ECLI:NL:GHARL:2025:3436

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
21-002293-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Opiumwet met partiële vrijspraak en ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van drugs, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 14 mei 2025 en heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte vroeg voor het eerste tenlastegelegde feit en een voorwaardelijke geldboete voor het tweede feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 april 2018 in Groningen aanwezig was bij de vondst van een geringe hoeveelheid heroïne en cocaïne, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet en verwijtbaarheid. Hierdoor is de verdachte vrijgesproken van het eerste feit en is het tweede feit bewezen verklaard, maar is de verdachte niet strafbaar verklaard wegens afwezigheid van schuld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002293-22
Uitspraak d.d.: 28 mei 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 mei 2022 met parketnummer 18-830152-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
wonende te [geboortedag] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van verdachte ter zake van het onder één tenlastegelegde en veroordeling van verdachte ter zake van het onder twee tenlastegelegde tot een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,00 met een proeftijd van één jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.G.D. Rutten, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland bij vonnis van 20 mei 2022 veroordeeld ter zake van beide tenlastegelegde feiten tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 november 2017 tot en met 29 april 2018 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks 30 april 2018 te Groningen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,95 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 5,04 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak t.a.v. het onder 1 tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Voorwaardelijk verzoek

Het voorwaardelijke verzoek dat de raadsman van verdachte ter zitting van het hof heeft gedaan behoeft, gelet op de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde, geen nadere bespreking.

Partiële vrijspraak t.a.v. het onder 2 tenlastegelegde

Verdachte was aanwezig in de woning aan de [straatnaam] te [plaats] toen de politie daar op 30 april 2018 is binnengetreden. Hij heeft verklaard dat hij af en toe in de woning sliep. Soms sliep hij dan op de bank in de woonkamer en soms in een slaapkamer. Verdachte zat of lag op het bed in een slaapkamer, in het dossier aangeduid als ‘ruimte E’, toen daar 0,20 gram heroïne en 0,58 gram cocaïne in een plastic zakje op de vloer is aangetroffen.
Verdachte ontkent dat de aangetroffen drugs van hem zijn en stelt dat hij de drugs die in die slaapkamer op de vloer lagen niet heeft opgemerkt. Het dossier bevat verder geen informatie over het verband tussen deze drugs en verdachte, noch over de wetenschap van verdachte omtrent de aanwezigheid daarvan, noch over enige betrokkenheid tussen hem en die aanwezige drugs in de kamer. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat verdachte klaarblijkelijk slechts af en toe in deze woning verbleef, dat de kamer waarin hij is aangetroffen niet zijn gebruikelijke slaapplek was als hij daar sliep, dat uit de foto van de betreffende slaapkamer blijkt dat er meer goederen op de vloer lagen en dat de aangetroffen hoeveelheid drugs op de vloer gering was.
Het hof acht daarom niet bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning, zodat verdachte van de ten laste gelegde opzetvariant dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 30 april 2018 te Groningen aanwezig heeft gehad ongeveer 0,20 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 0,58 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Het hof heeft hiervoor bewezenverklaard dat verdachte een hoeveelheid cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad. Het hof overweegt hierover als volgt.
Op basis van het dossier kan het hof geen enkel oordeel geven over enige mate van verwijtbaarheid aan de kant van verdachte ten aanzien van de aanwezigheid van de drugs in de kamer waar hij is aangetroffen - in het dossier aangeduid als ruimte E -. Dit leidt tot het oordeel dat verdachte van het aanwezig hebben van de bewezen verklaarde Opiumwetmiddelen, geen enkel verwijt kan worden gemaakt en hij, bij afwezigheid van alle schuld, daarvoor niet strafbaar is.
De verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.I. Buitenhuis, griffier,
en op 28 mei 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.