ECLI:NL:GHARL:2025:3178

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
200.350.771/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag ouders over minderjarige na ernstige bedreigingen in ontwikkeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kind. De rechtbank Noord-Nederland had eerder, op 13 november 2024, het gezag van de ouders beëindigd, en de moeder ging hiertegen in beroep. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de minderjarige, die sinds 25 mei 2022 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI), zorgvuldig overwogen. De ouders hebben vier kinderen, waarvan de oudste drie al eerder uit huis zijn geplaatst. De minderjarige is sinds oktober 2022 bij pleegouders geplaatst en heeft sinds mei 2024 geen contact meer met de ouders. De moeder is in februari 2025 aangehouden en verblijft momenteel in een GGZ-instelling. Het hof concludeert dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige op zich te nemen binnen een aanvaardbare termijn. De ouders hebben zich intimiderend en bedreigend opgesteld tegenover instanties, wat samenwerking onmogelijk maakt. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, omdat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is ter bescherming van de belangen van de minderjarige, die recht heeft op een veilige en stabiele omgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.771/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 196688)
beschikking van 20 mei 2025
over de beëindiging van het gezag over
[de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. K.E. Wielenga te Leeuwarden,
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
Hoog Risico en expertise Team (HRT),
Landelijke Staforganisatie te Den Haag.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] (de vader),

die woont in Leeuwarden,
advocaat: mr. K.E. Wielenga te Leeuwarden,
de gecertificeerde instelling
2. Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(de GI),
die is gevestigd in Leeuwarden,

3.de pleegouders van [de minderjarige] ,

die wonen op een geheim adres.

1.Samenvatting

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft het gezag van de moeder en de vader over [de minderjarige] beëindigd. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben vier kinderen: [kind1] (2014), [kind2] (2015), [kind3] (2017) en
[de minderjarige] . [de minderjarige] is geboren [in] 2022. Het gezag van de ouders over [kind1] , [kind2] en [kind3] is op 25 mei 2022 beëindigd. Het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid oefent de voogdij uit over de oudste drie kinderen. Zij wonen samen in een pleeggezin.
2.2.
De ouders oefenen samen het gezag uit over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] is sinds 25 mei 2022 (voorlopig) onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling wordt namens de GI uitgevoerd door het Landelijk Expertiseteam Jeugdbescherming (Let JB).
2.4.
[de minderjarige] is met een op 25 mei 2022 verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van de kinderrechter (vanuit het ziekenhuis) uit huis geplaatst. Zij woont vanaf 9 oktober 2022 bij de pleegouders.
2.5.
Sinds mei 2024 vindt geen omgang tussen de ouders en [de minderjarige] meer plaats. Tot die tijd zagen zij [de minderjarige] onder begeleiding van [naam1] .
2.6.
In februari 2025 is de moeder aangehouden door de politie en gedwongen opgenomen in een GGZ-instelling, waar zij op dit moment nog verblijft.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De raad heeft de rechtbank verzocht het gezag van de ouders te beëindigen.
3.2.
De rechtbank heeft het verzoek van de raad toegewezen. Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 13 november 2024.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moederis het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank om haar gezag en dat van de vader te beëindigen ongedaan maakt.
4.2.
De raadwil dat de beslissing in stand blijft.
4.3.
De GIwil dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.4.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift;
  • het verweerschrift;
  • de stukken van de moeder ingediend op 12 februari 2025;
  • de stukken van de moeder ingediend op 8 april 2025.
4.5.
De zitting bij het hof was op 10 april 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder en de vader met hun advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de raad;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • twee vertegenwoordigers van LET JB.

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij moet duidelijk zijn dat de ouder de verzorging en opvoeding niet binnen een aanvaardbare termijn weer zelf op zich kan nemen. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid, die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade in zijn ontwikkeling op te lopen. De rechtbank kan het gezag van een ouder ook beëindigen als de ouder het gezag misbruikt. [1]
5.2.
Het belang van het kind staat voorop. Een kind dat niet bij zijn ouders kan wonen heeft recht op zekerheid over waar het woont en blijft wonen. [2]
Hoe oordeelt het hof?
5.3.
De rechtbank heeft het gezag van de ouders terecht beëindigd.
De beslissing van de rechtbank zal in stand blijven (worden bekrachtigd).
5.4
Het hof vindt dat de rechtbank haar beslissing zorgvuldig heeft gemotiveerd. Het hof neemt die motivering – na eigen onderzoek – over en maakt die tot de zijne. In aanvulling daarop overweegt het hof nog het volgende.
5.5
Namens de moeder is in hoger beroep aangevoerd dat het te vroeg is voor de beëindiging van het gezag van de ouders, omdat niet kan worden vastgesteld dat de onduidelijkheid over het perspectief van [de minderjarige] op dit moment schadelijk is voor haar. Volgens de moeder is [de minderjarige] nog zo jong dat zij hiervan nu nog niets meekrijgt. De moeder voert aan dat de ouders geen misbruik maken van hun gezag en instemmen met alles wat in het belang van [de minderjarige] is, behalve dan met de uithuisplaatsing. Er is nog nooit vervangende toestemming nodig geweest, aldus de moeder. Daarbij komt dat de moeder momenteel in behandeling is bij de GGZ en dat het nog onzeker is hoe dat verder gaat lopen. Volgens de moeder voldoet de uitspraak van de rechtbank niet aan de eisen van artikel 8 EVRM.
5.6
Evenals de raad en de GI verwacht het hof niet dat de ouders in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen binnen de periode van onzekerheid, die [de minderjarige] kan overbruggen zonder ernstige schade in haar ontwikkeling op te lopen, voor zover die periode al niet ruimschoots is verstreken. Het hof acht het niet reëel dat wat in de afgelopen drie jaar met [de minderjarige] en in de jaren daarvoor met de oudste drie kinderen van de ouders niet is gelukt, binnen afzienbare termijn ineens anders zal zijn. Er is geen constructieve communicatie en samenwerking met de ouders mogelijk. Zij stellen zich in contact met instanties intimiderend, bedreigend en agressief op. De ouders weigeren elke vorm van hulpverlening. Vanaf het begin van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] zijn het LET JB (dat eerder al betrokken was bij de oudste drie kinderen) van de GI en het HRT van de raad ingezet vanwege veiligheidsrisico’s. Gedurende de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is geen verbetering opgetreden in de houding van de ouders. Het is niet voor het eerst dat de begeleide omgangsregeling vanuit veiligheidsoverwegingen is gestaakt. Nog altijd is geen enkel overleg mogelijk met de ouders. Omdat het de GI niet lukt te overleggen met de ouders, is samenwerking niet mogelijk. Het resultaat hiervan is dat de ondertoezichtstelling de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] niet heeft kunnen opheffen. Net als de rechtbank vindt het hof dat is voldaan aan het wettelijk criterium voor de beëindiging van het gezag.
5.7
Het hof vindt de beëindiging van het gezag van de ouders over [de minderjarige] noodzakelijk ter bescherming van de belangen en rechten van [de minderjarige] . De inbreuk op het familie- en gezinsleven van de ouders is daarmee gerechtvaardigd. Van strijd met artikel 8 EVRM is geen sprake. [de minderjarige] is net drie jaar en heeft nooit bij de ouders thuis gewoond. Sinds haar geboorte heeft zij relatief weinig en onregelmatig contact met de ouders gehad. [de minderjarige] woont inmiddels 2,5 jaar bij de pleegouders aan wie zij gehecht is. [de minderjarige] ontwikkelt zich goed in het pleeggezin en kan daar blijven opgroeien. Ook al krijgt [de minderjarige] vanwege haar jonge leeftijd tot op heden mogelijk nog niet zoveel mee van de strijd over haar toekomst-perspectief, zij zal zich daar binnen afzienbare tijd meer bewust van worden. Dan zal [de minderjarige] willen weten waar zij gaat opgroeien. Zolang zij dat niet weet kan zij onrust en onzekerheid ervaren. Dat is schadelijk voor haar ontwikkeling. Daarom heeft zij duidelijkheid nodig. De pleegouders hebben evengoed duidelijkheid nodig, zodat de hechting vanaf hun kant richting [de minderjarige] onvoorwaardelijk verder op gang kan komen. De zekerheid en rust die [de minderjarige] en de pleegouders nodig hebben kan in dit geval niet anders dan met een gezagsbeëindigende maatregel worden bewerkstelligd. De moeder stelt weliswaar dat de ouders tot op heden geen beslissingen over [de minderjarige] in de weg hebben gestaan, maar de belangrijkste beslissing die de ouders in de weg staan is dat [de minderjarige] opgroeit in een pleeggezin. De ouders vinden dat zij prima voor [de minderjarige] kunnen zorgen en dat het perspectief van [de minderjarige] bij de moeder thuis moet liggen. Deze overtuiging van de ouders en de grensoverschrijdende manier waarop zij die uitdragen zal voor onrust en strijd rondom [de minderjarige] blijven zorgen. Dat strookt niet met het belang van [de minderjarige] om veilig en ontspannen op te groeien bij de pleegouders. De ouders erkennen geen zorgen over hun persoonlijk functioneren of opvoedingsproblemen. Dat maakt dat voortzetting van de uithuisplaatsing in het vrijwillig kader geen reële mogelijkheid is. Omdat het niet de bedoeling van de wetgever is dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing oneindig worden verlengd, is nu een verderstrekkende maatregel op zijn plaats.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
13 november 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, L. van Dijk en
N. van Meesters-van Luijk, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 20 mei 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.artikel 1:266 lid 1 onder a en b BW
2.Artikel 3 en artikel 20 Verdrag inzake de rechten van het kind