In deze zaak heeft de vader verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft dit verzoek afgewezen. De vader is het niet eens met deze beslissing en gaat in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof oordeelt dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 807 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waaruit volgt dat tegen beslissingen op grond van artikel 1:264 BW geen andere voorziening openstaat dan cassatie in het belang der wet. De vader had verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI te laten vervallen, maar omdat de kinderrechter dit verzoek afwijzend heeft beslist, kan de vader niet in hoger beroep komen. Het hof legt uit dat er geen sprake is van een situatie waarin hoger beroep wel openstaat, zoals bij een uithuisplaatsing van een minderjarige. De beslissing van het hof is dat de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn hoger beroep.