noemen bedragen, waarvoor verdachte steeds met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeeldde verdachte in de door de benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak, begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers zoals hieronder opgenomen, ter zake van de onder 1 bewezenverklaarde na te noemen bedragen als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaaltde duur van de gijzeling per schadevergoedingsmaatregel steeds op ten hoogste het aantal hierna te noemen dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers niet op.
Bepaaltdat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Benadeelde partij/slachtoffer
Toegewezen bedrag
Datum wettelijke rente vanaf:
Aantal dagen gijzeling
[benadeelde 3]
€ 2.461,20
9 november 2018
19
[benadeelde 4]
€ 893,60
9 november 2018
7
[benadeelde 5]
€ 1.633,98
13 november 2018
12
[benadeelde 6]
€ 2.371,20
26 november 2018
18
[benadeelde 16]
€ 1.210,70
3 december 2018
9
[benadeelde 7]
€ 2.673,85
11 december 2018
21
[benadeelde 8]
€ 2.566,70
12 december 2018
20
[benadeelde 9]
€ 2.949,60
27 december 2018
23
[benadeelde 10]
€ 10.978,00
1 maart 2019
84
[benadeelde 11]
€ 741,95
16 januari 2019
6
[benadeelde 12] ,
€ 3.725,15
24 november 2018
29
[benadeelde 13] ,
€ 2.055,00
5 maart 2019
16
[benadeelde 14]
€ 2.576,75
5 maart 2019
20
[benadeelde 15]
€ 9.799,57
28 november 2018
76
Benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1]
Verklaartde benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Veroordeeltde benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. P.S. Bakker, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Bita, griffier,
en op 23 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna naar paginanummers wordt verwezen, worden hiermee bedoeld paginanummers van een in wettelijke vorm, door de daartoe bevoegde ambtenaren, opgemaakt proces-verbaal uit het politiedossier FJORD/ON3R019007 van Politie Oost-Nederland, nummer 201905220847. AGD, van 22 november 2019.
2.P. 203-205 (zaak 1: [benadeelde 3] ); p. 313-314 (zaak 3: [benadeelde 16] ); p. 424-425 (zaak 4c: [benadeelde 12] ); p. 427-429 (zaak 5: [benadeelde 7] ); p. 475-476 en p. 481-484 (zaak 6: [benadeelde 8] ); p. 504-505 (zaak 7: [benadeelde 9] ); p. 536-537 (zaak 8: [naam 3] ); p. 564-565 (zaak 9: [benadeelde 11] ); p. 694-695B (zaak 14: [benadeelde 10] ); p. 736-738 (zaak 15: [naam 4] ; p. 786-788 en 792 (zaak 15a: [benadeelde 13] ); p. 805-806 en p. 808 (zaak 15b: [benadeelde 14] ); p. 896-899 (zaak 18: [benadeelde 15] ).
3.P. 224 en 227 (zaak 1: [benadeelde 3] ); p. 334, 337 en 348-349 (zaak 3: [benadeelde 16] ); p. 353-354, 393-395, 379-30, 383-384 en 386 en 386 (zaak 4c: [benadeelde 12] ); p. 445, 447 en 463-466 (zaak 5: [benadeelde 7] ); p. 463-466, 493, 495 en 498 (zaak 6: [benadeelde 8] ); p. 515m 517 en 524-529 (zaak 7: [benadeelde 9] ); p. 545, 547 en 558-559 (zaak 8: [naam 3] ); p. 558-559, 577, 586 en 588 (zaak 9: [benadeelde 11] ); p. 699-700, 701, 703, 723-724, 729-730 en 734-735 (zaak 14: [benadeelde 10] ); p. 752-753, 757, 769-771, 778-779, 782-783 (zaak 15: [naam 4] ; zaak 15a: [benadeelde 13] en 15b: [benadeelde 14] ); p. 935, 953, 956-958 en 959-961 (zaak 18: [benadeelde 15] ).
4.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
5.P. 604-606 (zaak 10: [benadeelde 1] ); p. 616-618 (zaak 11: [benadeelde 4] ); p. 649-651 (zaak 12: [benadeelde 5] ); p. 657-660 (zaak 13: [benadeelde 6] ); p. 840-841 (zaak 16: [benadeelde 2] ); p. 861-863 (zaak 17: [naam 7] ).
6.P. 606 en 614-615 (zaak 10: [benadeelde 1] ); p. 623 en 641-642 (zaak 11: [benadeelde 4] ); p. 655-656 (zaak 12: [benadeelde 5] ); p. 682, 683 en 691-692 (zaak 13: [benadeelde 6] ); p. 852, 853-854 en 857-858 (zaak 16: [benadeelde 2] ); p. 882 en 883 (zaak 17: [naam 7] ).
7.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
8.P. 1014.
9.P. 1070-1072 en 1073 (zaak 19: [naam 8] ); p. 1144-1145 en 1147-1148 (zaak 20: [naam 9] ); p. 1165 en 1180 (zaak 21: [naam 28] ); p. p. 1194 (zaal 22: [naam 11] ).
10.P. 1014-1035.
11.P. 1142.
12.P. 1015-1016.
13.P. 1024.
14.P. 1032.
15.P. 1144-1145, p. 1147-1148 en p. 1163-1164.
16.P. 1032.
17.P. 1024-1025 en 1031-1032.
18.P. 1016 en p. 1029.
19.P. 1016 en p. 1030.
20.P. 1016 en p. 1029.
21.P. 1015-1016 en p. 1029.
22.P. 1029.
23.P. 1015-1016 en 1029.
24.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
25.P. 1014.
26.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
27.P. 2 en p. 4 van het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 23 juni 2022.
28.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep en p. 2 en p. 4 van het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 23 juni 2022.
29.P. 1021.
30.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
31.P. 224-225.
32.P. 203-204 en 224-225.
33.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
34.P. 1014-1027.
35.P. 1018.
36.P. 1014-1027.
37.P. 1015-1016.
38.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.
39.P. 1019.
40.De verklaring van verdachte zoals deze blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 mei 2025 in hoger beroep.