ECLI:NL:GHARL:2025:3175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
200.349.877/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige zorgregeling met opbouw en opheffing van door de rechtbank bepaalde restricties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voorlopige zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, die voortkwam uit een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, die bepaalde dat de kinderen één keer per twee weken op een neutrale plek omgang hadden met hem. De moeder, verweerster in hoger beroep, voerde aan dat de voorgestelde regeling in stand moest blijven in afwachting van een raadsonderzoek. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en het verloop van de procedure in hoger beroep besproken, waarbij onder andere de minderjarige kinderen zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de moeder met de kinderen naar een andere woonplaats is verhuisd na een escalatie in de relatie. Het hof heeft geconcludeerd dat de huidige omgangsregeling te onrustig is voor de kinderen en dat het in hun belang is om een band met hun vader te behouden. Daarom heeft het hof de voorlopige zorgregeling gewijzigd, zodat de omgang ook in de woning van de vader kan plaatsvinden en de duur van de omgang is uitgebreid. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.877/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 147830)
beschikking van 20 mei 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. R.P. Adema te Harderwijk,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.H. Noorman te Emmen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 10 januari 2025;
- een brief namens de vader van 27 januari 2025 met bijlage(n);
- het verweerschrift.
2.2
Op 14 april 2025 zijn de minderjarige [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verschenen, die ieder afzonderlijk door de voorzitter van het hof in bijzijn van de griffier zijn gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 15 april 2025 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad was een vertegenwoordiger aanwezig.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2011 met elkaar gehuwd. Hun huwelijk is [in] 2024 ontbonden. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2015.
3.2
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over de kinderen.
3.3
Na een escalatie tussen de ouders in april 2024 heeft de moeder met de kinderen de echtelijke woning in [woonplaats1] verlaten en is zij met hen naar haar ouders in [woonplaats2] vertrokken. Sindsdien wonen de moeder en de kinderen in [woonplaats2] en gaan de kinderen in [woonplaats2] naar school.
3.4
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, de beslissing over het hoofdverblijf van de kinderen, de vervangende toestemming om te verhuizen en de zorgregeling aangehouden en de raad verzocht hier een onderzoek naar te verrichten en uiterlijk binnen zes maanden te rapporteren, en als voorlopige zorgregeling bepaald dat de kinderen één keer per twee weken een dag in het weekend omgang hebben met de vader op een neutrale plek, niet zijnde [woonplaats1] , waarbij de moeder de kinderen haalt en brengt.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader komt met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking. De grief ziet op de voorlopige zorgregeling. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarbij de voorlopige zorgregeling is vastgesteld, en opnieuw rechtdoende, (in afwachting van het door de rechtbank gevraagde raadsonderzoek) een voorlopige zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen, inhoudende dat de kinderen bij de vader verblijven gedurende een weekend per twee weken, van vrijdagmiddag 17.00 uur dan wel zaterdagochtend 10.00
uur tot zondagavond 18.00 uur, alsmede gedurende de helft van de feest- en vakantiedagen,
met instandhouding/bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep voor het overige.
4.2
De moeder voert verweer en verzoekt het hof het hoger beroep van de vader niet-ontvankelijk te verklaren, althans om hem dit te ontzeggen, en de bestreden beschikking te bekrachtigen, al dan niet onder verbetering van de gronden.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
5.2
De vader is het niet eens met de door de rechtbank -in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek- vastgestelde voorlopige zorgregeling. Het gaat de vader zowel om het feit dat de omgang niet bij hem thuis noch in [woonplaats1] mag plaatsvinden, als om de in zijn ogen te beperkte duur van de omgang. Omdat de omgang buiten [woonplaats1] moet plaatsvinden, voelt hij zich genoodzaakt om altijd iets te ondernemen met de kinderen, zoals een zwembad of een pretpark bezoeken. Naast dat dit de nodige kosten meebrengt, vindt de omgang nu altijd plaats in een geforceerde setting in plaats van in de rust van de thuisomgeving van de vader. De vader vindt dat dit niet bijdraagt aan het opbouwen en behouden van een normale vader-kindrelatie. Daar komt bij dat zijn ernstig zieke moeder, die voorheen wekelijks contact had met de kinderen, mee moet naar een drukke openbare gelegenheid als zij haar kleinkinderen wil zien. Ook vindt de vader de duur van de omgang te kort. De kinderen moeten op de dag van de omgang de lange reis ondernemen heen en weer vanuit [woonplaats2] . Volgens de vader is dat een hoop rennen en vliegen en blijft er weinig tijd over, hetgeen ook niet bijdraagt aan de kwaliteit van hun contact.
5.3
Volgens de moeder is de voormalig echtelijke woning en heel [woonplaats1] een beladen plek voor de kinderen, door de incidenten en onveiligheid die daar hebben plaatsgevonden. De moeder vindt dat de voorlopige zorgregeling in stand moet blijven in afwachting van de uitkomsten van het raadsonderzoek.
5.4
Voor het hof staat voorop dat kinderen in beginsel recht hebben op een veilig, voorspelbaar en duurzaam contact met beide ouders. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken volgt dat het raadsonderzoek inmiddels is afgerond, maar dat het rapport van de raad nog niet kan worden opgeleverd, omdat de moeder een klacht heeft ingediend tegen de raad. Hierdoor is onduidelijk welke definitieve zorgregeling de raad in het belang van de kinderen acht en wanneer dat duidelijkheid wordt. Ondanks het ontbreken van het raadsrapport is het hof van oordeel dat de huidige regeling te onrustig voor de kinderen en daarmee niet in hun belang is. Het is in het belang van de kinderen dat zij in staat worden gesteld een band te houden met hun vader. Daarvoor is het nodig dat zij frequent, zinvol en normaal contact hebben met elkaar. Het altijd moeten ondernemen van uitjes buiten de deur draagt niet bij aan het normaliseren van het contact. Voor het hof weegt bovendien mee dat de vader, toen de ouders nog samen waren, een deel van de zorg voor zijn rekening nam, zodat de kinderen gewend waren aan die rol van de vader. Verder is niet gebleken dat er op dit moment enige bezwaren zijn voor omgang met de vader bij hem thuis in [woonplaats1] . Op de zitting is gebleken dat de door de moeder geuite zorgen over de veiligheid in de thuissituatie bij de vader zien op incidenten die zich in het verleden volgens haar hebben voorgedaan in of rond de thuissituatie bij de vader. De moeder heeft niet weersproken dat er, ook volgens de politie, recent geen incidenten meer zijn geweest en dat het rustig is bij de vader en in zijn omgeving. Het hof ziet ook geen andere redenen waarom de omgang tussen de vader en de kinderen niet in [woonplaats1] of in de woning van de vader zou kunnen plaatsvinden.
5.5
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voorlopige zorgregeling moet worden gewijzigd in die zin dat de door de rechtbank vastgestelde beperking in de locatie waar de omgang plaatsvindt, niet langer geldt. Dit betekent dat de omgang ook in [woonplaats1] mag plaatsvinden, bij de vader thuis dan wel bij de oma. Daarnaast acht het hof het in het belang van de kinderen dat de omgang in duur wordt uitgebreid. Omdat de kinderen sinds de verhuizing met de moeder naar [woonplaats2] niet meer bij de vader thuis noch in [woonplaats1] zijn geweest, is wel een opbouw nodig, op de wijze zoals hierna in de beslissing is opgenomen, zodat de kinderen weer kunnen wennen aan de omgeving van [woonplaats1] en de woning van de vader.

6.De slotsom

Het hof zal de bestreden beschikking ten aanzien van de voorlopige zorgregeling voor de duidelijkheid geheel vernietigen en met een aanpassing van de locatie en de duur opnieuw vaststellen, waarbij de omgang wordt opgebouwd.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
14 oktober 2024, ten aanzien van de voorlopige zorgregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt als voorlopige zorgregeling tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en de vader vast:
- de kinderen verblijven één keer in de twee weken in het weekend bij de vader, waarbij de omgang ook in [woonplaats1] en in de woning van de vader of de woning van de oma mag plaatsvinden;
- de moeder brengt en haalt de kinderen naar en van [woonplaats1] ;
- er geldt de volgende opbouw:
- de eerste keer na de datum van deze beschikking hebben de kinderen één keer op zaterdag omgang met de vader van 10.00 uur tot 18.00 uur;
- vervolgens hebben de kinderen één keer omgang met de vader van zaterdagochtend 10.00 uur tot zondagavond 18.00 uur;
- daarna is de omgang tussen de vader en de kinderen van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur, alsmede de helft van de feest- en vakantiedagen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, C. Coster en B.J. Voerman, bijgestaan door mr. M.J. van Mourik als griffier, en is op 20 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.