ECLI:NL:GHARL:2025:3213

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
200.352.205/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland heeft op 18 december 2024 besloten om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen tot 21 december 2025. De ouders zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend. De vader verzoekt om de verlenging af te wijzen, terwijl de moeder het verzoek van de vader steunt. De gecertificeerde instelling (GI) is van mening dat de beslissing van de kinderrechter in stand moet blijven. Het hof heeft de zaak op 24 april 2025 behandeld en heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende meewerken aan de hulpverlening. De moeder heeft zich zelfs aan het toezicht onttrokken door naar Litouwen te reizen. Het hof oordeelt dat de kinderrechter op goede gronden heeft besloten tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, gezien de zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige1] en het gebrek aan samenwerking van de ouders. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.352.205
zaaknummer rechtbank Gelderland 443191
beschikking van 27 mei 2022
over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van
[de minderjarige1]
in de zaak van
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. F. Pool
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die is gevestigd in Arnhem
en
[de moeder] (de moeder)
die woont in [woonplaats1]
en
de pleegmoeder,
per adres van de GI

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [de minderjarige1] verlengd tot 21 december 2025. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige1] is geboren [in] 2022. De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het gezag over hem.
2.2.
De ouders hebben ook nog een dochter, genaamd [de minderjarige2] . Zij is geboren [in] 2024 in Litouwen. De moeder na een paar maanden zonder [de minderjarige2] teruggekeerd naar Nederland. [de minderjarige2] woont bij oma moederszijde in Litouwen.
2.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige1] bij beschikking van 23 oktober 2023 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Tijdens de mondelinge behandeling van de voorlopige ondertoezichtstelling op 2 november 2023 heeft de kinderrechter toestemming verleend aan de GI voor een (deeltijd) uithuisplaatsing van [de minderjarige1] bij oma vaderszijde.
Daarna is de definitieve ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] door de kinderrechter uitgesproken tot 21 december 2024. Daarbij heeft de kinderrechter toestemming verleend aan de GI om [de minderjarige1] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg (netwerkpleeggezin) tot 21 december 2024.
2.4
[de minderjarige1] verblijft sinds mei 2024 bij de pleegmoeder.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige1] te verlengen met een periode van één jaar.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing verlengd tot 21 december 2025.
Die beslissing heeft de kinderrechter mondeling gegeven op 18 december 2024 en schriftelijk vastgelegd op 8 januari 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De vader is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing. Hij komt daarom in hoger beroep.
De vader verzoekt het hof de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg alsnog af te wijzen dan wel de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een kortere duur, te weten acht maanden.
4.2.
De GI wil dat de beslissing in stand blijft.
4.3.
De moeder is het eens met het verzoeken van de vader om de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing niet te verlengen.
4.4.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de vader
  • het verweerschrift van de GI
  • de brief met bijlagen van de vader van 9 april 2025
4.5.
De zitting bij het hof was op 24 april 2025. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat
  • de moeder
  • een vertegenwoordiger van de GI

5.De beoordeling door het hof

wat staat in de wet
5.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen [1] . Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. [2]
5.2.
De kinderrechter kan een machtiging geven een kind uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind of voor onderzoek van het kind [3] . De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken [4] .
standpunt van de vader
5.3.
De vader stelt dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige1] niet noodzakelijk zijn. Er is in Litouwen ten tijde van de geboorte van [de minderjarige2] in 2024 een kinderbeschermingsonderzoek bij de moeder en de vader uitgevoerd naar aanleiding van mededelingen van de Centrale Autoriteiten van Nederland over de situatie van het gezin in Nederland. De moeder heeft meegewerkt aan psychologisch onderzoek door een medisch psycholoog. In Litouwen zijn geen zorgen naar voren gekomen en de rapporten geven een heel ander beeld van met name de moeder dan het Nederlandse dossier. Door de taalbarrière en cultuurverschillen staat de moeder wantrouwend tegenover de Nederlandse hulpverlening volgens de vader. Er wordt op geen enkele manier gewerkt naar een terugplaatsing van [de minderjarige1] bij de ouders en er wordt geen passende hulp voor de ouders ingezet.
De vader, die [de minderjarige1] seksueel heeft misbruikt, wordt op dit moment in dat kader behandeld bij [naam1] . Er is volgens de vader vastgesteld dat geen sprake is van pedo- of parafilie, hij moet vooral sterker worden als persoon.
De moeder wil met [de minderjarige1] in Litouwen gaan wonen en de vader wil dan later aansluiten. De ouders zullen hulpverlening in Litouwen voldoende accepteren. De ouders hebben er onvoldoende vertrouwen in dat de GI deze emigratiewens en een eventuele netwerkplaatsing van [de minderjarige1] bij oma moederszijde in Litouwen als serieuze opties zal meenemen in het perspectief-onderzoek. Bij een dergelijk onderzoek dient de GI de verdere gang van zaken ook af te stemmen met de Centrale Autoriteit in Litouwen, aldus nog steeds de ouders.
standpunt GI
5.4
De nieuwe jeugdbeschermer vanuit de GI is iets langer dan een maand geleden gestart en heeft tijdens de mondelinge behandeling de actuele situatie toegelicht. Er is volgens de GI geprobeerd het contact tussen de moeder en [de minderjarige1] zoveel mogelijk in stand te houden, maar omdat de moeder zich moeilijk laat begeleiden is het toch steeds minder geworden. Op dit moment heeft de vader iedere week anderhalf uur en de moeder maar eenmaal per vier weken één uur contact met [de minderjarige1] . Het contact wordt begeleid door twee professionals (één medewerker vanuit de GI), omdat het meerdere keren is voorgekomen dat de situatie fysiek of emotioneel teveel opliep en de moeder zich (verbaal) agressief uitte. De jeugdbeschermer heeft er oog voor dat bij de moeder veel spanningen en gevoelens van onmacht leven en hij wil de frequentie van de omgang graag weer verhogen. Het is de GI tot nu toe niet gelukt om in samenwerking te komen met vooral de moeder, maar de jeugdbeschermer ziet wel kansen om het vertrouwen met de ouders alsnog op te bouwen. Hij wil diverse zaken in kaart brengen en naast elkaar zetten: Is het mogelijk en zinvol om alsnog een gezinsopname in te zetten? Kan er omgang op de een of andere wijze plaats vinden tussen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ? Kan er door de GI contact worden gelegd met oma moederszijde? Hoe is de ontwikkeling(sachterstand) van [de minderjarige1] en wat heeft hij nodig? Is het verantwoord dat de moeder met [de minderjarige1] in Litouwen gaat wonen? Voor de jeugdbeschermer liggen alle opties nog open, hij kan de situatie op dit moment nog niet inschatten.
oordeel hof
5.5
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter op goede gronden de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] heeft verlengd.
Het afgelopen jaar heeft de GI geen zicht kunnen krijgen op het functioneren en de mogelijkheden van de ouders om zelf voor [de minderjarige1] te kunnen zorgen. Dit komt omdat de moeder een periode in Litouwen heeft verbleven en daar is bevallen van dochter [de minderjarige2] en omdat de samenwerking tussen de GI en vooral de moeder tot nu toe niet goed tot stand is gekomen.
Daar komt bij dat de moeder, terwijl de toen nog ongeboren [de minderjarige2] onder toezicht was gesteld van de GI, zich willens en wetens aan dat toezicht heeft onttrokken door naar Litouwen af te reizen en daar van [de minderjarige2] te bevallen. Alleen omdat de uitvoering van de ondertoezichtstelling aldus door de moeder/ouders feitelijk onmogelijk was gemaakt is die ondertoezichtstelling indertijd beëindigd. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder er blijk van gegeven dat zij geenszins van plan is om met de GI te gaan samenwerken: het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep waargenomen dat de moeder veel kritiek heeft op de GI en de Nederlandse (vormen van) hulpverlening.
Vast staat dat de vader een ernstig zedendelict naar [de minderjarige1] heeft gepleegd. Na de uithuisplaatsing is bij [de minderjarige1] een achterstand in zijn fysieke en taal- en spraakontwikkeling geconstateerd. Volgens de GI is de fysieke achterstand grotendeels ingehaald, maar zijn spraak- en taalontwikkeling zijn nog niet vooruitgegaan. [de minderjarige1] gaat om die reden een aantal dagdelen per week naar een medisch kinderdagverblijf. Het contact tussen de ouders en de pleegmoeder is volgens de GI kwetsbaar, omdat de moeder niet achter de plaatsing staat en vanuit ontevredenheid grensoverschrijdend gedrag laat zien richting de pleegmoeder.
Om te kunnen bepalen of de ouders zelf weer voor [de minderjarige1] gaan zorgen is het noodzakelijk dat de GI de situatie en de mogelijkheden van beide ouders in kaart kan brengen. De GI is al betrokken sinds oktober 2023 en heeft op meerdere manier geprobeerd daarmee een aanvang te maken, maar tot nu toe is op dit punt niet veel bereikt vanwege het gebrek aan medewerking vanuit de ouders. Nu de GI ook het perspectief voor [de minderjarige1] moet gaan vaststellen, hebben de ouders er alle belang bij om alsnog te gaan meewerken. De moeder wil graag zelf voor [de minderjarige1] gaan zorgen, maar haar verzet tegen de GI maakt dit juist onmogelijk. Het is belangrijk dat de ouders openheid van zaken geven, ook over het netwerk en eventuele hulpverlening in Litouwen, en zich openstellen voor bijvoorbeeld een gezinsopname dan wel andere hulpverlening die de GI noodzakelijk acht. Dat de moeder veel frustraties ervaart omdat zij haar zoon niet zelf mag opvoeden, maakt dat niet anders. Zolang zij agressie blijft uiten richting professionals kan de GI haar werkzaamheden niet goed uitvoeren. De nieuwe jeugdbeschermer wil de moeder graag nog een kans geven en het hof hoopt dat de moeder deze kans zal aangrijpen.
5.6.
Duidelijk is voor het hof dat zolang de GI onvoldoende zicht heeft op de situatie van de ouders, [de minderjarige1] zeker niet bij zijn ouders thuis kan wonen. Daar komt bij dat het onderzoek naar alle mogelijke toekomstscenario’s een behoorlijke tijd in beslag zal nemen. Daarom ziet het hof geen aanleiding de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing in duur te bekorten.
De beslissing van de kinderrechter zal dus in stand blijven (worden bekrachtigd).

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 18 december 2024 over verlenging van de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW
2.artikel 1:260 lid 1 BW
3.artikel 1:265b lid 1 BW.
4.artikel 1:265c lid 2 BW.