ECLI:NL:GHARL:2025:3222

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
200.352.208/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [de minderjarige2], [de minderjarige3] en [de minderjarige4]. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had eerder op 24 december 2024 de ondertoezichtstelling verlengd tot 27 december 2025. De moeder van de kinderen was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep, waarbij zij verzocht om de ondertoezichtstelling te verkorten tot 27 juni 2025. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, steunde de beslissing van de kinderrechter en stelde dat de situatie van de kinderen nog steeds zorgwekkend was.

Het hof heeft de feiten en de procedure zorgvuldig overwogen. De moeder heeft aangegeven dat haar situatie verbeterd is en dat zij beter in staat is om voor de kinderen te zorgen. Echter, het hof constateert dat er nog steeds veel onrust in het gezin is en dat de ontwikkeling van de kinderen in het geding is. De kinderen hebben te maken met gedragsproblemen en er zijn zorgen over hun emotionele en sociale ontwikkeling. Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de kinderen te beschermen en hen de benodigde ondersteuning te bieden. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen en het verzoek van de moeder af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.352.208
zaaknummers rechtbank Gelderland 443637 en 443634
beschikking van 27 mei 2025
over de ondertoezichtstelling van:
[de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4]
in de zaak van
[de moeder](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. F. Pool
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering(de GI)
die is gevestigd in Amsterdam
en
[de juridische vader]
(de juridische vader met gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige3] )
zonder bekende woon- of verblijfplaats
en
[de vader]
(de vader met gezag over [de minderjarige4] ),
eerder verblijvende in Turkije, thans weer verblijvende in Nederland
Samenvatting
De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] verlengd tot 27 december 2025. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

1.De feiten

1.1.
De moeder en [de juridische vader] zijn de juridische ouders van:
[de minderjarige1] , geboren [in] 2009,
[de minderjarige2] , geboren [in] 2014, en
[de minderjarige3] , geboren [in] 2016.
De juridische vader is wel de biologische vader van [de minderjarige1] maar niet van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] .
1.2.
De moeder en [de vader] zijn de ouders van:
[de minderjarige4] , geboren [in] 2020 in [plaats1] .
1.3.
[de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] wonen bij de moeder en zij staan sinds 27 december 2022 onder toezicht van de GI.
[de minderjarige1] heeft ook onder toezicht gestaan van de GI, maar deze maatregel is inmiddels geëindigd.

2.De procedure bij de kinderrechter

2.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] te verlengen met een jaar tot 27 december 2025.
2.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling van de drie kinderen verlengd tot 27 december 2025. Die beslissing is mondeling gegeven op 24 december 2024 en op schrift gesteld op 14 januari 2025.

3.De procedure bij het hof

3.1.
De moeder is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en zij komt daarom in hoger beroep. Zij wil dat het hof het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] afwijst, dan wel het verzoek toe te wijzen voor een duur van zes maanden, dus tot 27 juni 2025.
3.2.
De GI wil dat de beslissing van de kinderrechter in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
3.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de moeder
  • het verweerschrift van de GI
  • de brief van de raad van 14 april 2025, waarin de raad zich afmeldt voor de zitting
3.4.
[de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn uitgenodigd te vertellen wat zij vinden van de ondertoezichtstelling, maar zij hebben hierop niet gereageerd.
3.5.
De zitting bij het hof was op 24 april 2025. Aanwezig waren:
  • mr. M. Krol, die namens mr. Pool de moeder heeft vertegenwoordigd
  • twee vertegenwoordigers van de GI

4.De overwegingen van het hof

Wat staat in de wet
(Artikel 1:255 lid 1 onder a en b en artikel 1:260 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek)
4.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen. Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
4.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar.
Stellingen moeder
4.3.
De moeder stelt dat haar situatie stabieler en haar draagkracht groter is geworden. Er zijn wel zorgen over de kinderen maar er is geen sprake meer van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ondertoezichtstelling van de kinderen veroorzaakt juist veel stress bij haar. Zij komt afspraken beter na en accepteert hulpverlening. Bij de huisarts heeft zij hulp voor het verwerken van haar trauma’s aangevraagd en als bepaalde hulpverlening voor de kinderen nodig is dan is zij ook in staat om dat zelf te regelen. De hulpverlening die zij op dit moment ontvangt vanuit [naam1] kan ook worden ingezet zonder een ondertoezichtstelling. De omgang tussen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] en hun biologische vader loopt goed en zij werkt ook mee aan de omgang tussen [de minderjarige4] en zijn vader, aldus de moeder.
Standpunt GI
4.4.
De GI stelt daar tegenover dat vanuit [naam1] wordt aangegeven dat de moeder niet altijd een hulpvraag heeft en dat er ook niet altijd sprake is van volledige acceptatie van hulp. Er wordt niet voor niets veel opvang voor de [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] ingezet om de moeder te ontlasten. De kinderen gaan onder meer ieder weekend en ook wel in de vakantie naar de logeeropvang en daarnaast is er buitenschoolse opvang voor de kinderen. De vader van [de minderjarige4] is inmiddels teruggekeerd uit het buitenland. Voor zijn vertrek was sprake van huiselijk geweld. Na zijn terugkeer was de moeder bang voor een ontvoering, de kinderen voelen zich onveilig en de moeder en de kinderen ervaren veel onrust. [de minderjarige2] denkt dat hij zijn moeder moet beschermen en toont veel agressie. De moeder heeft buiten de GI om een hulpvraag voor [de minderjarige2] ingediend. Dit verzoek is afgewezen omdat geconstateerd is dat het probleem niet bij [de minderjarige2] , maar in de thuissituatie zit. De GI heeft de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven en een verzoek tot het vaststellen van omgang met de vader bij de rechtbank ingediend (eenmaal per week onder begeleiding van [naam1] ). Sinds de vader van [de minderjarige4] omgang heeft, hangt hij niet meer rond bij de school en de buitenschoolse opvang van de kinderen. De GI heeft via de kinderen vernomen dat de moeder mogelijk een nieuwe relatie heeft. In het verleden is gezien dat er veel mannen door de moeder geïntroduceerd zijn in het gezin. Bij [de minderjarige3] worden hechtingsproblemen gezien en de relatie tussen [de minderjarige2] en [de minderjarige3] is verstoord. De GI vindt - anders dan de moeder - dat daar onderzoek naar nodig is. De GI verwacht dat de moeder zonder een ondertoezichtstelling niet de juiste stappen zal blijven zetten. In een situatie van rust is de moeder leerbaar, maar bij onrust valt zij terug in oude patronen. Dat moet worden voorkomen, aldus de GI.
Oordeel van het hof
4.5.
Het hof is van oordeel dat de moeder aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich de afgelopen periode inderdaad heeft ingespannen om de situatie van de kinderen te verbeteren. Na het vertrek van de vader van [de minderjarige4] naar Turkije was er meer ruimte bij haar om zich goed op de kinderen te richten. Het hof constateert echter ook dat er nog steeds sprake is van veel onrust in het gezin bij de moeder en dat er ook nog steeds veel zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. Uit de stukken blijkt dat de kinderen al heel lang opgroeien in een onstabiele onveilige opvoedsituatie en dit heeft zijn weerslag gehad op de ontwikkeling van de kinderen. De terugkeer van de vader van [de minderjarige4] heeft daar geen goed aan gedaan.
[de minderjarige2] heeft de diagnose ODD en in het verleden met instemming van de moeder een periode op een leefgroep van [naam2] gewoond. Hij heeft veel duidelijkheid, structuur en een betrouwbaar en veilig opvoedklimaat nodig. [de minderjarige2] laat veel agressie zien en is moeilijk hanteerbaar, hij accepteert niet dat hij wordt aangesproken door professionele medewerkers.
Bij [de minderjarige3] wordt gedrag gezien dat wijst op een onveilige hechting. Zij lijkt niet meer te weten hoe zij kind moet zijn en welke rol bij wie ligt. Zij is obsessief bezig met wat [de minderjarige2] en [de minderjarige4] doen. Er is therapie en onderzoek voor haar aangevraagd door de GI.
[de minderjarige4] heeft een korte spanningsboog en is aangemeld voor logopedie omdat hij onduidelijk spreekt. Hij komt niet tot spel als er andere kinderen bij zijn en is (zelf)bepalend en ongeremd. Hij plast uit protest in zijn broek en heeft grof taalgebruik. Hij heeft meerdere keren objecten besmeurd met ontlasting.
Uit de stukken blijkt dat de GI veel regie heeft gevoerd afgelopen tijd. Er zijn meerdere schriftelijke aanwijzingen gegeven door de GI en er zijn diverse vormen van hulpverlening voor de kinderen en voor het gezin, onderzoek voor [de minderjarige3] en diverse vormen van opvang voor de kinderen ingezet en/of aangevraagd door de GI.
De moeder stelt dat zij op relationeel gebied niets meer met de vader van [de minderjarige4] te maken wil hebben, maar hij heeft wel het gezag over en recht op contact met [de minderjarige4] . De moeder kan hem dus niet uit haar leven bannen. Sinds de vader van [de minderjarige4] terug is in Nederland zijn er bij alle kinderen naar het hof van de GI begrijpt gedragsveranderingen zichtbaar. [de minderjarige3] huilt vaker, het clowneske gedrag van [de minderjarige4] is verergerd en [de minderjarige2] uit meer agressie en geeft zelf aan dat hij liever weer op de groep van [naam2] wil wonen.
Het hof is van oordeel dat dit alles tezamen voldoende aanleiding geeft om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de hele periode tot 27 december 2025. Mede gelet op de keuzes die de moeder in het verleden heeft gemaakt, is het de komende tijd belangrijk dat de GI de situatie van de kinderen bij de moeder blijft volgen, de belangen van de kinderen blijft bewaken en regie blijft voeren. Het hof is er niet van overtuigd dat de moeder voldoende hulpverlening zal blijven accepteren dan wel zal inzetten en dat zij de kinderen niet meer zal belasten met nieuwe ontwikkelingen. Integendeel. De moeder stelt bovendien dat de ondersteuning vanuit [naam1] op vrijwillige basis kan worden voortgezet, maar indien de moeder geen hulpvraag heeft in de toekomst geeft dat onvoldoende zekerheid.
Beslist wordt daarom als volgt.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, gegeven op 24 december 2024 en opschrift gesteld op 14 januari 2025;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, M.H.F. van Vugt en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025.