ECLI:NL:GHARL:2025:3199

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
21-000037-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot liquidatie en brandstichting in Enschede met gebruik van vuurwapens

In deze zaak is een 44-jarige man veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf voor een poging tot liquidatie van een man in Enschede op 31 januari 2017, het in brand steken van een kapper in Enschede op 2 februari 2017, het bezit van een automatisch vuurwapen met munitie en twee bedreigingen. De verdachte is vrijgesproken van de voorbereiding van een aanslag op een café in Enschede en van een andere bedreiging. De strafmaat houdt rekening met de gewijzigde wettelijke regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling en de overschrijding van de redelijke termijn. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn in hun geheel toegewezen. De zaak betreft een reeks van gewelddadige incidenten in de regio, waarbij de verdachte betrokken was bij meerdere pogingen tot moord en bedreigingen. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en de verzamelde bewijsmiddelen, waaronder DNA-analyses en getuigenverklaringen, in overweging genomen bij het vaststellen van de schuld van de verdachte. De verdachte heeft zijn betrokkenheid ontkend, maar het hof acht de bewijzen overtuigend en heeft de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000037-20
Uitspraak d.d.: 28 mei 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 20 december 2019 met parketnummer 08-952329-18 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1981,
thans verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 juni 2023, 21 juni 2023 en [geboortedag] 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn advocaten, mr. D.C. Vlielander en mr. R.P. van der Graaf, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door mr. E.M. Keulen namens de benadeelde partij [slachtoffer 1/ benadeelde] en door mr. A.P. Drosten namens de benadeelde partij [slachtoffer 2/ benadeelde] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor het medeplegen van twee pogingen tot moord, voor het bezit van een automatisch vuurwapen met bijbehorende munitie en voor bedreiging van meerdere personen, tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar met aftrek van het voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1/ benadeelde] en [slachtoffer 2/ benadeelde] zijn toegewezen, steeds vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een (enigszins) andere bewijsbeslissing komt en het hof deze beslissing baseert op (deels) andere gronden. Daarnaast komt het hof tot een andere strafoplegging. Daarom zal het hof opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 2 februari 2017 samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2/ benadeelde] met benzine en/of een brandbare stof heeft besprenkeld en deze vervolgens tot ontbranding heeft gebracht.
Primair is dit ten laste gelegd als een poging tot moord, subsidiair als een poging tot doodslag en meer subsidiair als zware mishandeling al dan niet met voorbedachten rade;
feit 2:
op 5 juli 2017 samen met (een) ander(en) ter voorbereiding op het plegen van de misdrijven moord, doodslag en/of zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of vernieling van café [cafe] aan de [adres 1] in [plaats 1] een AK47 en bijbehorende scherpe munitie heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
feit 3:
op 5 juli 2017 samen met (een) ander(en) een AK47 en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
feit 4:
op 31 januari 2017 samen met (een) ander(en) met een vuurwapen op korte afstand een of meer kogels in het lichaam van [slachtoffer 1/ benadeelde] heeft geschoten.
Primair is dit ten laste gelegd als een poging tot moord, subsidiair als een poging tot doodslag;
feit 5:
in de periode van 20 september 2017 tot en met 10 januari 2018 [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft bedreigd.
Volledig luidt de tenlastelegging – na wijziging ter terechtzitting in eerste aanleg – aan verdachte dat:
1. primair
hij op of omstreeks 02 februari 2017, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2/ benadeelde] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven opzettelijk die [slachtoffer 2/ benadeelde] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, heeft/hebben besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, heeft/hebben aangestoken, althans tot ontbranding heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 02 februari 2017, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2/ benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, opzettelijk die [slachtoffer 2/ benadeelde] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, heeft/hebben besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, heeft/hebben aangestoken, althans tot ontbranding heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 02 februari 2017, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 2/ benadeelde] opzettelijk al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote delen van) het lichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 2/ benadeelde] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot ontbranding te brengen;
2.
hij op of omstreeks 05 juli 2017, te [plaats 1] en/of te [plaats 2] , althans in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord en/of zware mishandeling met voorbedachte rade op/van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of een of meer andere personen aanwezig in cafe [cafe] en/of opzettelijke vernieling van gebouwen (te weten cafe [cafe] gevestigd aan de [adres 1] te [plaats 1] ), terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was (art. 170 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een scherp vuurwapen (machinegeweer AK 47) en/of een grote hoeveelheid bijbehorende scherpe munitie, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 5 juli 2017, te [plaats 2] , althans in Nederland, en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een automatisch vuurwapen, te weten een machinegeweer AK47, zijnde een wapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie en/of een hoeveelheid munitie van categorie III , te weten 30 patronen kal. 7.62 en/of 45 patronen kal. 7.62x39mm en/of 30 patronen kal. 7.65 mm en/of 4 patronen kal. 30x- 06, voorhanden heeft gehad;
4. primair
hij op of omstreeks 31 januari 2017, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1/ benadeelde] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, immers heeft verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer 1/ benadeelde] met een vuurwapen opzettelijk, op korte afstand, een of meer kogels in het lichaam geschoten en/of die [slachtoffer 1/ benadeelde] met een of meer kogels in het lichaam getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 31 januari 2017, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1/ benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer 1/ benadeelde] met een vuurwapen opzettelijk, op korte afstand, een of meer kogels in het lichaam geschoten en/of die [slachtoffer 1/ benadeelde] met een of meer kogels in het lichaam getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 september 2017 tot en met 10 januari 2018, te [plaats 3] en/of te [plaats 4] , althans te Nederland, (telkens)
[slachtoffer 5] - per sms en/of telefonisch - heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door (telkens) die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ben sneller daar dan je denkt" en/of "Ik ben in mijn hoofd in staat om je dood te maken, ik jou niet, niemand jou. Dan ga ik andere mensen gek praten, dat andere mensen wat gaan doen" en/of "Als je nog een keer contact met me zoekt of naar de wouten gaat, steek ik je in brand. Als we jou willen halen we je dan verdwijn je wort niet meer gevonden" en/of "Ik heb tegen hun gezegd, ik kan jullie wat vertellen, dan moeten jullie er voor zorgen dat je [slachtoffer 5] de kop kaal scheert en dat die [slachtoffer 6] in het ziekenhuis komt", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 5] (omstreeks 21 september 2017, te [plaats 3] ) met een schaar in haar (linker)hand te steken en plukken uit haar haar te knippen en/of
[slachtoffer 6] - per sms en/of telefonisch - heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door (telkens) die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat zien wat ik met jou ga doen, vraag maar hoe ik ben [naam 1] heb ik met mes bewerkt [naam 2] in elkaar geslagen [naam 3] aan laten rijden" en/of "Jou gaat ook iets over komen kk zwerver zweer op mijn kinderen jij gaat heel snel zien als je man bent bel je me op of reageer je maar hoorde al dat je een schijt bak was maar sta ik of iemand anders voor je is geen weg terug", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
[slachtoffer 7] (indirect) heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, door (telkens) opdracht te geven aan meerdere personen (onder wie [naam 4] , [slachtoffer 5] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] ) om het woonadres van die van [slachtoffer 7] te achterhalen teneinde mensen langs te kunnen sturen naar die van [slachtoffer 7] en/of die van [slachtoffer 7] (daardoor) te intimideren en/of geweld tegen die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of personen uit te oefenen, welke opdrachten en welke intenties ter kennis is gekomen van die [slachtoffer 7] via kennissen (onder wie [naam 7] ) en via de politie die van [slachtoffer 7] hierover in kennis heeft gesteld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Inleiding
In 2017 hebben zich verschillende gewelddadige gebeurtenissen voorgedaan in (de omgeving van) [plaats 1] , [plaats 4] en [plaats 5] (Duitsland). Naar aanleiding van deze incidenten heeft de politie verschillende opsporingsonderzoeken ingesteld, waaronder het onderzoek
Egypte. In dit onderzoek staan onder meer centraal:
  • de beschieting van [slachtoffer 1/ benadeelde] in [plaats 1] op 31 januari 2017;
  • het in brand steken van een kapper , [slachtoffer 2/ benadeelde] , in [plaats 1] op 2 februari 2017;
  • de beschieting van een man in [plaats 5] op 24 mei 2017;
  • de beschieting van een [club] in [plaats 1] op 19 september 2017;
  • de beschieting van een woning ( [adres 2] ) in [plaats 1] op 19 september 2017.
Verdachte en zijn broer [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zijn in het kader van het onderzoek
Egypteals verdachte aangemerkt en zijn ieder voor hun betrokkenheid bij een aantal van voornoemde feiten door het openbaar ministerie vervolgd.
Verdachte wordt onder meer verweten betrokkenheid te hebben gehad bij de beschieting van [slachtoffer 1/ benadeelde] in [plaats 1] op 31 januari 2017 en het in brand steken van [slachtoffer 2/ benadeelde] op 2 februari 2017 in [plaats 1] .
Feit 1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot moord. Aangezien naast verdachte ook de chauffeur van de vluchtauto bij dit feit betrokken is geweest, moet volgens de advocaat-generaal van medeplegen worden uitgegaan.
Het standpunt van de verdediging
Op basis van het onderliggende dossier kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat verdachte pleger of medepleger van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde is, aangezien er geen bewijs voorhanden is waarmee verdachte op de plaats delict wordt geplaatst. Verzocht is om verdachte integraal van het onder 1 tenlastegelegde vrij te spreken.
De verdediging heeft zich daarbij in het bijzonder op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de getuige [getuige 1] over de betrokkenheid van verdachte bij de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Deze verklaringen zijn gelet op de persoon van [getuige 1] niet betrouwbaar. Verdachte zelf ontkent dat er een bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 18 september 2017 waar hij in aanwezigheid van [getuige 1] over zijn betrokkenheid bij de aanslag op de kapper zou hebben verklaard, terwijl dit ook niet door andere onderzoeksresultaten wordt bevestigd.
Indien het hof verdachte als dader verantwoordelijk houdt voor de aanslag op de kapper , is verzocht om hem vrij te spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat er geen aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer als gevolg van het ontsteken van de over hem gespoten brandbare vloeistof zou komen te overlijden.
Het oordeel van het hof
Inleiding: de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde]
Op 2 februari 2017 werd [slachtoffer 2/ benadeelde] (hierna: [slachtoffer 2/ benadeelde] ) in zijn kapperszaak, genaamd [naam 9] en gevestigd te [plaats 1] , door een persoon met een brandbare vloeistof bespoten en in brand gestoken.
Volgens de in de kapperszaak aanwezige getuigen kwam een man de zaak binnengelopen. Het gezicht van deze man was bedekt. De man sproeide direct uit of met behulp van een voorwerp gedurende drie tot vijf seconden een solide straal vloeistof tegen en over het hoofd en bovenlichaam van [slachtoffer 2/ benadeelde] . Daardoor was [slachtoffer 2/ benadeelde] doorweekt met vloeistof. Vervolgens heeft de man de vloeistof doen ontbranden. [slachtoffer 2/ benadeelde] vatte onmiddellijk vlam. Zijn hoofd en zijn gehele bovenlichaam en armen hebben gedurende enige tijd in brand gestaan. Er was ook vuur op de grond. De dader rende na het in brand steken van [slachtoffer 2/ benadeelde] weg en stapte in een auto, die vervolgens met hoge snelheid wegreed. Een in de kapperszaak aanwezige persoon schoot [slachtoffer 2/ benadeelde] te hulp door een emmer water over hem heen te gooien. Door de brand raakte 12,8% van het lichaamsoppervlak van [slachtoffer 2/ benadeelde] verbrand, waarvan 12,1% tweedegraads brandwonden betroffen en 0,7% derdegraads brandwonden.
De vraag die het hof moet beantwoorden is of verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] .
De betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaringen van [getuige 1]
Het hof overweegt dat de getuige [getuige 1] op verschillende momenten in de tijd verklaringen heeft afgelegd: in het onderzoek
Egypteover verdachte en [medeverdachte] en het daaraan verwante onderzoek
Nauruover de verdachten [verdachte in onderzoek Nauru 1] en [verdachte in onderzoek Nauru 2] . Over de persoon van [getuige 1] en diens verklaringen is binnen deze onderzoeken veel te doen (geweest). [getuige 1] onderhield contacten met personen gelieerd aan of deel uitmakend van een groepering die bekend staat als de [groep] . [getuige 1] verklaart over contacten met [verdachte in onderzoek Nauru 1] en diens echtgenote [naam 10] en met andere personen uit de kring rond [verdachte in onderzoek Nauru 1] . Daarnaast had hij contact met [naam 11] en met een (rivaliserende) groep van personen rondom deze [naam 11] , al dan niet deel uitmakend van de inmiddels verboden motorclub [MC] . De verstandhoudingen tussen de genoemde personen en groeperingen waren diffuus en waren in tijd veranderlijk, wat naar het oordeel van het hof maakt dat met de belastende verklaringen van personen uit (de omgeving van) deze groeperingen over of in de richting van andere personen uit de groeperingen in beginsel terughoudend moet worden omgegaan, omdat bij het afleggen van die verklaringen verschillende belangen een rol kunnen hebben gespeeld.
[getuige 1] heeft vaak en uitvoerig verklaard over het criminele milieu waarin hij zich bevond, en over de daarbij betrokken personen. In het licht van de verdenking tegen verdachte van het onder 1 tenlastegelegde, acht het hof voornamelijk van belang wat [getuige 1] op 23 september 2017 over de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] (“de kapper ”) heeft verklaard, omdat dit het eerste moment is waarop [getuige 1] concreet uitspreekt wie de kapper in brand zou hebben gestoken.
Kort samengevat heeft [getuige 1] op dat moment tegenover de politie verklaard dat in eerste instantie hij de opdracht had gekregen om de kapper te doden. De man moest dood, met zo veel mogelijk pijn. Hij zou daar 100.000 euro voor krijgen. Deze opdracht heeft [getuige 1] geweigerd, waarop de opdracht naar iemand anders is gegaan. [getuige 1] heeft verder verklaard dat ‘ [verdachte] ’ de uitvoerder is van de aanslag op de kapperszaak. [getuige 1] heeft [verdachte] één keer ontmoet tijdens wat [getuige 1] ‘het rechtbankje’ noemt, en dat zou hebben plaatsgevonden op 18 september 2017 boven de growshop van [naam 12] aan de [adres 3] in [plaats 1] . [getuige 1] verklaart hierover dat [verdachte] was gaan switchen en voor andere mensen was gaan werken en dat [verdachte] tegen die mensen zou hebben gezegd dat hij opdrachten had gekregen van ene [getuige 1] . Daarom moesten [verdachte] en [getuige 1] op 18 september 2017 komen en moest [verdachte] [getuige 1] aanwijzen. Dat kon hij niet, zo verklaart [getuige 1] : “Dat was ook een soort rechtbank zoals vandaag hier”.
Bij die gelegenheid heeft [verdachte] verteld dat hij degene is geweest die de kapper in brand heeft gestoken. [verdachte] zou voor deze actie 26.000 euro hebben gekregen.
Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris op 10 december 2018 heeft [getuige 1] bevestigd dat hij [verdachte] boven de growshop heeft gesproken. Toen aan [getuige 1] in dat verhoor gevraagd werd of hij de voornaam van [verdachte] kende, verklaarde [getuige 1] dat hij zijn roepnaam – [verdachte] – kende. ‘ [bijnaam 2] ’ is het broertje van [verdachte] , maar in verband met de kapper gaat het volgens [getuige 1] over ‘ [bijnaam 1] ’.
Het hof acht de verklaringen van [getuige 1] , zoals afgelegd op 23 september 2017 en 10 december 2018, betrouwbaar en geloofwaardig en overweegt daarover het volgende.
Dat het ‘rechtbankje’, waar [getuige 1] over heeft verklaard, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, vindt steun in het dossier. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat onder andere [naam 25] bij deze bijeenkomst aanwezig was, van wie later – op basis van zendmastgegevens van een aan hem gelinkt telefoonnummer – is gebleken dat zijn telefoon op die dag een mast heeft aangestraald in de buurt van de [adres 3] in [plaats 1] . Daarnaast duiden de zendmastgegevens en appgesprekken horend bij de telefoon van verdachte zelf ook op een bijeenkomst van personen die zijn gelieerd aan een ‘club’, op die dag.
Het hof acht daarbij in het bijzonder van belang dat [getuige 1] slechts een week na het plaatsvinden van deze bijeenkomst – of: ‘het rechtbankje’ – een verklaring heeft afgelegd over ’ [verdachte] ’ en diens betrokkenheid bij het plegen van de aanslag op de kapper , terwijl de inhoud van de hiervoor genoemde ondersteunende bewijsmiddelen hem op dat moment niet bekend konden zijn.
De verklaring van [getuige 1] over zijn relatie tot ‘ [bijnaam 1] ’ en diens broer ‘ [bijnaam 2] ’ komt authentiek en waarachtig over. Niet is gebleken dat [getuige 1] in relatie tot verdachte op enig moment, dus ook niet op 23 september 2017, een bepaald belang heeft gehad om iets anders dan de waarheid te verklaren. Dat de verklaringen van [getuige 1] op ondergeschikte punten (minder) consistent zijn, doet naar het oordeel van het hof aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid daarvan niet af. Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de verklaringen van [getuige 1] wel voor het bewijs gebruikt kunnen worden en zal dat ook doen.
Over het signalement van de persoon die [slachtoffer 2/ benadeelde] in brand heeft gestoken, heeft [slachtoffer 2/ benadeelde] verklaard dat het ging om een lang persoon met lange benen (letterlijk heeft [slachtoffer 2/ benadeelde] verklaard: “zoals we zeggen van die ooievaarsbenen”). Volgens de in de kapperszaak aanwezige getuigen [getuige 2] en [getuige 3] was de dader een brede dan wel gespierde man van bijna twee meter lang. De verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat zijn lengte 1,94 meter is.
In de kapperszaak is onder de middelste van de drie kaptafels een oranjekleurige bidon met een grijze dop aangetroffen. Op de bidon stond de tekst “ [sportschool] ”. De drinktuit van de bidon was geopend. Met behulp van de Photo Ionization Detection (PID) meter is de hoeveelheid onverbrande koolwaterstoffen (brandstof) gemeten. Een PID meet Vluchtige Organische Componenten (VOC) in lage concentraties. VOC’s komen onder andere voor in (vloei)stoffen die geschikt zijn om te worden gebruikt als ontbrandbaar middel. De verbalisanten zagen dat het detectieapparaat een waarde aangaf die de aanwezigheid van onverbrande koolwaterstoffen zou kunnen verklaren. De vloeistof in de bidon rook naar een brandstof.
Verdachte heeft verklaard dat hij lid was van de sportschool [sportschool] aan de [adres 4] in [plaats 6] en dat hij in het bezit was van een oranje bidon met het opschrift
“ [sportschool] ”.
Twee toevallig passerende verbalisanten hebben geverbaliseerd dat zij op donderdag 2 februari 2017 omstreeks 15.50 uur verdachte “direct voor 100%” hebben herkend als de persoon die op dat moment bij het tankstation aan de [straat 1] in [plaats 6] brandstof stond te tanken in een groot blauw vat. De verbalisanten hebben hiervan een foto gemaakt. Voorts is waargenomen dat verdachte dit vat – na het te hebben volgetankt – in de kofferbak van de door hem bestuurde BMW met Duits kenteken zette en vervolgens is weggereden.
De politie heeft bevonden dat verdachte de gebruiker van het mobiele telefoonnummer [nummer] was. In drie tijdvakken op 2 februari 2017, te weten tussen 11.21.48 en 14.40.49 uur, tussen 17.20.18 en 19.52.46 uur en tussen 22.10.07 en 23.51.52 uur, zijn de inkomende gesprekken van dit telefoonnummer doorgeschakeld, terwijl er in die tijdvakken ook geen uitgaande gesprekken zijn geregistreerd.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 2 februari 2017 omstreeks 18.20 uur, fietsend ter hoogte van de [straat 2] , een donkere auto, vermoedelijk een Seat, geparkeerd zag staan. Hij zag een deel van het kenteken. Een rennende man sprong aan de bijrijderszijde in die Seat, waarna de auto onmiddellijk wegreed. [getuige 4] fietste nog achter de auto aan, omdat hij het niet vertrouwde. Getuige [getuige 5] zag ook kort na 18.08 uur een donkere Seat dichtbij een Volvo staan op de [straat 2] in de buurt van de [winkel] . Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij zijn Volvo op 2 februari 2017 iets na 18.00 uur heeft geparkeerd op de [straat 2] . Hij had zicht op de kapperszaak [naam 9] . Voor hem parkeerde een donkere Seat personenauto. Uit de camerabeelden van [restaurant] is te zien dat bij de kapperszaak om 18.08 uur een auto parkeerde op de [straat 2] vlak voor een Volvo (
het hof neemt aan de auto van [getuige 6]). De Volvo vertrok om 18.18 uur. Uit de richting van de geparkeerde auto kwam om 18.21 u een man aangelopen, langs [restaurant] , richting de kapperszaak [naam 9] . Om 18.22 was een lichtschijnsel te zien (mogelijk vuur). Om 18.22 uur rende een persoon weer vanuit de richting van de kapperszaak [naam 9] langs [restaurant] en stapte in de geparkeerde auto, die wegreed. Te zien is dat een fietser (
het hof neemt aan [getuige 4]) achter de wegrijdende auto aanfietste.
Het hof leidt hieruit af dat de bij de brandstichting gebruikte auto een donkere Seat was.
Op 2 februari 2017 omstreeks 23.36 uur is bij de politie melding gedaan van een
autobrand aan de [adres 5] in [plaats 6] . Ter plaatse is een brandende Seat Ibiza Cupra 2011 aangetroffen. Deze Seat bleek eerder te zijn gestolen. De brand aan de Seat bleek aangestoken te zijn.
Het telefoonnummer van verdachte heeft voorafgaand aan voornoemde autobrand – om 22.10.07 uur – contact gemaakt met het telefoonnummer van [naam 14] . Deze [naam 14] woont aan de [adres 5] in [plaats 6] , tegenover de locatie van de autobrand. Om 23.19.03 uur had de telefoon waarvan het telefoonnummer van verdachte gebruik maakte, een internetcontact waarbij de zendmast aan de [straat 3] te [plaats 6] werd aangestraald. De afstand tussen de [adres 5] en de [straat 3] is zo’n anderhalve kilometer. De telefoon waarvan het telefoonnummer van verdachte gebruik maakte straalde omstreeks 23.51 uur de zendmast aan de [straat 4] in [plaats 6] aan, zo’n tweeëneenhalve kilometer van de [adres 5] in [plaats 6] .
Was verdachte de dader?
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen leidt het hof af dat het verdachte was die de kapper [slachtoffer 2/ benadeelde] in brand heeft gestoken. [getuige 1] noemt hem als de dader. Het hof is van oordeel dat de voor zichzelf belastende uitlatingen van verdachte tegen [getuige 1] dat verdachte voor geld de kapper in brand heeft gestoken, worden ondersteund door de volgende feiten en omstandigheden. Het hof stelt vast dat verdachte de persoon is geweest die in de middag van 2 februari 2017 heeft getankt bij het tankstation aan de [straat 1] in [plaats 6] . Toevallig langsrijdende verbalisanten herkenden verdachte direct. Zij beoordeelden de handelingen van verdachte kennelijk als zodanig opmerkelijk dat zij een foto van verdachte hebben gemaakt. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de herkenning van verdachte door de verbalisanten en aan hun bevindingen over de handelingen van verdachte. Dat betekent dat niet relevant is of verdachte al dan niet te herkennen is op de gemaakte foto. De herkenning van verdachte door de verbalisanten is immers niet op die foto gebaseerd. De foto is juist gemaakt naar aanleiding van die herkenning en de geconstateerde handelingen van verdachte. Dat betekent dat verdachte op 2 februari 2017 beschikte over brandstof om een brand mee te stichten.
Daarnaast leidt het hof uit de hierboven genoemde getuigenverklaringen en camerabeelden af dat de bij de brandstichting betrokken auto een donkere Seat is geweest. En dat deze auto de eerder gestolen en later die avond in [plaats 6] uitgebrande Seat Ibiza Cupra 2011, was die bij de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] is gebruikt en in brand is gestoken om sporen te vernietigen. Het hof betrekt daarbij ook het volgende.
Op basis van analyse van de telefoongegevens van het door verdachte gebruikte telefoonnummer blijkt namelijk dat de telefoon van verdachte op 2 februari 2017 wisselend aan en uit heeft gestaan, in het bijzonder tussen 17.20.18 uur en 19.52.46 uur, binnen welk tijdsbestek de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] heeft plaatsgevonden, en tussen 22.10.07 en 23.51.52 uur, binnen welk tijdsbestek de brandstichting van de vluchtauto heeft plaatsgevonden. Verder stelt het hof vast dat verdachte in de avond van 2 februari 2017 telefonisch contact heeft gehad met [naam 14] , die woonachtig is aan de [adres 5] in [plaats 6] , de straat waar ook de vluchtauto is uitgebrand. Uit mastgegevens blijkt dat verdachte zowel kort voor als na de melding van de autobrand aanwezig is geweest in [plaats 6] , in de omgeving van de plaats waar de autobrand is gesticht.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat [slachtoffer 2/ benadeelde] met een voorwerp dat leek op een waterpistool is besproeid met een brandbare vloeistof. In de kapperszaak is een oranjekleurige [sportschool] -bidon aangetroffen, waarin door de politie met een PID-meter restanten van brandstof zijn gemeten. Het hof stelt vast dat in de bidon brandstof heeft gezeten en dat deze bidon dus moet zijn gebruikt om de brandstof over [slachtoffer 2/ benadeelde] te sproeien. Verdachte zegt dat hij over zo’n bidon beschikte.
Tot slot stelt het hof vast dat in het door de getuigen beschreven signalement van de dader de lengte overeenkomt met de lengte van verdachte.
Als al deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang worden bezien komt het hof tot de conclusie dat het verdachte is geweest die op 2 februari 2017 [slachtoffer 2/ benadeelde] heeft besproeid met een brandbare vloeistof en deze vloeistof vervolgens tot ontbranding heeft gebracht.
De verklaringen van verdachte
Het vorengaande betekent dat het hof voorbij gaat aan de ontkennende verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en bij het hof. Aan verdachte zijn bij herhaling de verklaringen van [getuige 1] en de overige belastende onderzoeksresultaten voorgehouden. Verdachte heeft in antwoord daarop volstaan met het afleggen van algemene, niet-verifieerbare verklaringen. Zo heeft hij verklaard niet meer precies te weten wat hij op 2 februari 2017 heeft gedaan. Ook heeft verdachte niet duidelijk kunnen of willen maken welke problemen zich hebben voorgedaan op 18 september 2017 met ‘de club’, waarover verdachte die dag sms’te. Verdachte heeft ook geen verklaring kunnen geven voor de SMS naar zijn vriendin [naam 15] op 7 november 2017 over “de jongens van de club” die sinds kort aan zijn zijde zouden staan. Over het uitschakelen van zijn mobiele telefoon op – in het licht van de verdenking – cruciale momenten, te weten: tijdens de aanslag en tijdens de brandstichting, heeft verdachte niet meer verklaard dan dat zijn mobiele telefoon uitstond wanneer de accu leeg was of hij het toestel niet gebruikte.
Over het op 2 februari 2017 tanken van een vat bij het tankstation heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij zich dat niet kon herinneren. Later heeft hij verklaard dat hij naar aanleiding van een gesprek dat hij had met [getuige 7] in de gevangenis, tot de conclusie was gekomen dat niet hij maar [getuige 7] de persoon op de foto moet zijn geweest. De verklaringen die verdachte heeft afgelegd zijn steeds in reactie op een vraag gegeven. Voor zover verdachte zijn rol bij de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] anders of beperkter is geweest dan door het hof is vastgesteld, had het op zijn weg gelegen om daarover te verklaren.
Plegen of medeplegen
Ten laste is gelegd dat verdachte de aanslag op de kapper met een of meer anderen heeft gepleegd. Gelet op het voorgaande staat vast dat verdachte na het in brand steken van [slachtoffer 2/ benadeelde] aan de bijrijderszijde van de gereedstaande vluchtauto is gestapt en dat deze vervolgens met hoge snelheid is weggereden. Dat betekent dat een andere persoon de vluchtauto heeft bestuurd en dat deze daarmee bij de aanslag op [slachtoffer 2/ benadeelde] betrokken lijkt te zijn geweest. Op grond van het dossier kan echter niet worden vastgesteld wie die persoon is geweest, wat zijn precieze bijdrage is geweest, of en zo ja, welke kennis hij van de aanslag had en wat verdachte en deze persoon onderling hebben afgesproken over de uitvoering van de aanslag. Daarom kan ook niet worden vastgesteld dat er tussen verdachte en deze persoon sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen. Ook van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer andere personen is niet gebleken. Verdachte wordt daarom van het medeplegen vrijgesproken.
Opzet op de dood
Voor bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde is vereist dat het opzet van verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 2/ benadeelde] .
Verdachte is met een bidon die was gevuld met een brandbare vloeistof, de kapperszaak van [slachtoffer 2/ benadeelde] binnengelopen. Meteen na binnenkomst heeft hij zonder enige aarzeling gedurende drie tot vijf seconden een solide straal van die brandbare vloeistof tegen en over het hoofd en het bovenlichaam en de armen van [slachtoffer 2/ benadeelde] gesproeid. Verdachte heeft aldus een aanzienlijke hoeveelheid van de brandbare vloeistof over en tegen [slachtoffer 2/ benadeelde] gesproeid, getuige ook het feit dat [slachtoffer 2/ benadeelde] helemaal doorweekt was. Vervolgens heeft verdachte de vloeistof doen ontbranden. De vloeistof moet uiterst brandbaar geweest zijn, omdat – zo hebben getuigen verklaard – [slachtoffer 2/ benadeelde] onmiddellijk vlam vatte. Zijn hoofd en zijn gehele bovenlichaam en armen hebben gedurende enige tijd in brand gestaan. Getuige [getuige 8] verklaart daarover dat hij brandbare vloeistof rook en dat er ineens vuur was. Hij zag dat [slachtoffer 2/ benadeelde] in brand stond, zijn hele bovenlichaam stond in brand. [getuige 8] had het gevoel dat hij, [getuige 8] , ook in brand stond. [slachtoffer 2/ benadeelde] was in paniek, probeerde het vuur met zijn handen te doven en riep om hulp. Het leek of er overal vuur was en de hele zaak in brand stond. Er was ook vuur op de grond. Ook de getuige [getuige 3] rook benzine. Uit foto’s kan worden opgemaakt dat [slachtoffer 2/ benadeelde] grote brandwonden had op zijn hoofd, bovenlichaam en armen.
De huid is een vitaal orgaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat ernstige verbranding van een aanzienlijk percentage van de huid zonder meer kan leiden tot de dood. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat brandstichting met behulp van een uiterst brandbare vloeistof bijdraagt aan de intensiteit van het vuur en daarmee aan de gevaarzetting en risico’s van het vuur voor het in brand gestoken object.
Het hof stelt dan ook vast dat verdachte door [slachtoffer 2/ benadeelde] met een aanzienlijke hoeveelheid uiterst brandbare vloeistof over zijn hele hoofd en bovenlichaam te besproeien en deze vloeistof te doen ontbranden zonder meer de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 2/ benadeelde] door het vuur om het leven zou komen.
Daarbij betrekt het hof dat ook de andere personen in de ruimte werden geraakt door de brandstof. Dat had tot gevolg dat [getuige 8] en [getuige 3] , die brandstof op zich kregen, naar buiten vluchtten. [getuige 8] verklaart dat zijn kappersschort in brand stond. En dat getuige [getuige 2] , die verklaart dat de dader hem ook in de fik wilde steken, de keuken in vluchtte. De vlam werd ook op hem gericht. Verdachte heeft aldus geprobeerd te verhinderen dat de andere aanwezigen de, vanaf zijn bovenlichaam tot zijn hoofd volledig brandende [slachtoffer 2/ benadeelde] , te hulp zouden schieten. Dat het vuur op tijd werd geblust was te danken aan de dappere reactie van [getuige 2] , die ondanks het gevaar van de brand, na enkele seconden de keukendeur weer opende, zag dat de dader weg was en vervolgens de emmer sop, die toevallig nog bij de voordeur stond, over [slachtoffer 2/ benadeelde] heeft gegooid, waardoor het vuur gedeeltelijk doofde. Volgens [getuige 8] stond de arm van [slachtoffer 2/ benadeelde] toen nog in brand.
Die adequate reactie heeft [slachtoffer 2/ benadeelde] voor de dood behoed en heeft ervoor gezorgd dat de tweede- en derdegraads brandwonden achteraf gezien relatief meevielen.
De handelingen waren aldus zo zeer gericht op het zo lang mogelijk laten branden van [slachtoffer 2/ benadeelde] lichaam en dus op het om het leven brengen van [slachtoffer 2/ benadeelde] , dat het niet anders kan dan dat verdachte die aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 2/ benadeelde] willens en wetens heeft aanvaard.
Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 2/ benadeelde] .
Voorbedachten rade
Tot slot dient het hof de vraag te beantwoorden of verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop ervan uit te gaan dat verdachte in opdracht heeft gehandeld, gelet op de verklaring van [getuige 1] dat hijzelf in eerste instantie de opdracht had gekregen om de [slachtoffer 2/ benadeelde] met zo veel mogelijk pijn te doden maar dat hij deze opdracht heeft geweigerd en dat deze toen naar [verdachte] is gegaan.
Verdachte is met een auto naar de kapperszaak gereden en is na uitvoering van de aanslag als bijrijder ingestapt in de weer gereedstaande auto, waarna verdachte en de bestuurder van de plaats delict zijn weggereden. Dat duidt erop dat er enige organisatie in de uitvoering van het misdrijf heeft bestaan. Ook het naar de kapperszaak meenemen van een bidon met brandbare vloeistof en een ontstekingsmechanisme, duidt op bestaan van een vooropgezet plan bij verdachte. Verdachte heeft zich voordat hij de kapperszaak betrad en ook daarna nog kunnen beraden op het nemen van een besluit en hij heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachten rade [slachtoffer 2/ benadeelde] van het leven wilde beroven.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 2/ benadeelde] , zoals primair ten laste gelegd.
Feit 2: vrijspraak
De rechtbank heeft verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken. Nadat het openbaar ministerie hoger beroep heeft ingesteld, hebben de raadslieden bepleit en de advocaat-generaal gerekwireerd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Ook het hof is van oordeel dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld welk misdadig doel verdachte met het voorhanden hebben van een AK47 met bijbehorende munitie voor ogen had. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten om te spreken van een concreet voorbereid misdrijf, waarop op zijn minst genomen, een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar is gesteld.
Feit 3
Verdachte heeft bekend dat hij een automatisch vuurwapen (AK47) met munitie voorhanden heeft gehad. Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, komt het hof tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, wordt - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 4
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, te weten poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging
In algemene zin heeft de verdediging opgemerkt dat het dossier voornamelijk indirect bewijs bevat en dat geen van de bewijsmiddelen verdachte op de plaats delict van 31 januari 2017 brengt.
Voorts zijn alle belastende onderzoeksbevindingen afzonderlijk betwist.
Het briefje met de tekst ‘Audi A4 station Antraciet grijs [kenteken 1] ’ valt volgens de verdediging niet als een daderspoor aan te merken. Verdachte heeft die tekst in oktober 2016 op verzoek van een derde op dat briefje gekrabbeld. Het briefje valt daarmee te linken aan het Belgische onderzoek ‘wassalon’.
Ook het aangetroffen DNA-materiaal op de op de plaats delict aanwezige huls valt volgens de verdediging niet als daderspoor aan te merken. Daartoe is aangevoerd dat aannemelijk is geworden dat de huls op enig moment in een tas in de toenmalige woning van verdachte terecht is gekomen, omdat verdachte in de tenlastegelegde periodes in wapens handelde en zijn DNA mogelijk op die manier op de huls terecht is gekomen.
Voorts is erop gewezen dat er ook DNA materiaal van [getuige 7] en een onbekend gebleven derde op een andere huls op de plaats delict is aangetroffen.
Het DNA op de bivakmuts en de linkerhandsschoen (met schotresten), die in de woning van verdachte zijn aangetroffen, tonen volgens de verdediging niks aan in relatie tot de beschieting van [slachtoffer 1/ benadeelde] .
De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 9] over een betaling aan verdachte in verband met de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] , zijn volgens de verdediging niet voor het bewijs te gebruiken, omdat deze verklaringen veel vaag- en onjuistheden bevatten.
Over de verklaring van [verdachte in onderzoek Nauru 2] , die zich in de aanvullende stukken uit het onderzoek Nauru bevinden, heeft de verdediging onder meer opgemerkt dat die verklaring in een proces-verbaal van bevindingen is opgetekend zonder dat daarbij van vraag- en antwoordstijl gebruik is gemaakt. Daarnaast is die verklaring op 23 september 2020 afgelegd, een moment waarop [verdachte in onderzoek Nauru 2] naar eigen zeggen de vonnissen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] al had gelezen. Het door [verdachte in onderzoek Nauru 2] geschetste scenario, waarbij [naam 16] de opdracht tot de moord zou hebben gegeven en waarbij de verkeerde man door verdachte zou zijn neergeschoten, is volgens de verdediging niet aannemelijk geworden. Ook niet op basis van de verklaringen van de in hoger beroep daarover gehoorde getuigen.
Het oordeel van het hof
Redengevende onderzoeksbevindingen
Het hof neemt uit het vonnis van de rechtbank de bewijsoverwegingen met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde over, voor zover deze naar het oordeel van het hof redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De overgenomen bewijsoverwegingen zijn hierna cursief weergeven. Aanvullingen door het hof worden niet-cursief weergegeven.
Op 31 januari 2017 rond 02.30 uur is [slachtoffer 1/ benadeelde] door [getuige 10] afgezet bij zijn auto, die geparkeerd stond aan de [straat 5] in [plaats 1] . [slachtoffer 1/ benadeelde] stapte op dat moment uit een grijze Audi A4 Quattro met het [kenteken 1] . Op het moment dat [slachtoffer 1/ benadeelde] in zijn eigen auto stapte en deze wilde starten, zag hij links van zich een schaduw van een man, die meerdere keren op hem schoot en er vervolgens te voet vandoor ging. De man droeg donkere kleding en een bivakmuts. Na onderzoek in het ziekenhuis is gebleken dat [slachtoffer 1/ benadeelde] op zijn rechterschouder een kleine verwonding heeft die redelijk gebloed heeft, aan zijn linkerschouder twee verwondingen heeft aan de voorzijde daarvan, twee aan de achterzijde en een bovenop. Daarnaast heeft [slachtoffer 1/ benadeelde] een verwonding aan de rechter zijde van zijn gezicht. Een getuige heeft waargenomen dat een man die op korte afstand naast het bestuurdersportier stond, met gestrekte arm een aantal keren gericht in de auto heeft gevuurd.
Uit de letselbeschrijving van GGD Twente van 1 april 2017 blijkt dat [slachtoffer 1/ benadeelde] meerdere schotverwondingen had – onder andere in zijn linkerschouder en zijn rug – en dat die verwondingen passen bij de toedracht zoals daarover door [slachtoffer 1/ benadeelde] is verklaard.
Op 31 januari 2017 om 02.39 uur heeft de politiemeldkamer aan politie-eenheden de opdracht gegeven om te rijden naar de [straat 5] in [plaats 1] , omdat daar geschoten zou zijn. Ter plaatse troffen de verbalisanten een verlaten Renault Megane aan met het [kenteken 2] . Het portier van de bestuurder stond open en het glas van de ruit was verbrijzeld en lag op de grond. Ook zagen zij meerdere kogelinslagen in de auto. In de directe nabijheid van de auto troffen zij vijf hulzen op straat en op de stoep aan. De plaats delict is afgezet waarna forensisch onderzoek is ingesteld. Tijdens dat onderzoek zijn negen hulzen en een patroon veilig gesteld en in beslag genomen. Deze sporendragers zijn voor DNA onderzoek overgedragen aan The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI).
Het TMFI heeft de hulzen bemonsterd. Het DNA-profiel van de bemonstering van één van de huizen is op 11 april 2017 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Deze huis had de bodemstempel: “9mm Luger CBC.”
Deze sporendragers zijn voor munitieonderzoek tevens overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).Uit dit onderzoek kwam onder meer naar voren dat vijf van de op de plaats delict inbeslaggenomen hulzen zijn voorzien van het bodemstempel 9mm Luger CBC, twee hulzen en het patroon zijn voorzien van het bodemstempel LY 9x19 94 en twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel G.F.L. 9mm Luger. De letters CBC,LY en G.F.L. duiden op respectievelijk de munitiemerken Magtech, Norinco en Fiocchi. Op 21 februari 2017 is in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek naar verdachte tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres 6] in [plaats 6] , waar verdachte verbleef, onder meer een plastic bakje, een zwart kistje/koffertje en een tasje met munitie in beslag genomen. Deze munitie is onderzocht door het team Forensische Opsporing van de politie, Landelijke Eenheid. In het plastic bakje zijn onder meer 28x China North Industries, kaliber 9x 19 mm aangetroffen. In het tasje zijn onder meer 2x China North Industries.kaliber 9x 19 mm aangetroffen. In het zwarte koffertje zijn onder meer 3x China North Industries 9x 19 mm kogelpatronen aangetroffen. De kogelpatronen van het merk China North Industries waren voorzien van een identiek bodemstempel. Naast de kaliberaanduiding van 9x 19 stond links van het slaghoedje de letter “L” en rechts daarvan de letter “Y”. Onder het slaghoedje stond het getal “94”. Bij de bodemstempelcode LY hoort de producent: China North Industries Corporation, Norinco. Een wapen- en munitiedeskundige van het NFI is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat munitie met het bodemstempel 9x19 LY 94 in Nederland redelijk zeldzaam is, nu deze munitie na 1 januari 2009 slechts in vijf van de 3.000 zaken waarin hulzen aan het NFI zijn ingestuurd, is voorgekomen.
Op 28 september 2017 werd in het kader van een ander onderzoek de woning aan de [adres 7] te [plaats 6] doorzocht. In deze woning, waar verdachte verbleef, zijn handschoenen en een bivakmuts aangetroffen. Deze zijn aan het NFI aangeboden voor vergelijkend DNA-onderzoek. Uit dat onderzoek komt onder meer naar voren dat op de bivakmuts en op de linkerhandschoen een DNA-profiel is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, met een matchkans van één op één miljard. Op de in beslag genomen bivakmuts en handschoenen zijn ook schotrestdeeltjes aangetroffen. Door het NFI is een vergelijkend schotrestenonderzoek uitgevoerd waarbij de kenmerken van de deeltjes op de handschoenen en de bivakmuts zijn vergeleken met deeltjes uit de hulzen behorend bij de schietincidenten in onderhavig dossier. De deeltjes die zijn aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts wijzen op meerdere verschillende groepen munitie, waarbij minimaal drie groepen munitie onderscheiden kunnen worden. Deze drie groepen worden gekenmerkt door: (1) loodhoudende categorie A deeltjes met Sn en bijbehorende categorie B deeltjes, (2) loodhoudende categorie A deeltjes met Al en bijbehorende categorie B deeltjes en (3) kwikhoudende munitie met categorie A of B deeltjes. Naast de hier gespecificeerde kenmerken kunnen de deeltjes verder nog andere bevatten. Tevens kan de aanwezigheid van andere groepenmunitie — elementen — zoals Si niet worden uitgesloten. De hulzen die zijn aangetroffen op de plaats delict aan de [straat 5] worden allen gekenmerkt door loodhoudende categorie A deeltjes met de elementsamenstelling PbBaSb en ondersteunende categorie B deeltjes bestaande uit verschillende combinaties van dezelfde drie elementen Pb, Ba en Sb. In aanvulling hierop worden voornoemde deeltjes van het bodemstempel in meer of mindere mate gekenmerkt door de aanwezigheid van Al en/of Si. Op basis van deze analyse is het te verwachten dat er bij het verschieten van deze hulzen met één en hetzelfde vuurwapen, deeltjes vrijkomen met verschillende combinaties van de elementen Pb, Ba, Sb, Al en Si. De op de handschoenen en de bivakmuts aangetroffen verzameling schotresten kan gevormd worden als er een bijdrage is van de schietincidenten “ [club] ” en/of “ [adres 2] ” in combinatie met minimaal een van de overige schietincidenten “ [slachtoffer 1/ benadeelde] ”, “ [naam 17] ” of de “ [straat 6] ”.
In de woning van verdachte, de [adres 6] te [plaats 6] , werd op 21 februari 2017 tijdens een doorzoeking in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek in een kistje met munitie een handgeschreven briefje met de volgende tekst aangetroffen:
Audi A4 station
Antraciet grijs
[kenteken 1] .
Ter terechtzitting van 4 november 2019 van de rechtbank Overijssel heeft verdachte verklaard dat hij het betreffende briefje heeft geschreven.
In hoger beroep zijn stukken uit het onderzoek
Nauruaan het procesdossier in onderhavige strafzaak toegevoegd. Deze omvatten onder meer een proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 5 oktober 2020 over een verklaring van [verdachte in onderzoek Nauru 2] , afgelegd op 23 september 2020 in [plaats 13] . In dit proces-verbaal is vermeld dat deze verbalisanten in [plaats 13] (Duitsland) aanwezig waren bij een verhoor van [verdachte in onderzoek Nauru 2] dat plaatsvond in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek dan Egypte. Tijdens het verhoor is aan [verdachte in onderzoek Nauru 2] medegedeeld dat wat hij in dat verhoor vertelde door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in een proces-verbaal werd vastgelegd. [verdachte in onderzoek Nauru 2] heeft volgens het proces-verbaal verklaringen afgelegd over meerdere zaakdossiers die betrekking hebben op het onderzoek Egypte.
Over de poging moord op [slachtoffer 1/ benadeelde] heeft [verdachte in onderzoek Nauru 2] verteld dat het wapen waarmee op [slachtoffer 1/ benadeelde] is geschoten, is geleverd door [naam 16] , een bekende wapenhandelaar uit [plaats 1] . [naam 16] zou het wapen aan [naam 18] hebben geleverd. [naam 18] heeft het wapen aan [verdachte] geleverd. De opdracht voor de moord kwam van die [naam 16] , waarvan [verdachte in onderzoek Nauru 2] de achternaam niet kent. [naam 16] had aan [verdachte in onderzoek Nauru 1] gevraagd om die man te vermoorden. [verdachte in onderzoek Nauru 1] heeft de opdracht aan [verdachte] gegeven. De man die het doelwit had moeten zijn was niet [slachtoffer 1/ benadeelde] . De man die het doelwit had moeten zijn, had een relatie met de dochter van [naam 16] en met deze relatie was [naam 16] het absoluut niet eens.
In verband met bovengenoemde stukken is het onderzoek ter terechtzitting, na sluiting hiervan op 1 juni 2023, op 21 juni 2023 heropend, zodat door de raadsheer-commissaris in dit hof nadere onderzoekshandelingen konden worden verricht, waaronder het horen van [getuige 11] als getuige.
[getuige 11] heeft op 8 januari 2024 als getuige samengevat weergegeven het volgende verklaard. Volgens [getuige 11] wilde zijn ex-schoonvader, [naam 16] , hem om het leven brengen. De dag voordat er op [slachtoffer 1/ benadeelde] werd geschoten, werd [getuige 11] aangehouden door de politie voor het rijden zonder rijbewijs. Daardoor heeft hij anderhalve dag vast gezeten. Op het moment dat hij vrij kwam en weer beschikking had over zijn telefoon, zag hij dat bepaalde jongens hem vaak hadden gebeld, onder wie ook [getuige 10] . [getuige 10] waarschuwde hem dat hij zo snel mogelijk weg moest wezen. [getuige 11] ging destijds veel met [getuige 10] om; ze waren dikke vrienden. Als [getuige 11] niet was aangehouden door de politie dan zou hij met [getuige 10] samen zijn geweest. [getuige 11] heeft in de dagen voor de beschieting van [slachtoffer 1/ benadeelde] één keer gereden in de Audi A4 van [getuige 10] . [getuige 11] verklaart: “ [getuige 10] had de Audi net gekocht, met door poker gewonnen geld. Hij had hem een paar dagen of een week. Het was een mooie dikke auto en daarom wilde ik er in rijden. Ik heb een snap gemaakt toen ik reed en die op mijn social media geplaatst. [naam 16] heeft die snap vast gezien”. [getuige 11] had van [getuige 10] gehoord dat [verdachte] eerder met een getrokken wapen op deze Audi A4 is afgelopen en is weggelopen nadat hij [getuige 11] niet zag zitten. [getuige 10] heeft [getuige 11] op 30 januari 2017 gewaarschuwd, aldus steeds [getuige 11] .
Uit de Basisvoorziening Handhaving van de politie is gebleken dat [getuige 10] in de periode vanaf januari 2017 meerdere keren als bestuurder en [slachtoffer 1/ benadeelde] meerdere malen als passagier van de Audi A4 Quattro, kleur grijs, met het [kenteken 1] is aangetroffen.
Conclusies over de betrokkenheid van verdachte bij de beschieting van [slachtoffer 1/ benadeelde]
Het hof stelt voorop dat in het kader van de bewijsvraag een motief voor de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] niet bewezen hoeft te worden. Wel is echter van belang dat [verdachte in onderzoek Nauru 2] op 23 september 2020 heeft verklaard dat de opdracht tot het schieten van [naam 16] kwam, dat [verdachte] de schutter bij de aanslag is geweest en dat het verkeerde slachtoffer is geraakt.
Die verklaring is naar het oordeel van het hof geloofwaardig en waarachtig, omdat die verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 11] bij de raadsheer-commissaris van dit hof waaruit blijkt dat [getuige 10] , [getuige 11] reeds op 30 januari 2017 heeft gewaarschuwd dat hij [plaats 1] uit moest. Deze waarschuwing gaf [getuige 10] naar aanleiding van een incident waarbij verdachte met een vuurwapen op diezelfde Audi kwam afgelopen maar rechtsomkeert maakte toen hij zag dat [getuige 11] niet in de auto zat. Daarnaast heeft [getuige 11] bij de politie al op 2 februari 2017, een aantal dagen na de beschieting op [slachtoffer 1/ benadeelde] , verklaard dat ‘ze’ hem moesten hebben in plaats van [slachtoffer 1/ benadeelde] (hof: [slachtoffer 1/ benadeelde] ) en dat hij denkt dat [naam 16] achter de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] zit maar dat de schutter zich mogelijk heeft vergist.
De verklaringen van [verdachte in onderzoek Nauru 2] en [getuige 11] dat verdachte de schutter was, worden ondersteund door andere onderzoeksbevindingen en op grond daarvan vast te stellen feiten en omstandigheden.
Allereerst is in de woning van verdachte in een kistje met munitie het briefje aangetroffen met daarop de tekst “
Audi A4 station Antraciet grijs [kenteken 1] ”. [getuige 10] beschikte sinds enkele dagen voor de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] over een nieuwe auto: een Audi A4 Quattro, kleur grijs, met het [kenteken 1] . De overeenkomsten zijn onmiskenbaar en evident. Dit briefje kan naar het oordeel van het hof dan ook niet anders worden geduid als een aantekening van de kenmerken van de nieuwe auto van [getuige 10] . Daarbij is in het bijzonder van belang dat het beoogde doelwit [getuige 11] in de dagen voor de aanslag uitgerekend in deze auto had rondgereden en daarvan een snapshot had gemaakt, die hij op sociale media had gezet. Het was ook deze auto waarin [slachtoffer 1/ benadeelde] op de avond van de beschieting had rondgereden, direct voordat hij na het verlaten van deze auto werd neergeschoten. Daarnaast is er DNA van verdachte op een huls op de plaats delict aangetroffen. De bij deze aanslag verschoten munitie betrof bovendien bijzondere, zeer zeldzame munitie die later ook in de woning van verdachte is aangetroffen.
Verder is nog het volgende van belang. De dader droeg een bivakmuts. In de woning van verdachte zijn een bivakmuts en handschoenen aangetroffen. Op de bivakmuts en (een van) de handschoenen is niet alleen DNA van verdachte aangetroffen maar zijn er ook schotresten aangetroffen. Van deze schotresten kan weliswaar niet uitdrukkelijk worden vastgesteld dat deze afkomstig zijn van de munitie die is verschoten bij de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] maar toch heeft het NFI geconcludeerd dat de op de handschoenen en de bivakmuts aangetroffen verzameling schotresten gevormd kon worden door een bijdrage van de beschietingen van [club] en/of [adres 2] in [plaats 1] in combinatie met minimaal één van de andere schietincidenten, te weten de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] en de beschietingen van [naam 17] of de woning aan de [straat 6] in [plaats 1] . Verdachte is alleen vervolgd voor de aanslag op [slachtoffer 1/ benadeelde] en is niet vervolgd voor de andere schietincidenten.
Bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien brengen het hof tot de conclusie dat verdachte de persoon is die op 31 januari 2017 meerdere malen op [slachtoffer 1/ benadeelde] heeft geschoten.
De verklaringen van verdachte
Gelet op het voorgaande gaat het hof voorbij aan de verklaring van verdachte over de DNA-match en bijzondere munitie, die inhoudt dat hij zich in een bepaald milieu heeft begeven waarbij het niet ongebruikelijk was dat er wapens en munitie in zijn woning lagen. In die periode heeft verdachte ook wel eens een wapen en munitie in handen gehad, onder andere om te onderhouden. Gelet daarop is het volgens verdachte heel goed mogelijk dat zijn DNA op een van de hulzen van de plaats delict is beland. Daarnaast kan de patroon met bodemstempel 9x19 LY 94 daar ook zijn beland doordat verdachte die munitie eerder heeft verhandeld. Het hof acht dit scenario niet aannemelijk geworden en concludeert dat de bijzondere munitie en verdachte zijn DNA op een huls op de plaats delict zijn aangetroffen, omdat verdachte daar zelf ook aanwezig was en op [slachtoffer 1/ benadeelde] heeft geschoten. Ook gaat het hof voorbij aan de verklaring van verdachte dat het briefje met de tekst ‘Audi A4 station Antraciet grijs [kenteken 1] ’ ziet op een Audi die in het Belgische politieonderzoek ‘Wassalon’ voorkomt. Verdachte zou in een café door iemand zijn gevraagd een nummer op het briefje te schrijven. Verdachte heeft deze verklaring afgelegd in een laat stadium van de strafzaak, op een moment dat het dossier beschikbaar was en verdachte reeds in de gelegenheid is geweest om dat dossier te bestuderen. De verklaring over de relatie met het Belgische onderzoek is te onbestemd gebleven. Niet is gebleken in opdracht van wie hij dit briefje dan zou hebben geschreven en ook niet waarom. Op de vraag hoe en waarom dat briefje dan juist in een kistje met munitie terecht is gekomen, heeft verdachte geen antwoord kunnen geven.
Opzet op de dood
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is vereist dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1/ benadeelde] . Verdachte heeft met een vuurwapen vanaf korte afstand en direct achter elkaar maar liefst negen kogels afgevuurd in de richting van het bovenlichaam en het hoofd van [slachtoffer 1/ benadeelde] , waardoor [slachtoffer 1/ benadeelde] in zijn borst, schouders en gezicht is geraakt. Dergelijke handelingen geven blijk van een zodanige doelgerichte vastberadenheid dat deze niet anders kunnen worden uitgelegd dan dat ze erop gericht zijn om iemand daarmee daadwerkelijk om het leven te brengen. Aldus heeft verdachte vol opzet op de dood van [slachtoffer 1/ benadeelde] gehad.
Plegen of medeplegen
Ook dient het hof de vraag te beantwoorden of verdachte het feit alleen of samen met anderen heeft gepleegd. Op basis van het dossier valt over de rol van een ander of anderen niets vast te stellen. Niet is vast komen te staan dat verdachte bij de uitvoering van het delict nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen. Het hof spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen.
Voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van poging tot moord, moet sprake zijn van het bestanddeel voorbedachte raad. Daarvoor moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het voorgenomen besluit en dat niet is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Het hof stelt vast dat verdachte ergens in de dagen voor de aanslag de kenmerken van de auto van [getuige 10] op het later bij hem teruggevonden briefje heeft geschreven. Dit duidt erop dat verdachte aan de hand van deze kenmerken op zoek is gegaan naar de bewuste auto met daarin zijn (beoogd) slachtoffer. Daarbij past het dat verdachte moet hebben gewacht totdat het beoogde slachtoffer die auto zou hebben verlaten. Tussen het moment waarop verdachte met een vuurwapen en munitie is afgereisd naar de plaats delict in [plaats 1] en het moment dat hij het vuurwapen schietklaar maakte en daadwerkelijk is gaan schieten, moet de nodige tijd zijn verstreken. Al die tijd had verdachte voldoende tijd om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Dat (mogelijk) een ander dan [slachtoffer 1/ benadeelde] het doelwit was van verdachte, doet aan het voorgaande niet af. Niet is gebleken dat verdachte op enige wijze een voorzorgsmaatregel heeft getroffen om het risico op andere slachtoffers dan het bedoelde slachtoffer te voorkomen. In dat geval strekt de voorbedachte raad zich ook uit tot het dodelijke slachtoffer waar het plan niet op was gericht. Op grond van het vorenstaande acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1/ benadeelde] met voorbedachten rade van het leven wilde beroven. Uiteindelijk is [slachtoffer 1/ benadeelde] slachtoffer van dit plan geworden.
Conclusie
Alles overziend is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot moord op [slachtoffer 1/ benadeelde] zoals primair ten laste is gelegd.
Feit 5
Verdachte heeft bekend [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] te hebben bedreigd. Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, komt het hof voor dat deel van de tenlastelegging tot een bewezenverklaring. Nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, wordt - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Verdachte wordt vrijgesproken van het steken met de schaar in de hand van en het knippen van het haar van [slachtoffer 5] . Ook wordt verdachte vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 7] . De feitelijke handelingen die aan die ten laste gelegde bedreigingen ten grondslag liggen, leveren naar het oordeel van het hof in dit geval geen bedreiging op.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op
of omstreeks02 februari 2017, te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2/ benadeelde] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven opzettelijk die [slachtoffer 2/ benadeelde] met
benzine, althans meteen brandbare vloeistof, heeft
/hebbenbesproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en
/of (vervolgens
) die benzine, althansdie brandstof
,heeft
/hebbenaangestoken, althans tot ontbranding heeft
/hebbengebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks5 juli 2017,
te [plaats 2] , althans in Nederland, en/ofin de Bondsrepubliek Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een automatisch vuurwapen, te weten een machinegeweer AK47, zijnde een wapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie en
/ofeen hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 30 patronen kal. 7.62 en
/of45 patronen kal. 7.62x39mm en
/of30 patronen kal. 7.65 mm en
/of4 patronen kal. 30
x- 06, voorhanden heeft gehad;
4. primair
hij op
of omstreeks31 januari 2017, te [plaats 1] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1/ benadeelde] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, immers heeft verdachte
en/of diens mededaderdie [slachtoffer 1/ benadeelde] met een vuurwapen opzettelijk, op korte afstand,
een of meerkogels in het lichaam geschoten en
/ofdie [slachtoffer 1/ benadeelde] met
een of meerkogels in het lichaam getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 20 september 2017 tot en met 10 januari 2018,
te [plaats 3] en/of te [plaats 4] , althansin Nederland,
(telkens)
[slachtoffer 5] - per sms en
/oftelefonisch - heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht
,en
/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door
(telkens)die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ben sneller daar dan je denkt" en
/of"Ik ben in mijn hoofd in staat om je dood te maken, ik jou niet, niemand jou. Dan ga ik andere mensen gek praten, dat andere mensen wat gaan doen" en
/of"Als je nog een keer contact met me zoekt of naar de wouten gaat, steek ik je in brand. Als we jou willen halen we je dan verdwijn je wort niet meer gevonden" en
/of"Ik heb tegen hun gezegd, ik kan jullie wat vertellen, dan moeten jullie er voor zorgen dat je [slachtoffer 5] de kop kaal scheert en dat die [slachtoffer 6] in het ziekenhuis komt"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 5] (omstreeks 21 september 2017, te [plaats 3] ) met een schaar in haar (linker)hand te steken en plukken uit haar haar te knippen en/of
[slachtoffer 6] - per sms
en/of telefonisch- heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door
(telkens)die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat zien wat ik met jou ga doen, vraag maar hoe ik ben [naam 1] heb ik met mes bewerkt [naam 2] in elkaar geslagen [naam 3] aan laten rijden" en
/of"Jou gaat ook iets over komen kk zwerver zweer op mijn kinderen jij gaat heel snel zien als je man bent bel je me op of reageer je maar hoorde al dat je een schijt bak was maar sta ik of iemand anders voor je is geen weg terug"
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
[slachtoffer 7] (indirect) heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, door (telkens) opdracht te geven aan meerdere personen (onder wie [naam 4] , [slachtoffer 5] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] ) om het woonadres van die van [slachtoffer 7] te achterhalen teneinde mensen langs te kunnen sturen naar die van [slachtoffer 7] en/of die van [slachtoffer 7] (daardoor) te intimideren en/of geweld tegen die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of personen uit te oefenen, welke opdrachten en welke intenties ter kennis is gekomen van die [slachtoffer 7] via kennissen (onder wie [naam 7] ) en via de politie die van [slachtoffer 7] hierover in kennis heeft gesteld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting en
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 1 juni 2023 gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 24 april 2025 is de vordering aangepast naar een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in de strafoplegging rekening te houden met de gevolgen van de Wet straffen en beschermen, in die zin dat van de oude regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling moet worden uitgegaan. Daarnaast is verzocht om de op te leggen straf vanwege de overschrijding van de redelijke termijn met drie jaren te verminderen. Ook moet volgens de verdediging in stafmatigende zin rekening worden gehouden met de detentieomstandigheden van verdachte, die in verband met een GVM-status zwaarder zijn geweest dan bij reguliere detentie.
Oordeel van het hof
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
In 2017 vonden er in de omgeving van [plaats 1] , [plaats 4] , [plaats 6] en [plaats 5] verschillende ernstige geweldsdelicten plaats. Inwoners van deze woonplaatsen zijn onder andere geconfronteerd met de beschietingen van woningen en personen. Verdachte heeft in die reeks van geweldsfeiten ook een aandeel gehad, door onder meer twee moordpogingen te plegen. Een levensdelict behoort tot de ergste misdrijven van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 2/ benadeelde] op een gruwelijke en zeer pijnlijke manier te doden door hem in brand te steken. Daarnaast heeft verdachte geprobeerd om [slachtoffer 1/ benadeelde] met maar liefst negen kogels op de openbare weg in zijn auto dood te schieten. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan weerzinwekkend en nietsontziend geweld. Dit soort geweld grijpt diep in het leven van de betrokken slachtoffers en hun omgeving. Het hof rekent dat verdachte zeer zwaar aan. Liquidatie of pogingen daartoe leiden in het algemeen, vanwege het gevaar voor onschuldige voorbijgangers, bovendien tot grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft verdachte ook nog twee personen bedreigd en heeft hij een automatisch vuurwapen voorhanden gehad. De combinatie van de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtvaardigt de oplegging van uitsluitend een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft gewetenloos gehandeld en heeft blijk gegeven van een onverschrokken houding en een volledig gebrek aan respect voor het leven van de beoogde slachtoffers. Het lijkt erop dat hij slechts een zeer lage drempel heeft hoeven nemen om tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten over te gaan. Verdachte heeft de ernstigste feiten ontkent en zonder nader inzicht in zijn beweegredenen, vreest het hof voor herhaling van strafbare feiten. Deze vrees wordt gevoed door het uitgebreide strafblad, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor geweldsdelicten en bezit van vuurwapens.
In de gegeven omstandigheden is het hof gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het geldende strafmaximum (rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht) in beginsel van oordeel dat de oplegging van een soortgelijke straf als de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf (met aftrek van voorarrest) gerechtvaardigd is.
In het voordeel van verdachte zal het hof echter rekening houden met de inwerkingtreding per 1 juli 2021 van de Wet straffen en beschermen. Deze wet strekt tot wijziging van de regeling inzake detentiefasering, waaronder in het bijzonder de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de Penitentiaire beginselenwet en in het Wetboek van Strafrecht. Veroordeelden zullen niet meer automatisch in aanmerking komen om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Daarnaast zal de periode waarin een veroordeelde via een voorwaardelijke invrijheidstelling kan werken aan zijn resocialisatie worden gehandhaafd op een derde van de opgelegde straf maar met een maximum van twee jaar.
Het hof stelt vast dat verdachte op 2 januari 2020 in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 19 december 2019. Op dat moment was de oude VI-regeling nog van toepassing. Het is niet aan verdachte toe te rekenen dat deze zaak pas na 1 juli 2021 bij het hof kon worden behandeld. Nu het hof lang na deze datum einduitspraak doet, geldt dat bij het opleggen van eenzelfde straf als vóór 1 juli 2021, zoals de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf, de maximale feitelijke duur van de vrijheidsstraf ten nadele van verdachte langer zal zijn. Naar het oordeel van het hof moet dit in dit geval en onder deze omstandigheden niet geheel voor rekening van de verdachte komen. Daarom zal de duur van de als passend en geboden op te leggen gevangenisstraf worden verminderd tot 20 jaar.
Het hof ziet in hetgeen door de raadsman is aangevoerd over de beperkingen van vrijheden in de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis van verdachte, geen reden om rekening mee te houden in de strafoplegging.
Het hof stelt voorts het volgende aan de orde. De strafzaak tegen verdachte maakt deel uit van een groot en langdurig onderzoek naar (pogingen tot) liquidaties en bedreigingen met meerdere verdachten. De zaken tegen die verdachten in de verschillende deelonderzoeken hangen onmiskenbaar met elkaar samen. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep zijn er in deze zaak (al dan niet ambtshalve) onderzoekshandelingen verricht. Zo is het kabinet van de raadsheer-commissaris na de regiebehandeling van de zaak Egypte voortdurend in de weer geweest met de planning van getuigen op verzoek van de verdediging die voor een deel in een beveiligde omgeving moesten worden gehoord en die gelijktijdig zijn gehoord in het onderzoek Nauru dat op dat moment nog bij de rechtbank in behandeling was. Hierdoor is veel tijd verstreken waarbij helaas ook perioden van inactiviteit zijn geconstateerd door het hof. Het uitgangspunt dat de behandeling van een strafzaak tegen een verdachte die zich in preventieve hechtenis bevindt, in elke instantie binnen zestien maanden dient plaats te vinden is daarom niet zonder meer toepasbaar op deze zaak. De redelijke termijn is na het ingestelde hoger beroep echter wel in aanzienlijke mate overschreden. Het hof verlaagt daarom in dit geval de aan verdachte op te leggen straf met 2 jaar tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2/ benadeelde]

De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 30.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte heeft immers een zeer ernstige inbreuk
gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2/ benadeelde] . Naast het letsel dat is toegebracht, is [slachtoffer 2/ benadeelde] ook aangetast in zijn gevoelens van veiligheid. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, de aard en de ernst van het letsel en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding worden toegewezen tot een bedrag van € 30.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1/ benadeelde]

De vordering
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering bedraagt € 35.280,13 en is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vordering bestaat uit:
  • een bedrag van € 6.343,05 voor ziekenhuiskosten;
  • een bedrag van € 84,00 als daggeldvergoeding;
  • een bedrag van € 250,00 voor een jas van het merk Canada Goose;
  • een bedrag van € 97,48 voor gemaakte reis- en parkeerkosten;
  • een bedrag van € 765,60 voor huishoudelijke hulp;
  • een bedrag van € 25.000,- aan immateriële schade.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft mr. Van der Graaf zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij gelet op de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, dan wel dat de vordering moet worden afgewezen. Subsidiair zijn de posten van materiële schade betwist.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd, aannemelijk geworden en onvoldoende betwist. Het hof zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 35.280,13. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 5 (ten aanzien van Van [slachtoffer 7] ) tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 (ten aanzien van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] ) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2/ benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2/ benadeelde] ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 30.000,00 (dertigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2/ benadeelde] , ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 30.000,00 (dertigduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 164 (honderdvierenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 februari 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1/ benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1/ benadeelde] ter zake van het onder 4 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 35.280,13 (vijfendertigduizend tweehonderdtachtig euro en dertien cent) bestaande uit € 10.280,13 (tienduizend tweehonderdtachtig euro en dertien cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1/ benadeelde] , ter zake van het onder 4 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 35.280,13 (vijfendertigduizend tweehonderdtachtig euro en dertien cent) bestaande uit € 10.280,13 (tienduizend tweehonderdtachtig euro en dertien cent) materiële schade en € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 196 (honderdzesennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 januari 2017.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Smit, voorzitter,
mr. K.J.C. Geeve en mr. D.R. Sonneveldt, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Leeuwen, griffier,
en op 28 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Bijlage met bewijsmiddelen

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal met nummer 20181105101500658 (onderzoeken ONRAB17002/TGO Egypte, ONRAB17014/TGO Hongarije, ON2R17009 Ghana en [nummer 9] Spot), gesloten op 1 mei 2019, en in het aanvullend dossier ten behoeve van de procedure in hoger beroep (bestaand uit twee ordners, pagina 1 tot en met 873), dat is opgesteld in opdracht van de officier van justitie en is gesloten op 12 oktober 2021, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van de volgende afkortingen: AD (algemeen dossier), ZD (zaaksdossier) en FO (Forensich Onderzoek, onderdeel van oud dossier Egypte).
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] van 2 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 204 van ZD02:
Op 2 februari 2017 omstreeks 18.25 uur kreeg ik de melding dat er zojuist brand was gesticht in de herenkapperszaak [naam 9] aan de [straat 2] in [plaats 1] en dat daarbij iemand in brand had gestaan. Mijn collega en ik reden naar de locatie van de melding toe. Ter plaatse zag ik een man met een ontbloot bovenlichaam. Ik zag dat hij brandwonden op zijn bovenarmen en rug had. Ik rook een rare lucht die ik kan typeren als die van een brandbare vloeistof.
2.
Het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 2/ benadeelde] van 4 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina’s 75 en 76 van ZD02:
V: Wie was dat die binnen kwam?
A: Die man?
V: Wat zag u wat hij deed, hij komt binnen u ziet de hand, wat gebeurde er toen?
A: Terpetine, benzine, weet ik niet. Eerst over mijn hoofd en dan die gas, direct zo vlammen.
V: Toen die persoon binnen kwam liep hij naar u of had hij naar iemand anders willen lopen, keek hij nog om zich heen?
A: Deur open, hij loopt direct naar mij toe en strooit met vloeistof en direct vlam en ging gelijk weg. Het ging heel snel.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2/ benadeelde] van 14 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 100 van ZD02:
V: Zou het kunnen zijn dat ze [naam 19] moesten hebben in de kappers zaak? Zou het een persoonsverwisseling kunnen zijn?
A: U bedoelt dat ik slachtoffer ben geworden van iemand anders. lk heb eerlijk gezegd geen idee. lk kan alleen zeggen dat het een lange persoon was en dat hij van die lange benen zoals we zeggen van die ooievaarsbenen had. Had sportschoenen aan. Een zwarte trainingsbroek en aan de zijkant, net zoals de trainingspak van [voetbalclub] wat daar op lijkt, een streep. Geel van kleur.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] van 2 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, op pagina 314 tot en met 317 van ZD02:
Op donderdag 2 februari 2017 ben ik naar de kapper aan de [straat 2] te [plaats 1] gegaan. Ineens ging de voordeur van de zaak open. Ik zag een persoon via de voordeur aan komen stormen in onze richting. Deze persoon droeg een bivak en was in het geheel donker gekleed. Ik zag dat de persoon iets in zijn handen had waarmee hij begon te spuiten. Ik zag dat het spuiten in eerste instantie alleen op [slachtoffer 2/ benadeelde] gericht was. Ik zag dat het een flinke straal was waardoor het gezicht en het bovenlichaam van [slachtoffer 2/ benadeelde] direct nat werden. Ik zag aan [slachtoffer 2/ benadeelde] dat het vloeistof te veel was en dat hij niet besefte wat er gaande was. Op dit moment rook ik een brandbare vloeistof. Het spuiten van de brandstof duurde ongeveer drie, vier a vijf seconden. Het duurde echt lang en het was veel vloeistof. Ik zag dat [slachtoffer 2/ benadeelde] doorweekt was van vloeistof. Tijdens het spuiten zag ik de persoon met de straal in de richting van mij en de Irakeese dan wel Syrische jongen. Tijdens het draaien bleef de straal solide. Ik voelde dat er ook vloeistof op mij kwam. Dit was vooral op het kappersschort en mijn nek rondom mijn hals. Dat was ook het moment waarop ik bang werd. De actie was echt tegen [slachtoffer 2/ benadeelde] gericht. Volgens mij werden wij ook bespoten, zodat wij niet achter de man aan zouden komen. Ineens was er vuur. Ik zag dat [slachtoffer 2/ benadeelde] in brand stond. Zijn hele bovenlichaam stond in brand. Ik zag dat [slachtoffer 2/ benadeelde] in paniek was, hoorde hem om hulp schreeuwen en zag dat hij veel pijn had. Ik zag ook vuur op de grond. Het leek alsof er overal vuur was. Het leek of de hele zaak in brand stond. Ik had het gevoel dat ik ook in brand stond. Ik voelde hitte rondom mijn nek. Ik ben direct richting de voordeur gerend en heb het kappersschort van me af gegooid. Bij de voordeur stond een emmer water. Die werd over [slachtoffer 2/ benadeelde] heengegooid. Hierdoor ging een deel van het vuur uit. Alleen de arm van [slachtoffer 2/ benadeelde] bleef in brand staan. Buiten zag ik dat mijn kappersschort in brand had gestaan.
Ik zag dat [slachtoffer 2/ benadeelde] veel brandwonden had op zijn bovenlichaam, gezicht en armen.
De spuit die de man had was een combinatie van een brandblusser en een waterpistool.
Ik kan de dader als volgt beschrijven:
 Man
 Ongeveer 180 a 185 cm
 Slank/normaal postuur
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 4 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, op pagina’s 325 en 328 van ZD02:
V: Wat kan jij ons vertellen wat er afgelopen donderdag is gebeurd?
A: Ik zat in de winkel toen ineens iemand tegen de deur trapte en keihard naar binnen liep. Hij had een soort benzinepistool ofzo en hij begon te spuiten op de kapper . Ik dacht in eerste instantie dat hij een grapje aan het maken was. Hij heeft hem, de kapper , overgespoten met benzine. De anderen konden helemaal niets doen.
V: Je zegt dat je in de winkel zat. Waar zat je in de winkel?
A: Ik stond eigenlijk naast de kapper zelf, naast hem. Toen de kapper werd bespoten met een benzinepistool rook ik dat het benzine was en toen ben ik opzij gesprongen.
V: Die man bij de deur, die begon te spuiten, hoe zag hij eruit?
A: Stevig, groot.
V: Hoe groot was hij?
A: Bijna 2 meter.
V: Wat heeft het slachtoffer gezegd?
A: Ja zijn rug stond in de fik. Hij begon in het Turks te praten tegen zijn vriend. Hij zei iets van “Doof het vuur, doof het vuur”.
A: Er stond een emmer water daar. Die vriend pakte die emmer water en gooide dit over zijn vriend heen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 4 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, op pagina 343 van ZD02:
V: Het gaat vooral om de avond dat uw vriend in brand is gestoken.
A: Ik zat op de bank. Toen kwam iemand binnen, hij was een groot iemand. Hij had iets in zijn hand. Hij heeft iets gespoten en toen hield hij een aansteker erbij, toen kwam er ineens vuur uit het voorwerp wat hij in zijn hand had. Daarna kwam hij ook op mij af, maar ik vluchtte. Ik ontweek de vlam. Ik zag mijn vriend die was in vuur. Ik zag de vlammen. Het was heel erg.
V: Hoe lang was de dader?
A: Hij was langer dan mij. [slachtoffer 2/ benadeelde] is kleiner dan mij. Als ik de dader moet afzetten tegen [slachtoffer 2/ benadeelde] . Dit is wel 10 tot 15 cm langer.
V: En kunt u wat zeggen over zijn postuur?
A: Hij was niet dik. Hij was langer, misschien iets breder. Ik bedoel daarmee zijn borst en iets gespierder dan mij.
V: Op het moment dat u beseft dat het geen grap is en u ziet vuur staat u op uit de bank. En toen?
A: Ja ik zag echt een hele grote vlam. Ik zag dat de dader toen ik opstond ook de vlam in mijn richting spoot. Hij draaide zich naar mij toe. Ik zag alleen een vlam. Ik heb gedacht ik moet hier weg. Hij wilde mij namelijk ook in de fik steken. Opeens was er vuur. Ik ben toen weggerend. Ik ben richting de keuken gevlucht. Ik heb de deur achter mij dichtgedaan van de keuken. Enkele seconden later heb ik deze weer open gedaan en toen ben ik [slachtoffer 2/ benadeelde] gaan helpen. Iedereen was heel paniekerig. Ik heb water over mijn vriend gegooid.
7.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 1 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 17:
Ik ben 1,94 meter lang.
8.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] van 6 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 492 en 493 van ZD02:
Voor het detecteren van ontbrandbare middelen is gebruik gemaakt van een zogenoemde PID (Photo lonization Detection) meter. Een PID meet Vluchtige Organische Componenten (VOC) in lage concentraties. VOC’s komen onder andere voor in (vloei) stoffen die geschikt zijn om te worden gebruikt als ontbrandbaar middel. Het onderzoek is verricht in een kapperszaak aan de [straat 2] te [plaats 1] . Wij, verbalisanten, zagen in de kapperszaak 3 kapstoelen met daarvoor kaptafels staan. Onder de middelste kaptafel zagen wij verbalisanten een oranjekleurige bidon liggen met een grijze dop er op. Op de bidon stond de tekst “ [sportschool] ”. Wij, verbalisanten, zagen dat de drinktuit van de bidon geopend was. Door ons verbalisanten is bij de drinkopening van de Bidon met behulp van een PID-meter de hoeveelheid onverbrande koolwaterstoffen (een brandstof) gemeten. Wij zagen dat het detectieapparaat een waarde aangaf die de aanwezigheid van onverbrande koolwaterstoffen zou kunnen verklaren. Wij, verbalisanten, roken dat de vloeistofrook naar sterke hennepluchtwietlucht in combinatie met een brandstof.
9.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een verslag van forensisch arts [forensisch arts] betreffende de letselbeschrijving van [slachtoffer 2/ benadeelde] van 10 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 167 en 168 van ZD02:
SEH diagnose (diagnose brandwondencentrum [ziekenhuis] ): brandwonden over 12,8 % van het lichaamsoppervlak waarvan 12,1% met gedeeltelijke dikte (tweedegraads brandwonden) en 0,7% met volledige dikte (derdegraads brandwonden). Gelokaliseerd op hoofd; nek/hals; achterzijde romp; rechterhand; linker bovenarm; linker hand.
10.
Het proces-verbaal van verhoor op 23 september 2017 van getuige [getuige 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 989 tot en met 1008 van ZD02:
A: [naam 22] zei tegen mij “Ik ben verkracht door een Turkse man/jongen hij heet [naam 20] ”. Het heeft nog twee, drie weken geduurd en toen heeft ze het tegen [naam 21] verteld, [verdachte in onderzoek Nauru 1] . [naam 21] was boos. [naam 22] zegt [naam 21] wil met jou praten met de Ironchat. Ik ging daar zitten, wij gingen praten. Hij zegt ik geef je 100.000 euro als je die man dood maakt. Als je kan regelen. Laat mensen maar komen, regel maar. En toen heb ik gezegd tegen [naam 21] , broer ik, liever niet. Hij zegt het is geregeld. Ik regel wel via [naam 23] . Ik zeg is goed, doe jou ding. En toen is het begonnen.
V: Ja precies vertel daar eens alles over toen het begonnen is.
A: En toen heeft [naam 21] opdracht gegeven aan iemand nou die ene persoon heeft aangenomen.
V: Oké maar ik had nog meer, nog wat namen verwacht?
A: Ik weet hoe het is gegaan omdat de persoon, die het zelf heeft gedaan, het tegen mij heeft gezegd. Ik had een klein rechtbankje.
A: [verdachte] , [verdachte] .
V: Dat is
A: Die de kapper in de fik heeft gestoken.
A: Met [verdachte] heb ik zelf gepraat. Hij heeft gewoon mij zelf gezegd hoe het zat.
V: Wanneer heb je met [verdachte] gesproken
A: Is niet zo lang geleden een weekje terug. De hele dag zat ik met hem en in de ochtend was de aanslag.
V: Ja even/ hij heeft jou dat verhaal verteld dat hij dat zelf gedaan heeft hè.
A: Ja
V: De brandstichting op de kapper
A: Jaja
V: Wanneer heeft hij jou dat verteld?
A: Die dag dat die aanslag is gekomen op [naam 24] zijn huis.
V: Afgelopen week?
A: Ja, ja, maar ik wist al dat hij had gedaan.
V: Ja?
A: Alleen hij had niet tegen mij gezegd. Maar nou heeft die/ nou heb ik persoonlijk met hem gepraat.
A: Ja hij heeft 26.000 euro gekregen om die actie te doen
V: Ja probeer nou, ehm jij praat met [verdachte] . Waar was dat dat je met hem sprak?
A: ach bij de industrieterrein bij de haven.
V: Ja heb jij met [verdachte] gesproken en probeer zo compleet mogelijk te vertellen wat [verdachte] jou verteld heeft over die kapperszaak.
A: Nee hij wou weten wat er gebeurd was. Hij vertelt me. Ik vertel hem op gegeven moment, he vriend er is geen verkrachting geweest. Ik vertel hem het verhaal hoe het is gegaan en hij zegt kankerzooi man. Ik heb dit gedaan waarom.
V: Maar hij zegt hij heeft 26.000 heeft hij gekregen
A: Ja hij zegt “Ik heb beetje geld voor gekregen 26.000, werk is werk
V: En van wie heeft hij dat geld gekregen?
A: [verdachte in onderzoek Nauru 1] .
V: Ja en jij ben eerst gevraagd om het uit te voeren hè.
A: ja ja ja
V: Nee maar wat was de vraag, moest hij dood, wat was de opdracht zeg maar.
A: Hij moest dood
V: En de manier waarop? Is daar ook nog over gesproken?
A: Zo veel pijn mogelijk.
V: Want toen hij jou vroeg he, heeft hij toen ook al gezegd om wie het ging?
A: Ja hij had mij precies gezegd, die en die man, woont daar en daar in [plaats 5] . Heeft die mij het huis aan... verteld die adres van die huis. Heeft ie gezegd wat voor auto die reed.
V: Heeft hij ook die kapperszaak aangewezen?
A: Hij had mij gezegd tegenover [winkel] daar in het Centrum, de kapperszaak van die Turk.
A: Ik weet van de auto dat het een Seat was.
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende, als verklaring van [getuige 1] van 10 december 2018:
U vraagt mij of ik de voornaam van verdachte [verdachte] ken.
Ik ken zijn roepnaam. Er wordt gesproken over [verdachte] en [bijnaam 2] . [bijnaam 2] is het broertje van [verdachte] .
U vraagt mij hoe vaak ik [verdachte] in het echt heb gezien.
Ik heb één keer met hem gesproken. Dat was in [plaats 1] . Het was aan de [straat 7] zoals wij dat noemen. Ik weet niet of dat de naam is. Ik ben slecht met namen. Het is bij de spoorwegen. Het is in de buurt van de vroegere growshop van [naam 12] .
U vraagt mij of ik [verdachte] boven de growshop heb gesproken.
Ja.
U stelt nogmaals de vraag wie er bij het gesprek aanwezig waren.
[naam 28] was aanwezig en een goede maat van [verdachte] was aanwezig.
U houdt mij voor dat u van mening bent dat ik mij niet op mijn verschoningsrecht kan
beroepen ten aanzien van de gestelde vraag. De officier van justitie mr. De Valk brengt naar voren dat hij het belangrijk vindt dat ik openheid van zaken geef en geen reden ziet waarom ik geen antwoord op de vraag kan geven. De rechter-commissaris zegt mij dat ik moet antwoorden.
De jongens die aanwezig waren dat zijn zwijgjongens. Die komen hier niet verklaren. Ik heb een verklaring gegeven en dat is al bijzonder. Ik kan wel namen noemen. Ik krijg dan extra vijanden. Dat is geen punt. [naam 25] was erbij, [naam 26] was erbij, [naam 27] was erbij, [naam 11] was erbij en een paar van de clubjongens waren erbij waarvan ik de namen niet allemaal weet.
U vraagt mij waar de gesprekken die dag over gingen.
[verdachte] is gaan switchen. Het werd hem te heet onder de kont. Hij werkte voor [verdachte in onderzoek Nauru 1] en toen met die mensen van de cryptofoons en hij heeft toen gezegd dat hij opdracht had gekregen van ene [getuige 1] die hij twee keer had gesproken. Toen ben ik uitgenodigd. Hij moest mij aanwijzen. Hij kon mij niet aanwijzen. Dat was ook een soort rechtbank zoals vandaag hier.
U houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat ik een opdracht van de opdrachtgever niet heb geaccepteerd en vraagt mij hoe ik weet dat de heer [verdachte] de opdracht die ik geweigerd heb heeft overgenomen.
Ik had de kapper gekregen. Ik heb het dan over [bijnaam 1] .
U vraagt mij of ik van [naam 28] heb gehoord dat [verdachte] te maken heeft met de kapper of dat ik het van [verdachte] zelf heb gehoord
Ik heb het van [verdachte] zelf gehoord.
U vraagt mij of ik nog eens kan vertellen wat [verdachte] mij heeft verteld over de aanslag op de kapper .
Hij had die dag verteld dat hij het had gedaan. De jongens zaten erbij en zeiden dat het verkeerd was. Hij heeft bevestigd dat het verkeerd was. Hij heeft uitgelegd dat hij die man in de fik gestoken heeft. Ik heb niet gevraagd met wie hij was en hoe precies.
U vraagt mij of ik nog eens kan vertellen wat [verdachte] mij heeft verteld over de aanslag op de kapper .
Hij had die dag verteld dat hij het had gedaan. De jongens zaten erbij en zeiden dat het
verkeerd was. Hij heeft bevestigd dat het verkeerd was. Hij heeft uitgelegd dat hij die man in de fik gestoken heeft.
U vraagt mij of hij iets verteld heeft over hoe hij het heeft gedaan en hoe hij daar naartoe is gegaan.
Ik kan mij dat niet goed herinneren. Ik weet honderd procent zeker dat hij verteld heeft dat hij het heeft gedaan. De heer [verdachte in onderzoek Nauru 1] vond het stoer om het te vertellen dat hij het heeft gedaan. Hij heeft de opdracht gegeven. Hij zei het scheelt mij geen moer. Ik heb er lak aan.
U vraagt mij of ik nog weet of hij iets heeft verteld over wat [verdachte] ervoor heeft gekregen.
U houdt mij voor dat ik toen heb verklaard dat hij 26.000,— euro zou hebben gekregen.
Dat kan wel kloppen.
12.
Het proces-verbaal locatie rechtbankje 18-9-2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 1856 e.v. van ZD02:
Aanwezigen tijdens bedoeld gesprek
De personen die door [getuige 1] werden genoemd en die aanwezig waren bij bedoeld gesprek met [verdachte] konden worden geïdentificeerd als:
[naam 28] : [naam 28]
[naam 29] : [naam 29]
[naam 25] : [naam 25]
[naam 26] : [naam 26]
[naam 11] : [naam 11] .
[naam 12]
Met de door [getuige 1] genoemde [naam 12] wordt bedoeld: [naam 12] , geboren op [geboortedatum 1] te [plaats 1] .
Uit het bedrijfshandhavingssysteem (BVH) van de politie blijkt dat [naam 12] samen met [naam 30] eigenaar is van een growshop/winkel in tuinartikelen aan de [adres 3] te [plaats 1] .
Locatie [adres 3] te [plaats 1]
De [adres 3] te [plaats 1] ligt aan de rand van het industrie- en havengebied van [plaats 1] . De [adres 3] is een zijstraat van de [straat 8] en loopt parallel aan de [straat 8] in de richting van de het stadion ' [stadion] ' en is direct gelegen langs de spoorlijn tussen [plaats 1] en [plaats 6] . De straat is gelegen op een bult, enkele meters hoger dan de [straat 8] .
Aanslag [club]
Door [getuige 1] werd verklaard dat de aanslag op de [club] plaatsvond een dag of nog een dag na het gesprek met [verdachte] . Op 19-9-2017 werd met een automatisch vuurwapen meerdere malen geschoten op de gevel van [club] aan de [straat 9] in [plaats 1] .
Historische telecomgegevens verdachte [verdachte]
Uit de verkregen gegevens van het nummer [telefoonnummer 1] blijkt dat hij op 18-09-2017 tussen 13:55 en 22:37 meerdere inkomende oproepen en sms'jes heeft gehad. Er zijn in die periode geen uitgaande oproepen of sms'jes tot 22:34. Het lijkt dat gedurende de gehele dag, tot omstreeks 22:34 uur de oproepen en sms’jes niet zijn beantwoord. Het nummer maakte gebruik van masten aan de [straat 10] en [straat 11] in [plaats 6] , in de buurt van de verblijfplaats van [verdachte] ' omstreeks 13:55 uur en 14:07 uur werden 2 korte ínkomende oproepen van 25 en 12 seconden geregistreerd. afkomstig van het nummer [telefoonnummer 3] . De gebruiker van dit nummer kon in het onderzoek TGO Egypte worden geïdentificeerd als [naam 29] . Inkomende oproepen rond 20:12, 20:23 en 20:59, allen gespreksduur 0 seconden, werden kennelijk niet opgenomen. Omstreeks 22:34 en 22:37 hebben 2 inkomende oproepen, gezien gespreksduur 197 en 112 seconden, kennelijk wel plaatsgevonden
Data uit inbeslaggenomen gsm van [verdachte]
Op 27-9-2017 werd [verdachte] aangehouden in het kader van strafrechtelijk onderzoek naar onder meer kredietfraude. Daarbij werd zijn gsm, een Samsung J3 die hij op dat moment bij zich had, voor nader onderzoek inbeslaggenomen. In opdracht van de officier van justitie werd de data uit die gsm veiliggesteld voor nader onderzoek onder rapport nummer 17-1090-001.
Uit de data blijkt dat [verdachte] op 18-09-2017 bijna de gehele dag op geen enkele oproep, chatbericht of instantmessage reageert. En dan:
- omstreeks 22:25 smst naar [slachtoffer 5] : was wat aan de hand was even wat oplossen;
- omstreeks 22:28 appt hij naar zijn dochter [naam 31] : papa had wat problemen sorry maar deze week krijgt papa weer genoeg geld dan krijg nieuwe schoenen en geld;
- omstreeks 22:29: appt hij naar [naam 32] : Nee waren wat familieproblemen sorry
- omstreeks 22:29 naar contact welke onder de naam ‘ [naam 37] ’ is opgeslagen: Nee man sorry waren problemen bij de club moest echt snel daar heen snap je sorry man
- omstreeks 22:50 appt hij 2 onbekende afbeeldingen naar [naam 29] ;
- omstreeks 22:54 probeert hij [slachtoffer 5] te bellen;
- omstreeks 22:55 appt hij naar [slachtoffer 5] : Ben net pas terug ware problemen sweer je;
- omstreeks 22:57 belt hij meer dan 4 minuten met [slachtoffer 5] .
[naam 25]
uit GBA blijkt dat [naam 25] sinds 9-5-2016 staat ingeschreven aan de [adres 8] [plaats 1] .
Door [getuige 1] werd verklaard dat [naam 25] voornoemd bij het gesprek met de verdachte [verdachte] voornoemd aanwezíg was. In het belang van het onderzoek TGO Hongarije werden de historische telecomgegevens over de periode van 16-10-2016 tot en met 16-10-2017 gevorderd van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] dat in gebruik was bij [naam 25] .
Uit de verkregen hístorische verkeersgegevens van het nummer van [naam 25] , blijkt dat het nummer op 18-9-2017 de hele dag actief was. Tussen 15:47 en 20:47 uur zijn een aantal dataverbindingen en smsjes geregistreerd waarbij gebruik werd gemaakt van KPN zendmasten ( [zendmastnummer] , [zendmastnummer] en [zendmastnummer] ) welke staan opgesteld aan de [adres 9] te [plaats 1] .
De KPN zendmasten die in de omgeving van de [adres 3] te [plaats 1] staan opgesteld zijn die van de [adres 9] , [adres 10] te [plaats 1] .
De zendmast aan de [adres 9] [plaats 1] staat hemelsbreed ongeveer 778 meter van locatíe [adres 3] [plaats 1] opgesteld.
De zendmast aan het [adres 10] [plaats 1] staat hemelsbreed ongeveer 1470 meter van locatie [adres 3] [plaats 1] opgesteld.
De zendmast aan [adres 10] te [plaats 1] staat hemelsbreed ongeveer 1210 meter van locatie de [adres 3] [plaats 1] opgesteld.
De [adres 3] te [plaats 1] valt binnen het dekkingsgebied van de masten [zendmastnummer] , [zendmastnummer] en [zendmastnummer] aan de [adres 9] . Bij het ontvangen en verzenden van smsjes wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van de meest sterke zendmast. Vanaf de locatie van de growshop is de zendmast aan de [adres 9] het meest nabij gelegen zendmast.
Uit de historische verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 4] van [naam 25] blijkt dat het nummer tussen 16-04-2017 en 18-09-2017 nooit eerder gebruik heeft gemaakt van de zendmasten [zendmastnummer] , [zendmastnummer] en [zendmastnummer] .
Het nummer heeft wel gebruik gemaakt van de zendmasten [zendmastnummer] , [zendmastnummer] , [zendmastnummer] , [zendmastnummer] en [zendmastnummer] . Deze staan ook opgesteld aan de [adres 9] te [plaats 1] , maar deze zenden in een andere richting en valt de [adres 3] [plaats 1] niet binnen het dekkingsgebied van deze masten.
Bijlage vanaf pagina 1863
17810
SMS-berichten
Outgoing
18-09-2017 22:25:27
To: [nummer 1] [slachtoffer 5]
Was wat aan de hand was even oplossen
17813
Chatberichten
Outgoing
18-09-2017 22:28:27
Van: [verdachte]
Naar:
[nummer 2][naam 31]
Papa had wat problemen sorry maar deze week krijgt papa weer genoeg geld dan krijg nieuwe schoenen en geld
17814
Chatberichten
Outgoing
18-09-2017 22:29:92
Van: [verdachte]
Naar:
[telefoonnummer 5]
Nee waren wat familie problemen sorry
17815
Chatberichten
Outgoing
18-09-2017 22:29:43
Van: [verdachte]
Naar: [telefoonnummer 5]
Nee sorry man waren problemen bij de club moest echt snel daar heen snap je sorry man
17846
Logboek oproepen: Instant message
Outgoing
18-09-2017 22:54:07
To: Van: [verdachte]
Naar:
[nummer 3][slachtoffer 5]
00:00:00
17847
Chatberichten
Outgoing
18-09-2017 22:55:43
Van: [verdachte]
Naar:
[nummer 3][slachtoffer 5]
Ben net pas terug ware problemen sweer je
17851
Logboek oproepen
Outgoing
18-09-2017 22:57:49
To: [nummer 1] [slachtoffer 5]
00:04:05
13.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 april 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 26 van het PD, als verklaring van verdachte:
V: Wat zijn zoal je dagelijks bezigheden? Hoe ziet een dag van jou eruit?
A: Fitness, dat deed ik wel 4 of 5 keer in de week maar nu ik vastzit maar 1 keer per week. Dat is vanuit het NS station, onder het viaduct door en gelijk daar op de hoek. Tegenover [naam 33] daar. Oh nee dat is [sportschool] met dat oranje. Ja met oranje want ik kreeg nog zo’n Bidon met [sportschool] .
14.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 28 juni 2017 , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 863 tot en met 867 van ZD02:
Op donderdag 2 februari 2011, omstreeks 15:50 uur, waren wij, verbalisanten, belast met werkzaamheden voor politie regio Henqelo ten behoeve van de heterdaadweek. Omstreeks 15:50 uur reden wij op de [straat 1] te [plaats 6] . Ik, [verbalisant 7] , remde af voor het rode verkeerslicht voor de rijbaan waar wij ons bevonden. Ik zag rechts van mij een zwarte personenauto geparkeerd staan bij een benzinepomp van het Total tankstation, gevestigd aan de [straat 1] te [plaats 6] . Ik, verbalisant [getuige 4] , zag dat de personenauto voorzien was van het kenteken [kenteken 3] , betreffende een BMW 320D, zwart van kleur. Het voertuig stond met de neus in de richting van de [straat 1] /centrum. Ik wees verbalisant [verbalisant 6] erop dat dit het voertuig betrof dat in gebruik was bij de ambtshalve bekende [verdachte] . Wij zagen naast deze personenauto een manspersoon staan die wij direct 100% herkenden als de eerder genoemde [verdachte] . Wij zagen dat [verdachte] in onze richting keek en hadden daarom vrij zicht op hem. Wij waren ambtshalve bekend met [verdachte] omdat hij in die periode meerdere malen onder de aandacht is geweest op de briefing. Ik, verbalisant [getuige 4] , besloot om ons dienstvoertuig rechtsaf de [straat 12] op te rijden om vervolgens een positie in te nemen waarbij wij zicht hadden op betrokkene [verdachte] en zijn voertuig. Vanaf de [straat 12] zagen wij, verbalisanten, dat [verdachte] alleen was en er geen andere personen nabij zijn voertuig bevonden. Wij zagen dat [verdachte] een lichtblauw drumvat buiten het voertuig had gestald. Wij zagen geen opdruk of andere kenmerken op het vat staan. Wij zagen dat [verdachte] dit drumvat vol tankte met behulp van de pompslang. [verdachte] plaatste het inmiddels gevulde drumvat achter in de kofferbak.
Op dinsdag 27 juni 2017 heb ik, verbalisant [getuige 4] , ten behoeve van dit proces-verbaal het tankstation bekeken alwaar betrokkene [verdachte] destijds had getankt. Ik constateerde dat zijn voertuig geparkeerd stond ter hoogte van pompnummer 3. Ik constateerde naar aanleiding van de gemaakte foto’s door verbalisant [verbalisant 6] dat betrokkene het drumvat voor pompnummer 1 en 2 had geplaatst. Pompnummer drie betreft dieselbrandstof en pompnummer een en twee betreft ongelood 95 benzinebrandstof.
Voertuig: Bmw 320d, kleur zwart, Bondsrepubliek Duitsland, kenteken [kenteken 3] .
15.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 13 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 411 en 412 van ZD02:
Op 2 februari 2017 was ik samen met collega [verbalisant 9] belast met de noodhulpsurveillance voor [plaats 1] . Omstreeks 23:35 uur kregen wij het verzoek van het Operationeel Centrum [plaats 6] om met spoed te gaan naar de [adres 5] in [plaats 6] voor een autobrand.
Wij kwamen om 23:40 uur aan de op de genoemde plek. Ik zag op de parkeerplaats aan de [adres 5] een zwarte auto in brand staan.
16.
Het proces-verbaal bevindingen in relatie tot betrokkenheid Seat Ibiza Cupra van verbalisant [verbalisant 10] van 2 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 410F tot en met 410 L van ZD02:
Ik, verbalisant, verklaar het volgende. Dit proces-verbaal relateert bevindingen op grond waarvan betrokkenheid van een Seat lbiza personennauto in de 'Cupra' uitvoering wordt verondersteld bij de aanslag op aangever [slachtoffer 2/ benadeelde] aan de [straat 2] te [plaats 1] op donderdag 2 februari 2017.
Aantreffen in brand gestoken gestolen auto Seat Ibiza Cupra te [plaats 6] .
Op donderdag 2 februari 2017, omstreeks 23:36 uur, werd gemeld dat aan de [adres 5] te [plaats 6] . een personenauto in brand stond. Deze auto werd aan de hand van het Voertuig Identificatie Nummer geïdentificeerd als een zwarte Seat Ibiza in Cupra model 2011 uitvoering, die tussen 04-12-2016 23:00 uur en 5-12-2016 09:00 uur te [plaats 7] was weggenomen. De aangever van deze diefstal stelde onderstaande foto van de Seat in onbeschadigde staat beschikbaar.
In het kader van het onderzoek naar de aanslag op kapper [slachtoffer 2/ benadeelde] werden meerdere getuigen gehoord die verklaarden over de betrokkenheid van een zwarte Seat personenauto bij het delict dan wel over een mogelijk bij een eerder die donderdag 2 februari 2017 uitgevoerde verkenning van de kapperszaak.
[getuige 4]
Op 02-02-2016 (
het hof begrijpt: 2017) 21:58 uur werd als getuíge gehoord [getuige 4] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende [adres 11] [plaats 1] . Door hem werd onder meer verklaard dat:
- Hij op 2-02-2017 omstreeks 18:20 uur op zijn fiets over de [straat 13] te [plaats 1] reed en ter hoogte van de busbaan bij de [straat 2] een donkere auto zag staan, vermoedelijk met het kenteken [kenteken 4] ;
- De auto donker van kleur, vermoedelijk van het merk Seat, type hatchback was;
- Hij vervolgens een man zag komen aan rennen die aan de bijrijderskant in de auto stapte waarna de auto direct weg reed;
- Hij nog een stuk achter die hard rijdende auto is aangefietst en de achterlichten kon zien tot aan de [straat 16] te [plaats 1] ;
- Hij onder het fietsen de politie heeft gebeld. Door de getuige werd de route op een plattegrond ingetekend welke als bijlage bij het proces verbaal is gevoegd.
Op 06-02-2017 10:00 uur werd [getuige 4] nader gehoord. Door hem werd onder meer verklaard dat:
- Hij met betrekking tot het kenteken zeker weet dat er een ' [letter] ' in zat, mogelijk 2 en dat het de combinatie 2 cijfers, 3 letters 1 cijfer was en dat het een gele Nederlandse kentekenplaat was;
- De auto een zwarte hatchback was met brede achterkant; de achterlichten vrij hoog zaten; de kentekenplaat boven de bumper zat, de remlichten vrij hoog zaten;
[getuige 6]
Op 08-02-2017 14:15 uur werd als getuige gehoord [getuige 6] , geboren op [geboortedatum 3] [plaats 1] , [adres 12] te [plaats 1] (politiebureau). Door hem werd onder meer verklaard dat hij:
- als bestuurder van zijn grijze Volvo V70 op 2-2-2017 iets na 18:00 uur parkeerde aan de rechter zijde van de [straat 2] , ter hoogte van nummer 6, in de richting van de [straat 13] en in zijn auto bleef wachten;
- vanuit zijn auto zicht had op kapperszaak [naam 9] die zo'n 70 a 80 meter voor hem is gevestigd;
- na ongeveer 5 a 6 minuten zag dat een bestuurder in een donker kleurige, zwarte of blauwe, Seat hem van achteren naderde en voor hem parkeerde;
- de Seat er nog stond op het moment dat hij wegreed.
Beveiligingsbeelden
Ten behoeve van het onderzoek werden beveiligingsbeelden gevorderd van de naast kapperszaak [naam 9] aan de [straat 2] gevestigde broodjeszaak ' [restaurant] '. Op deze beveiligingsbeelden is te zien dat de dader van de aanslag op kapper [slachtoffer 2/ benadeelde] na het verlaten van de kapperszaak voor broodjeszaak ' [restaurant] ' langs rent en aan de passagierszijde in een donkere personenauto stapt, die meteen daarna met hoge snelheid wegrijdt in de richting van de [straat 14] . De beveiligingsbeelden werden visueel vergeleken met foto's van de in [plaats 6] aangetroffen uitgebrande Seat Ibiza Cupra.
Hiervoor zijn onderaan pagina 4 en bovenaan deze pagina respectievelijk een screenshot en een uitsnede daarvan weergegeven. Het daarop zichtbare voertuig betreft de donkere Seat die de kruising van de [straat 2] oversteekt, na te zijn weggereden vanaf de geparkeerde positie voor getuige [getuige 6] . De auto is kennelijk voorzien van lichtmetalen spaakvelgen, dan wel aluminiumkleurige wieldoppen in spaakmodel.
[afbeelding]
Hierboven zijn prints weergegeven van de vluchtauto op 2 februari 2017, de achterlichtunit van de daarna in [plaats 6] uitgebrande Seat Ibiza Cupra (model 2011) en een internetafbeelding van een dergelijke Seat uit 2011. Het lichtbeeld van de in werking zijnde achterlichten en, op de rechterfoto, de remlichten, van de vluchtauto en van de eerder afgebeelde gehuurde Seat, vertoont qua positie en vorm, overeenkomsten met de in [plaats 6] . aangetroffen uitgebrande Seat.
17.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 2 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 379 en 380 van ZD02:
Ik zat op donderdag 2 februari 2017 omstreeks 18:20 uur op mijn fiets richting huis. Om hier te komen fiets ik over de [straat 13] naar de [straat 2] . Toen ik ter hoogte van de zijstraat/busbaan aan de [straat 2] was zag ik een donkere auto geparkeerd staan met het vermoedelijke kenteken [kenteken 4] . De auto kan ik omschrijven als donker van kleur, vermoedelijk een Seat, hatchback met een Nederlands kenteken. Ik zie dat een manspersoon aan komt rennen naar de auto. Hij springt in de auto aan de bijrijderskant en de auto rijdt meteen weg. Ik ben nog een tijd achter de auto aangefietst. Ik ben de auto toen kwijtgeraakt en ik ben naar huis gegaan. Ik heb natuurlijk wel gelijk contact opgenomen met de politie om dit te melden. Dit heb ik zelfs al gedaan toen ik er nog achteraan fietste.
18.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] van 5 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 376 van ZD02:
Op donderdag 2 februari 2017 kwam ik bij de [winkel] vandaan. Ik heb later nagekeken hoe laat ik daar afgerekend heb. Dat was om 18.08 uur. Toen ik het parkeerterrein van de [winkel] afreed zag ik een kleine auto staan. Het was een kleine auto met een donkere kleur. In een parkeervak stond een Volvo. De auto’s stonden dicht bij elkaar. In de avond hoorde ik wat er was gebeurd bij een kapper . Ik wist helemaal niet dat daar een kapper zat. De volgende dag hoorde ik dat er een uitgebrande Seat was gevonden. Ik dacht toen aan de Seat die ik had zien staan.
19.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] van 9 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 397 en 398 van ZD02:
Ik heb een metalic grijskleurige station auto, merk Volvo. Op donderdag 2 februari 2017 had mijn vrouw om 18.00 uur een afspraak aan de [straat 13] in [plaats 1] . Dat is ter hoogte van de busbaan. Ik weet nog dat ik haar om exact 18.00 uur voor de zonnestudio af zette. Nadat mijn vrouw was uitgestapt ben ik weggereden. Ik reed linksaf de [straat 14] op en vervolgens sloeg ik ca. 100 meter verder bij de eerste kruising linksaf de [straat 2] op. Ik zag dat er twee parkeerstroken vrij waren en ben in de voorste parkeerplaats gaan staan. Vanaf de plek waar ik stond had ik een vrij en goed zicht op de kapperszaak [naam 9] waar later die kapper in brand werd gestoken. Toen ik ca. 5-6 minuten stil stond zag en hoorde ik dat er een auto langs mijn auto reed. De auto reed mij langzaam voorbij en stopte schuin voor mij langs de rechterkant van de rijbaan tegen de stoeprand aan. Ik zag dat het een heel donkere auto was. Ik zag aan het merkembleem op de achterkant van de auto dat het een Seat was. Er is geen binnenverlichting in de auto aan geweest maar ik kon via de achterruit wel dwars door de auto heen kijken.
20.
Het proces-verbaal camerabeelden [restaurant] van 14 maart 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 223 tot en met 241 van ZD02:
Ten behoeve van het onderzoek werden camerabeelden van [restaurant] , gevestigd aan de [straat 2] te [plaats 1] opgevraagd en veilig gesteld. Het pand [restaurant] is gelegen naast de plaats delict, [straat 2] te [plaats 1] . In het pand zijn twee camera’s aanwezig die een deel zicht geven op het trottoir van de [straat 2] .
Situatie 1:
Werkelijke tijd 18:02:22 uur is te zien dat een auto stopt op een parkeerplaats gelegen aan de [straat 2] te [plaats 1] schuin tegenover de kapsalon en [restaurant] . Uit onderzoek is naar voren gekomen dat dit het voertuig is van getuige [getuige 6] . De auto van de getuige betreft een grijskleurige stationwagen auto, merk Volvo.
Situatie 2:
Werkelijke tijd 18:08:27 uur is te zien dat voor de geparkeerde auto van getuige [getuige 6] een auto parkeert.
Situatie 4:
Werkelijke tijd 18:18:34 uur is te zien dat de koplampen van de auto van getuige [getuige 6] worden ontstoken waarna hij vervolgens wegrijdt. Het voor hem geparkeerde voertuig blijft staan.
Situatie 5:
Werkelijke tijd 18:20:33 uur is een lopend persoon over de [straat 2] te zien. De persoon komt uit de richting waar het geparkeerde voertuig nog steeds staat en gaat in de richting van de [straat 13] te [plaats 1] .
Situatie 6:
Werkelijke tijd 18:20:50 uur is te zien dat de nog steeds op dezelfde plek staande geparkeerde auto begint te rijden. Het lijkt alsof het schijnsel van de koplampen dooft en vervolgens de verlichting wordt ontstoken. In aansluiting op dit wegrijden is te zien dat de auto de kruising oversteekt in de richting van de [straat 13] .
Op camerabeelden van het pand [straat 13] te [plaats 1] is te zien dat bedoelde auto in beeld komt en keert. Na het keren lijkt de auto te stoppen.
Situatie 7:
Werkelijke tijd 18:21:59 uur is te zien dat een persoon langs [restaurant] loopt in de richting van de kapsalon, vervolgens kort uit beeld verdwijnt, waarna het oplichten van vuur bij het pand kapsalon [straat 2] [plaats 1] verschijnt. Direct hierop komt dezelfde persoon rennend terug vanuit de richting van de kapsalon, voor [restaurant] langs, om in een aldaar inmiddels naast het pand [restaurant] tot stilstand gekomen auto te stappen. De auto rijdt vervolgens met hoge snelheid weg de kruising over. Het lopen van de persoon in richting plaats delict en vervolgens aldaar uit beeld verdwijnen, het oplichten van vlammen en het terugrennen naar de tot stilstand gekomen auto is gelegen tussen 18:21:59 uur en 18:22:15 uur.
Situatie 8:
In opvolging van het bekijken van de camerabeelden werd waargenomen dat de auto met hoge snelheid wegrijdt. Tevens is op de beelden een fietser waar te nemen.
Vervolg situatie 8:
Werkelijke tijd wegrijden 18:22:18 uur.
Wegrijden auto over de kruising van de [straat 2] , in noordelijke richting achtervolgd door de fietser.
21.
Het proces-verbaal bevindingen historische verkeersgegevens [nummer] , d.d. 2 februari 2017 van verbalisant [verbalisant 11] van 30 maart 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 873 tot en met 875 van ZD02:
Voortgang onderzoek
In het kader van het onderzoek werden middels bevel 126N de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [nummer] opgevraagd van 03-07-2016 - 03-07-2017. Uit onderzoek is gebleken dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] is genaamd: [verdachte] , [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1981.
Bevindingen historische verkeersgegevens (hof: 2 februari 2017)
Het eerste contact die dag stond geregistreerd om 01.54.28 uur. Het laatste contact die dag stond geregistreerd om 23.51.52 uur.
02-02-2017
Tussen 03.45.22 uur en 11.21.48 uur staan geen contacten geregistreerd.
Tussen 11.21.48 uur en 14.40.49 uur hebben diverse telefoonnummers geprobeerd contact te zoeken met het telefoonnummer [nummer] . Er vond echter een doorschakeling plaats. Er werden geen IMEI gegevens en zendmast gegevens geregistreerd. De telefoon heeft dus niet een in Nederland staande zendmast aangestraald. Om 13.45.22 uur straalde de telefoon aan op de KPN-zendmast [zendmastnummer] , staande te [plaats 6] , [adres 13] . Om 14.40.49 uur straalde de telefoon aan op de KPN-zendmast [zendmastnummer] , staande te [plaats 6] , [adres 13] te [plaats 6] . Beide CELL ID's zitten op dezelfde zendmast en zijn gelijk betreffende de graden. De woning van [verdachte] , Makstraat 15-1 te [plaats 6] ligt binnen het dekkingsgebied van genoemde zendmasten. Tussen 14.40.49 uur en 16.52.23 uur staan vier contacten geregistreerd.
Om 16.52.23 uur staat een inkomend gesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer 6] , in gebruik bij [getuige 7] , geregistreerd. Er vindt echter een doorschakeling plaats. Er staan geen IMEI gegevens en zendmastgegevens geregistreerd. De telefoon heeft dus niet een in Nederland staande zendmast aangestraald.
Het eerst volgend contact is om 17.11.42 uur. Dit betreft een internet contact, zendmast KPN [zendmastnummer] , staande te [plaats 6] , [straat 11] .
Vervolgens volgen er twee uitgaande gesprekken om 17.12.26 uur en om 17.12.55 uur met het telefoonnummer [telefoonnummer 7] , in gebruik bij [getuige 7] . Duur van beide gesprekken: 3 seconden. Om 17.13.19 uur vindt er een uitgaand gesprek, om 17.15.48 uur een inkomend gesprek en om 17.20.18 uur een uitgaand gesprek plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] , in gebruik bij [medeverdachte] . Duur respectievelijk 56, 16 en 16 seconden. Zendmast KPN [zendmastnummer] en KPN [zendmastnummer] Beide CELL ID’s zitten op dezelfde zendmast en zijn gelijk betreffende de graden.
Het eerst volgend contact is om 19.52.46 uur. Een inkomend gesprek met het nummer [nummer 4] , gebruiker onbekend. Duur 11 seconde. Zendmast KPN [zendmastnummer] staande te [plaats 1] , [adres 14] . Om 19.59.13 uur belt het telefoonnummer [telefoonnummer 6] , in gebruik bij [getuige 7] , in. Duur 56 seconden. Zendmast KPN [zendmastnummer] , [adres 14] [plaats 1] . Beide CELL ID's zitten op dezelfde zendmast en zijn gelijk betreffende de graden.
Het eerst volgend contact is om 22.10.07 uur, een uitgaand gesprek met het telefoonnummer [telefoonnummer 9] , in gebruik bij [naam 14] , wonende te [plaats 6] , [adres 5] . Zendmast KPN [zendmastnummer] , staande te [plaats 6] , [straat 3] .
Om 22.10.59 uur en om 22.13.02 uur belt het nummer [nummer 5] , gebruiker onbekend in, beide keren vindt er een doorschakeling plaats. Er staan geen IMEI gegevens en zendmastgegevens geregistreerd. De telefoon heeft dus niet een in Nederland staande zendmast aangestraald.
Het eerst volgend contact is een internet contact om 23.19.03 uur. Zendmast KPN [zendmastnummer] , staande te [plaats 6] , [straat 3] .
Het volgende en tevens het laatste contact die dag vindt plaats om 23.51.52 uur, Een inkomend gesprek van het nummer [nummer 6] , gebruiker onbekend. Duur 215 seconden. Zendmast KPN [zendmastnummer] , staande te [plaats 6] , [straat 4] .
22.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten de uitwerking van een sms-bericht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 115 van ZD10:
Beller: [nummer 7] naam: [verdachte]
Gebelde: [nummer 8]
Aard: SMS
mop als er wat is zegge he dan stuur ik de jongens uan de club langs die staan sins kort aan mij zijde ik ga nu zo slapen moet morgen in de ochtend werken dus
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
23.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 4 november 2019, pagina 6, voor zover inhoudende, de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv;
24.
Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van [marechaussee 1] en [marechaussee 2] op pagina 25 van ZD04;
25.
Het proces-verbaal onderzoek wapen van verbalisant [verbalisant 12] op pagina 174 tot en met 176 met bijlagen van ZD04.
Ten aanzien van het onder 4 primair bewezenverklaarde:
26.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] van 9 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 54 van ZD01:
Ik heb op donderdag 9 februari 2017 de 112 gesprekken beluisterd die bij de meldkamer Twente binnen zijn gekomen in de nacht van maandag 30 januari op dinsdag 31 januari 2017 in verband met het schietincident aan de [straat 5] te [plaats 1] .
[nummer] : gesprek duurt 01:37 minuten
M is de meldkamer Twente
B is de burger die belt met de meldkamer
M: Meldkamer politie.
B: Ja goedenavond u spreekt met [naam 34] uit de [straat 5] , er ging hier
net een pistool af, 4/5 schoten en toen hoorde ik een vrouw gillen keihard op
straat. Dus of er iemand kan kijken?
M: U heeft verder niets gezien, alleen maar iets gehoord?
B: Ik durf niet naar buiten, ik heb de deur open gedaan en kijken. Mijn zoon die
tript helemaal van ben je gek zegt die, gaat pistool af, blijf binnen.
M: Hoe vaak ging die af zegt u?
B: 4/5 schoten.
M: Okey dat is buiten?
B: Hier op de hoek, en begon een vrouw de straat op keihard aan het gillen'
M: Okey, ik stuur de collega’s gelijk naar u toe.
B: Het is hier op de hoek van de [straat 5]
M: Ja ik heb het adres van u en de collega’s stuur ik gelijk even naartoe
B: Ja is goed.
M: Akkoord.
B: Dankjewel.
M: Ja hoor.
B: Daag.
Het gesprek wordt beëindigd.
27.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1/ benadeelde] van 1 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 33 van ZD01:
Ik wens een verklaring af te leggen over hetgeen mij afgelopen nacht, dinsdag 31 januari 2017, tussen 2:00 en 2:37 uur op de [straat 5] te [plaats 1] is overkomen. Ik werd door een vriend van mij, [getuige 10] , op de parkeerhaven aan de [straat 5] afgezet. Op het moment dat ik uit was gestapt, ben ik rechtstreeks naar mijn auto gelopen. Nadat ik was uitgestapt pakte ik vanuit mijn broekzak het kaartje van mijn auto. Met dat kaartje kan ik mijn auto openen en starten. Dat kaartje betreft dus de startsleutel- van mijn auto. Op het moment dat ik dat kaartje in de gleuf wilde stoppen zag ik in mijn auto ineens een schaduw. Mijn auto stond namelijk onder een verlichte lantaarnpaal en door deze verlichting viel mij dat op. Op hetzelfde moment keek ik naar links en hoorde ik een schot. Vervolgens hoorde ik meerdere schoten en voelde dat ik geraakt was. Ik begon hierop hard te schreeuwen. Ik zag dat de schutter een manspersoon betrof en dat hij een pistool in zijn hand droeg: Ook zag ik dat hij in het donker gekleed was en een bivakmuts droeg. Vervolgens rende deze man hard weg in de richting van een gangpad, gelegen aan de [straat 5] .
28.
Het proces-verbaal van verhoor aangever van 1 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 37 en 38 van ZD01:
Ik liep naar mijn auto. Ik deed het portier met het kaartje open en ging op de bestuurdersstoel zitten. Hierna sloot ik het portier en op het moment dat ik het kaartje in de sleuf van het contact wilde stoppen zag ik ineens een schaduw, waar ik eerder over sprak. Vervolgens werd er door een man door de ruit van mijn auto op mij geschoten en werd ik hierbij geraakt in mijn rechterwang. Door dit schot kwam ik op mijn rechterzijde terecht en wel met mijn gezicht naar beneden op de bijrijdersstoel. Vervolgens werd door deze man meerdere keren door het raam waarvan het glas was gebroken geschoten.
29.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 12] van 1 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven op pagina 135 en 136 van ZD01:
Ik woon bij mijn moeder aan de [straat 5] in [plaats 1] . Ik was nog wakker omstreeks 2:30 uur. Ik was aan het bellen en stond vlakbij het raam. Ik hoorde ineens twee knallen. Direct hierop hoorde ik een vrouw schreeuwen. Door deze schreeuw besefte ik dat het niet om vuurwerk ging. Ik heb direct hierop het raam geopend en keek waar de knallen vandaag kwamen. Ik keek hierbij in de richting van de [straat 15] . Ik zag aan de linkerzijde van de weg een auto staan. Ik zag dat er aan de bestuurderskant van de auto een persoon stond. Ik zag dat deze persoon met gestrekte arm naar de auto wees. Ik hoorde vervolgens nog twee of drie knallen. Ik zag lichtflitsen bij de hand van de persoon vandaan komen. Na het schieten zag ik dat de schutter zijn hand richting zijn middel bewoog en wegrende.
30.
Een geschrift, te weten een letselbeschrijving Forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer 1/ benadeelde] , GGD Twente, van 1 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 51 en 52 van ZD01:
Datum incident: 31-01-2017
Medische informatie [slachtoffer 1/ benadeelde] .
SEH diagnose : Multiple schotverwondingen.
Ouderdom letsels : De ouderdom van de letsels passen bij het huidige tijdsinterval. De verwoningen ter plaatse van de schouder, passen bij een in- en uitschotwond. In de linker onderarm zijn deeltjes zichtbaar die goed kunnen passen bij kogelresten.
Hoofd.
Op 1,5 cm rechts van de rechter mondhoek is over een oppervlakte van 2 x 1,5 cm de huid bedekt met een korst die diep-donkerrood gekleurd is. Richting het oor is de huis over 0,5 cm lichtrood gekleurd als een halve maan om de donkere verkleuring heen.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Rug.
Op de rug rechts, 9 cm van de okselplooi. is de huid grijs-rose gekleurd met een diameter van ongeveer 0,5 cm. De huid lijkt intact. Hierboven is een lichtbruine, boemerang-vormige verkleuring zichtbaar.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Op de rug links, ongeveer 4,5 cm rechts van de okselplooi, is de huid rood-paars gekleurd met een diameter van ongeveer 1,5 cm. Ongeveer 5 cm boven deze verwonding is de huid eveneens paars-rood gekleurd met er omheen een licht-rode verkleuring met een totale diameter van ongeveer 1,5 cm. Rond de bovenste helft is de huid bandvormige lichtbruin gekleurd met een breedte van bijna 0,5 cm.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Linkerarm
Halverwege de linker bovenarm tot aan halverwege de onderarm is een gips zichtbaar. Op ongeveer 2 cm naar links en 2 cm naar boven tov de linker okselplooi is de huid roodbruin gekleurd. Onscherp en onregelmatige begrensd met een diameter van ongeveer 2 cm (A). Op ongeveer 1,5 cm boven (A), is de huid over een diameter van ongeveer 2 cm lichtrood gekleurd waarbij de huid is onderbroken door een donkere rood-aruarte verkleuring. De wond randen zijn vrij scherp begrensd. (B). Ongeveer 5 cm boven (B) is een zelfde soort licht-rode verkleuring van de huid zichtbaar met een diameter van ongeveer 1 cm waarin aan de onderzijde een grijs-witte puntvormige verkleuring zichtbaar is. Over het gehele oppervlak is een patroon van kleine ronde puntjes zichtbaar, dat past bij het gebruikte verbandgaas. Overig letsel Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Rug.
Op de rug links, ongeveer 4,5 cm rechts van de okselplooi, is de huid rood-paars gekleurd met een diameter van ongeveer 1,5 cm. Ongeveer 5 cm boven deze verwonding is de huid eveneens paars-rood gekleurd met er omheen een lichtrode verkleuring met een totale diameter van ongeveer 1,5 cm. Rond de bovenste helft is de huid bandvormige licht bruin gekleurd met een breedte van bijna 0,5 cm. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
31.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 19] van 31 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 58 van ZD01:
Omstreeks 2:40 uur kregen wij de melding te gaan naar de [straat 5] te [plaats 1] . Aldaar zouden meerdere keren zijn geschoten en hard gegil van een vrouw zijn gehoord. Ter plaatse zagen wij drie personen bij een voertuig met het kenteken [kenteken 5] staan. Ik zag dat er meerdere kogelinslagen in de auto zaten en dat er glas naast het voertuig aan de bestuurderszijde op de grond lag.
32.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] van 6 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 60 van ZD01:
Omstreeks 02.39 uur kregen wij de melding van de meldkamer dat er geschoten zou zijn aan de [straat 5] in [plaats 1] . Ter plaatse zag ik een personenauto, merk Renault voorzien van het [kenteken 2] . Het bestuurdersportier was geopend en ik zag het glas aan de linkerzijde van de personenauto geheel verbrijzeld was. In de directe nabijheid van de personenauto zag ik 5 huizen op straat en op de stoep liggen. Aan de rechterzijde van de personenauto zag ik twee uitschot gaten zitten in het bij rijdersportier.
33.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 15] van 31 januari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 233 tot en met 237 van ZD01:
Aanleiding
Op dinsdag 31 januari 2017, omstreeks 03:09 uur, kreeg ik het verzoek om een forensisch onderzoek in te stellen in (en rond) een voertuig, geparkeerd nabij perceel bij [straat 5] te [plaats 1] nadat bij de politie een melding van een schietincident was binnen gekomen. Naar aanleiding van dit verzoek begaf ik mij ter plaatse, waar ik om dinsdag 31 januari 2077, te 03:51 uur aankwam.
Onderzoek plaats delict
Vanaf de [straat 15] zag ik op ongeveer 20 meter zag ik aan de rechterkant een 4-deurs personenvoertuig van het merk Renault, type Megane voorzien van [kenteken 2] . Het linkervoorportier van het voertuig stond open en ik zag glassplinters op de grond en in de auto liggen.
Ik zag in de goot en ongeveer 1,8 meter achter de Megane, 1 huls. Links, -achter en linksonder de Meqane zag ik op het trottoir en in de goot 7 hulzen. Linksonder de Megane, net voor het achterwiel zag ik een patroon. Onder de Megane zag ik een huls.
De 9 hulzen en 1 patroon werden door mij veiliggesteld en inbeslaggenomen.
Op de hulsbodems konden de volgende stempels worden afgelezen:
Sporenbord 3 – “9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 4 – “9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 5 – “9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 6 – “9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 7 – onleesbaar
Sporenbord 8 – “9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 9 – “ 9 x 19 94”
Sporenbord 10 – “ 9 x 19 94”
Sporenbord 11 – “9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 12 – “9mm Luger C.B.C.”
Ik zag dat binnenbekleding van het rechter voorportier beschadigd was. Ik zag dat het plaatwerk aan de buitenzijde van het rechter voorportier beschadigd was. Ik herkende dit als twee doorschoten.
Sporendragers
Goednummer : PL0600-2017047671-1359199
SIN : AAGW1218NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb3 – huls – bodemstempel: 9 mm luger c.b.c.
Goednummer : PL0600-2017047671-1359201
SIN : AAGW1219NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb4 – huls – bodemstempel: 9 mm luger c.b.c.
Goednummer : PL0600-2017047671-1359207
SIN : AAGW1220NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb5– huls – bodemstempel: 9 mm luger c.b.c.
Goednummer : PL0600-2017047671-1359208
SIN : AAGW1221NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb6 – huls – bodemstempel: 9 mm luger c.b.c.
Goednummer : PL0600-2017047671-1359209
SIN : AAGW1222NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb7 – bodemstempel: onleesbaar
Goednummer : PL0600-2017047671-1359213
SIN : AAGW1223NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb8 – huls – bodemstempel: 9 mm luqer g.f.l.
Goednummer : PL0600-2017047671-1359214
SIN : AAGW1224NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb9 – huls – bodemstempel: 9 .19 94
Goednummer : PL0600-2017047671-1359217
SIN : AAGW1225NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb10 – patroon – bodemstempel: 9 x 19 94
Goednummer : PL0600-2017047671-1359218
SIN : AAGW1226NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb11 – huls – bodemstempel: 9 mm luger c.b.c.
Goednummer : PL0600-2017047671-1359219
SIN : AAGW1227NL
Object : Munitie (huls)
Bijzonderheden : Sb12 – huls – bodemstempel: 9 mm luqer g.f.l.
34.
Een geschrift, te weten het deskundigenrapport betreffende forensisch DNA-onderzoek van dr. [deskundige 4] van 2 maart 20217, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 290 van ZD01:
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering van de huls Sb6 (AAGW1221NL), is op 11 april 2017 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken.
Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] (RE1264), geboren op [geboortedag] 1981 (DNA-profielcluster nummer [nummer] ). De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergeven in tabel 2.
Tabel 2
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van het celmateriaal
Huls, Sb6 AAGW1221NL
DNA profiel van een man. De frequentie van het DNA profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA profiel van [verdachte]
35.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats 1] op 31 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1] , NFI-deskundige wapens en munitie, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, van 8 januari 2018, op pagina 9373 van het FD:
De vijf hulzen [AAGW1218NL, -19NL, -20NL,-21NL en -26NL] zijn voorzien van het bodemstempel ‘9mm LUGER CBC’. De twee hulzen [AAGW1222NL en -24NL] zijn voorzien van het bodemstempel ‘L Y 9x19 94’. De twee hulzen [AAGW1223NL en -27NLJ zijn voorzien van het bodemstempel ‘G.F.L. 9mm LUGER’. Gezien deze bodemstempels en de afmetingen zijn alle huizen van het kaliber 9mm Parabelium.
De aanduidingen ‘9mm Luger’ en ‘9x19’ zijn synoniemen hiervan. De letters ‘CBC’ (in combinatie met een symbooltje in het slaghoedje),’L Y’ en ‘G.F.L.’ duiden op respectievelijk de munitiemerken Magtech, Norinco en Fiocchi. De toevoeging 94’ in het bodemstempel van de huizen [AAGW1222NL en -24NLj (Norinco) wijst op het fabricagejaar 1994.
36.
Het proces-verbaal van onderzoek onderdelen en munitie van verbalisant [verbalisant 16] van 13 april 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 272 en 273 van ZD01:
Binnen het onderzoek 26Janebell zijn tijdens een doorzoeking in perceel [adres 6] te [plaats 6] goederen inbeslaggenomen.
Munitie-omschrijving 6:
BVH-goednummer : PL2600-2015039072-74992
Summ-IT-goednummer : LEFCF15008_375275
Inbeslagnamenummer : MARKT15.02.01.008
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Munitie (Patroon)
Aantal : 83 stuks
Merk/type : 28x China North Industries, kaliber 9x19 mm
33x Fiocchi, kaliber 9 mm Luger
SIN-nummer : AAJ12615NL
Ik zag dat deze patronen in een plastic bakje zaten.
Munitie-omschrijving 7:
BVH-goednummer : PL2600-2015039072-74992
Summ-IT-goednummer : LEFCF15008_375275
Inbeslagnamenummer : MARKT15.02.01.009
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Munitie (Patroon)
Aantal : 10 stuks
Merk/type : 2x Fiocchi, kaliber 9 mm luger, 3x China North indrustries, kaliber 9x19 mm
SIN-nummer : AAJI2622NL
Ik zag dat deze patronen zich bevonden in een zwart plastic koffertje, model Pelicase.
Munitie-omschrijving 8:
BVH-goednummer : PL2600-2015039072-749780
Summ-IT-goednummer : LEFCF15008_375277
Inbeslagnamenummer : MARKT15.02.01.011
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Munitie (Patroon)
Aantal : 83 stuks
Merk/type : 3x China North indrustries, kaliber 9x19 mm, 1x Fiocchi, kaliber 9mm Luger
SIN-nummer : AAJI2624NL
Ik zag dat in een beige toilettas van het merk Active een tweetal patroonmagazijnen zonder opschrift of kaliber aanduiding en 70 stuk munitie aanwezig waren.
37.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 16] van 6 november 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Binnen SIN AAJI2615NL bevonden zich onder meer 28 kogelpatronen in het kaliber 9x19.
Binnen SIN AAIJ2622NL bevonden zich onder meer 3 kogelpatronen in het kaliber 9x19.
Binnen SIN AAIJ2624NL bevonden zich onder meer 2 kogelpatronen in het kaliber 9x19.
Ik zag tijdens het onderzoek dat deze patronen op de hulsbodems waren voorzien van een identiek bodemstempel. Ik zag dat boven het slaghoedje in de hulsbodems de kaliberaanduiding “9x19” zichtbaar was. Verder zag ik dat links van het slaghoedje de letter “L” zichtbaar was. Ook zag ik dat rechts van het slaghoedje de letter “Y” zichtbaar was. Tevens zag ik dat onder het slaghoedje het getal “94” zichtbaar was. Ambtshalve is mij bekend dat dergelijke getalcoderingen op hulsbodems door veel fabrikanten worden gebruikt om het jaar van productie van de munitie aan te geven. Het voornoemde getal “94” zou dan duiden op productiejaar 1994.
In band 2 van het Handboek Vuurwapens, uitgegeven door Koninklijke Vermande staat op pagina 85 van hoofdstuk IX (Tekens op munitie), paragraaf2 (Bodemstempels), 2 maal de bodemstempelcode LY. Onder deze 2 bodemstempelcodes staat een adrescode, welke bestaat uit 5 cijfers.
De tweede genoemde bodemstempelcode LY is vergezeld van de adrescode 50709.
Als bijbehorende producent staat genoemd: China North Industries Corporation, Norinco. Aangezien op de hulsbodem van de patronen het getal 94 zichtbaar was, is het zeer waarschijnlijk dat de betreffende hulsbodems geproduceerd zijn in 1994 door China North Industries Corporation. Derhalve had ik deze naam in mijn proces-verbaal onderzoek onderdelen en munitie vermeld als merknaam, waarbij ik abusievelijk het woord Corporation niet heb vermeld.
38.
Het aanvullend proces-verbaal LY-munitie van verbalisant [verbalisant 17] van 22 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onderzoek huizen LY 9x19 94:
Op 27 maart 2018 ontving ik per mail van [deskundige 1] , deskundige Wapens en Munitie van het NFI, aanvullende informatie betreffende de aangetroffen huizen. De email bevatte onder meer de tekst: “zoals afgesproken op de FIT van 19-03-2018, de volgende informatie. Ik heb uitgezocht hoe vaak munitie met het bodemstempel 9x19 LY 94 in Nederland is voorgekomen na 01-01-2009 (vroegste datum dat we deze gegevens beschikbaar hebben). Van de ca. 3000 zaken waarin huizen zijn ontvangen, hadden 5 zaken (niet de zaken van jullie) hulzen met het bodemstempel 9x19 L Y 94. Het gaat om de volgende zaken:
- [plaats 8] 28-09-2009, PL1505-200918129
- [plaats 9] 3-12-2010, PL126H-2010131711
- [plaats 10] (Brabant) 11-01-2014, PL206C-2014008157
- [plaats 11] , 21-03-2016, PL1100-2016063767
- [plaats 12] , 30-10-2016, PL1700-2016353524.
Het feit dat we deze munitie sinds 2009 bij maar 5 zaken gezien hebben geeft aan dat deze munitie redelijk zeldzaam is.
39.
Het relaas proces-verbaal betreffende het onderzoek naar poging tot liquidatie van [slachtoffer 1/ benadeelde] te [plaats 1] op 31-01-2017 (ZD01), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 16:
Op 27 september 2017 werd [verdachte] na observatie door het observatieteam aangehouden als verdacht bij kredietfraude. [verdachte] kwam kort daarvoor uit de woning waar hij verbleef aan de [adres 7] te [plaats 6] . Op 28 september 2017 werd in het kader van dat onderzoek ter inbeslagneming binnengetreden in die woning. Na het aantreffen van een vuurwapen werd de situatie bevroren waarna, nadat hij was gearriveerd, een doorzoeking ter inbeslagneming werd verricht onder leiding van de rechter-commissaris. Tijdens die doorzoeking werden onder meer twee vuurwapens, handschoenen en een bivakmuts inbeslaggenomen. Door het NFI werd DNA-onderzoek verricht op de bivakmuts die in de woning van [verdachte] aan de [adres 7] te [plaats 6] was inbeslaggenomen. Daaruit is gebleken dat rondom de mondopening een DNA-profiel werd aangetroffen dat bleek te machten met dat van [verdachte] .
40.
De kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 130, 132 en 133 van het beslagdossier TGO Egpypte:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 7] [plaats 6]
Datum en tijd: 28 september 2017 te 00:00 uur
Volgnummer 7
Goednummer: PL0600-2017207624-1566131
Object: Handschoen
Aantal/eenheid: 2 stuks
Kleur: Zwart
Spoor identificatienummer: AAKS6292NL
Bijzonderheden: 2 sts handschoenen
Volgnummer 8
Goednummer: PL0600-2017207624-1566145
Object: Handschoen
Aantal/eenheid: 2 stuks
Kleur: Zwart
Spoor identificatienummer: AAKS6291NL
Bijzonderheden: 1 handschoen, linker
Volgnummer 9
Goednummer: PL0600-2017207624-1566146
Object: Handschoen
Aantal/eenheid: 2 stuks
Kleur: Zwart
Spoor identificatienummer: AAKS6290NL
Bijzonderheden: 1 handschoen, rechter
Volgnummer 10
Goednummer: PL0600-2017207624-1566150
Object: Hoofddeksel (muts)
Kleur: Zwart
Spoor identificatienummer: AAKS6289NL
Bijzonderheden: 1 bivakmuts
41.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een poging doodslag/moord in [plaats 1] op 2 februari 2017, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 2] verbonden aan het NFI, van 9 februari 2018, op pagina’s 299, 300 en 301 van ZD01, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraagstelling
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht het aangeboden onderzoeksmateriaal te
onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is het verzamelen van celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de drager van de bivakmuts AAKS6289NL en de handschoenen AAKS6290NL, AAKS6291NL en MKS6292NL.
Onderzoek naar biologische sporen
De mondregio van de bivakmuts AAKS6289NL en de binnenzijden van de handschoenen AAKS6290NL, AAKS6291NL en AAKS6292NL zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn, zonder onderzoek naar de aard van het celmateriaal, veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
NB Het onderzoeksmateriaal AAKS6292NL betreft één linkerhandschoen.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAKS6289NL#01 bemonstering van de binnenzijde van de mondregio van een bivakmuts
AAKS6289NL#02 bemonstering van de buitenzijde van de mondregio van een bivakmuts
AAKS6290NL#01 bemonstering van de binnenzijde van een rechterhandschoen
AAKS6291NL#01 bemonstering van de binnenzijde van een linkerhandschoen
AAKS6292NL#01 bemonstering van de binnenzijde van een linkerhandschoen.
Resultaten, interpretatie en conclusie
De DNA-profielen van ondergenoemde personen zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek:
[verdachte] [geboortedag] 1981 REI264
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel
AAKS6289NL#01 en #O2
(binnen- en buitenzijde mondregio bivakmuts)
DNA-mengprofielen van minimaal twee personen
DNA-hoofdprofiel
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
AAKS6292NL#01 (binnenzijde van een linkerhandschoen)
DNA-profiel van een man
[verdachte]
Kleiner dan 1 op 1 miljard
42.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Vergelijkend schotrestenonderzoek naar aanleiding van diverse schietincidenten in Nederland en Duitsland in 2017, opgemaakt en ondertekend door dr. [deskundige 3] , als NFI-deskundige schotrestenonderzoek verbonden aan het NFI, van 8 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 11700 tot en met 11715 van het proces-verbaal aanvullende stukken TGO Egpyte:
Handschoenen en bivakmuts
De deeltjes die zijn aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts vertonen onderling grote overeenkomsten en worden daarom als één verzameling behandeld. Op al deze stukken van overtuiging zijn loodhoudende categorie A deeltjes met de elementsamenstelling PbBaSb aangetroffen. Naast deze drie hoofdelementen zijn diverse kenmerkende aanvullende elementen in de categorie A deeltjes aangetroffen. Het gaat daarbij om de elementen Sn, Al, Si, Hg, Fe en Ni. De frequentie waarmee de verschillende elementen worden aangetroffen in de deeltjes varieert, waarbij Sn, Al, Si en Fe regelmatig worden aangetroffen en Hg en Ni in veel mindere mate.
Naast de categorie A deeltjes zijn op de stukken van overtuiging vele verschillende categorie B deeltjes aangetroffen, die voor een groot deel uit verschillende combinaties Pb, Ba en Sb bestaan. Naast deze drie elementen, zijn in diverse klassen dezelfde aanvullende elementen aangetroffen als bij de categorie A deeltjes. De categorie 8 deeltjes zijn daarmee ondersteunend aan de categorie A deeltjes.
Samengevat wijzen de deeltjes die zijn aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts op meerdere verschillende groepen munitie, waarbij minimaal drie groepen munitie onderscheiden kunnen worden. Deze drie groepen worden gekenmerkt door: (1) loodhoudende categorie A deeltjes met Sn en bijbehorende categorie 8 deeltjes, (2) loodhoudende categorie A deeltjes met Al en bijbehorende categorie 8 deeltjes en (3) kwikhoudende munitie met categorie A of 8 deeltjes. Naast de hier gespecificeerde kenmerken kunnen de deeltjes verder nog andere elementen zoals Si bevatten. Tevens kan de aanwezigheid van andere groepen munitie niet worden uitgesloten.
Poging moord [slachtoffer 1/ benadeelde] (31 januari 2017, Enschede )
De hulzen worden allen gekenmerkt door loodhoudende categorie A deeltjes met de elementsamenstelling PbBaSb en ondersteunende categorie B deeltjes bestaande uit verschillende combinaties van dezelfde drie elementen Pb, Ba en Sb. In aanvulling hierop worden voornoemde deeltjes afhankelijk van het bodemstempel in meer of mindere mate gekenmerkt door de aanwezigheid van Al en/of Si. Op basis van deze analyse is het te verwachten dat er bij het verschieten van deze huizen met één en hetzelfde vuurwapen, deeltjes vrijkomen met verschillende combinaties van de elementen Pb, Ba, Sb, Al en Si.
43.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Beantwoording vragen naar aanleiding van schotrestenonderzoeken in relatie tot diverse schietincident in Nederland en Duitsland in 2017, opgemaakt en ondertekend door dr. [deskundige 3] , als NFI deskundige schotrestenonderzoek verbonden aan het NFI, van 24 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op basis van de verzameling deeltjes die is aangetroffen op de handschoenen [AAKS6290NL t/m -92NL en de bivakmuts [AAKS6289NL zijn — het rapport van 8 maart 2019 zoals beschreven in minimaal drie groepen munitie te onderscheiden. Een groep munitie is daarbij gedefinieerd als een verzameling munitie die bij het verschieten dezelfde typen schotresten produceren. Munities van verschillende merken en kalibers kunnen daarmee dus binnen één groep vallen.
De typering van de schotresten is gebaseerd op de elementen die in de aangetroffen deeltjes aanwezig zijn. Aan de hand van deze elementen worden de aangetroffen deeltjes eerst geclassificeerd volgens een vast schema van categorie A en B deeltjes, zie paragraaf 2.3 van de Bijlage schotrestenonderzoek. Vervolgens wordt gekeken welke kenmerkende elementen er nog meer in de betreffende deeltjes aanwezig zijn. De combinatie van al deze informatie bepaald uiteindelijk binnen welke groep munitie de verzameling deeltjes past. Hierbij wordt opgemerkt dat lang niet alle soorten deeltjes kenmerkend zijn voor één bepaalde groep munitie. Deze soorten deeltjes kunnen dus worden aangetroffen bij verschillende groepen munitie. Het is dan niet mogelijk om te bepalen tot welke groep munitie die deeltjes behoren.
In de verzameling deeltjes die is aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts zijn – zoals eerder aangegeven – kenmerken aangetroffen die passen bij minstens drie groepen munitie. Deze kenmerken betreffen: (1) loodhoudende categorie A deeltjes met Sn en bijbehorende categorie B deeltjes, (2) loodhoudende categorie A deeltjes met A1 en bijbehorende categorie B deeltjes en (3) kwikhoudende munitie met categorie A of B deeltjes. Sommige van deze en de overige in de verzameling aanwezige categorie A en B deeltjes passen bij meerdere van de drie groepen munities. Het is daarom niet mogelijk om de verzameling deeltjes op basis van de (minimaal) drie groepen munitie nauwkeurig te verdelen in drie subverzamelingen.
Tabel 1 Overzicht van schietincidenten met de daarbij aangetroffen hulzen
Omschrijving incident
Kaliber en karakterisering hulzen
Munitiegroep
Poging moord op [slachtoffer 1/ benadeelde] (31-01-2017)
9mm Parabellum PbBaSb categorie A met bijpassende categorie B deeltjes // AI en/of Si
Groep 2
Er vanuit gaande dat – zoals in de vraagstelling vermeld – de deeltjes op de bivakmuts en de handschoenen aan de incidenten gekoppeld zijn, kan op basis van tabel 1 geconcludeerd worden dat: de op de handschoenen en de bivakmuts aangetroffen verzameling schotresten gevormd kan worden als er een bijdrage is van de schietincidenten ‘schieten op [club] ’ en/of ‘schieten op woning [adres 2] ’ in combinatie met minimaal één van de overige schietincidenten, i.e. ‘poging tot moord op [slachtoffer 1/ benadeelde] ’, ‘poging tot moord op [naam 17] ’ of ‘schieten op woning [straat 6] ’.
44.
Het proces-verbaal van bevindingen aantreffen briefje van verbalisant [verbalisant 18] van 20 april 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 85 tot en met 87 van ZD01:
Op 21 februari 2017 vond in het kader van onderzoek 26Janebell een doorzoeking plaats aan de woning aan de [adres 6] te [plaats 6] . Tijdens de doorzoeking werd in een kistje met munitie een handgeschreven briefje met de volgende tekst aangetroffen:
Audi A4 station
antraciet grijs
[kenteken 1]
45.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 4 november 2019, pagina 8, voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte:
Op uw vraag hoe het briefje in mijn woning aan de [adres 6] in een kistje met munitie terechtkwam, zeg ik u nogmaals dat er wel meer mensen bij mij in de woning kwamen. Ik weet niet hoe het daar terechtkwam. Ik heb het briefje geschreven.
46.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 5 juli 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 87 van ZD01:
Op 31-01-2017 02:38 uur werd op de van [straat 5] te [plaats 1] een poging tot moord gepleegd op [slachtoffer 1/ benadeelde] .
Uit het vervolgens ingestelde onderzoek onder de naam SPOT, nummer [nummer 9] , is gebleken [getuige 10] op dat moment reed in een lichtblauwe/grijze Audi A4 station. Uit de verklaringen van [getuige 10] in samenhang met mutaties in BVH van de politie Twente kan worden opgemaakt dat die Audi was voorzien van [kenteken 1] .
Het [kenteken 1] is volgens de Rijksdienst voor het Wegverkeer afgegeven voor een Audi A4 Quattro, kleur grijs. In de periode van 24 januari 2017 tot en met 4 juli 2017 was deze auto op naam gesteld van [naam 35] .
Uit het BVH is gebleken dat [getuige 10] in de periode van januari 2017 meerdere malen als bestuurder van en dat [slachtoffer 1/ benadeelde] als passagier in deze auto was aangetroffen.
47.
Het proces-verbaal van bevindingen verklaring [verdachte in onderzoek Nauru 2] d.d. 23-09-2020 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 5 oktober 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven op pagina 866 van het aanvullend dossier hoger beroep:
Poging moord op [slachtoffer 1/ benadeelde] .
[verdachte in onderzoek Nauru 2] vertelde hierover dat het wapen waarmee op [slachtoffer 1/ benadeelde] is geschoten is geleverd door [naam 16] , een bekende wapenhandelaar uit [plaats 1] . [naam 16] heeft het wapen geleverd aan [naam 18] . [naam 18] heeft het wapen aan [verdachte] geleverd. De opdracht voor de moord kwam van die [naam 16] waarvan hij de achternaam niet kent. [naam 16] had [verdachte in onderzoek Nauru 1] gevraagd om die man te vermoorden. [verdachte in onderzoek Nauru 1] heeft de opdracht aan [verdachte] gegeven. De man die het doelwit had moeten zijn was niet [slachtoffer 1/ benadeelde] . De man die het doelwit had moeten zijn had een relatie met de dochter van [naam 16] .
48.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] van 8 januari 2024, opgemaakt door de raadsheer-commissaris in dit hof, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb heel vaak aangegeven dat mijn ex-schoonvader, [naam 16] , mij om het leven wilde brengen. De dag voordat er op [slachtoffer 1/ benadeelde] werd geschoten, werd ik aangehouden door de politie voor rijden zonder rijbewijs. Ik heb daarvoor anderhalve dag vastgezeten. Op het moment dat ik weer beschikking had over mijn telefoon zag ik dat bepaalde jongens mij heel vaak hadden gebeld, onder andere [getuige 10] . Hij waarschuwde mij dat ik zo snel mogelijk weg moest wezen. Toen was er nog niet geschoten op [slachtoffer 1/ benadeelde] . Ik ging veel om met [getuige 10] . Ik was elke dag met [getuige 10] op pad. Als ik niet zou zijn aangehouden door de politie dan zou ik met [getuige 10] samen zijn geweest. We waren dikke vrienden destijds Ik had geen rijbewijs, maar reed toch. [getuige 10] had net een Audi A4 kocht. Die had hij een paar dagen of een week. Ik heb in de dagen voor de beschieting eenmaal in de Audi A4 gereden. Daarvan heb ik een snap gemaakt toen ik reed. Ik heb gehoord dat [verdachte] met een getrokken wapen op de Audi A4 is afgelopen en is weggelopen toen hij mij niet zag zitten. Ik heb dit gehoord van [getuige 10] . Hij heeft mij dat gezegd om mij te helpen. Het klopt dat ik 30 januari 2017 ben gewaarschuwd door [getuige 10] . Dat had te maken met het incident waarbij [verdachte] met een getrokken wapen op de Audi A4 was afgelopen en mij niet had zien zitten. Ik hoorde dat op de dag dat ik werd vrijgelaten. Dat was op 30januari 2017. [getuige 10] liet de naam van [verdachte] vallen volgens mij. De Audi A4 was van [getuige 10] . Hij had door poker veel geld gewonnen en daarvan heeft hij die auto gekocht. Het was toen een mooie dikke auto. Ik wou in die Audi rijden omdat het een dikke auto was. Toen heb ik een snap gemaakt toen ik reed en op mijn social media geplaatst. [naam 16] heeft die snap vast gezien.
49.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] van 8 februari 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 165 en 166 van ZD01:
Momenteel ben ik ondergedoken, omdat ik denk dat ze [slachtoffer 1/ benadeelde] niet moesten hebben maar mij. Ik denk dat [naam 16] achter de poging liquidatie zit op [slachtoffer 1/ benadeelde] , maar dat de schutter zich heeft vergist. De reden is dat ik nog steeds een relatie heb met de dochter van [naam 16] , [dochter naam 16] .
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
50.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 4 november 2019, Pagina’s 11 en 12, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv;
51.
De bij het proces-verbaal van bevindingen bedreigingen door [verdachte] vanuit PI naar [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [naam 36] gevoegde uitgewerkte sms-berichten en tapgesprekken zoals weergegeven op pagina’s 151, 249, 353 en 458 van ZD10.