ECLI:NL:GHARL:2025:3453

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
200.351.140/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mentorschap ten behoeve van verzoekster met ernstige ASS problematiek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot instelling van een mentorschap voor een meerderjarige vrouw, aangeduid als verzoekster, die lijdt aan ernstige ASS problematiek. De ouders van verzoekster hadden eerder bij de kantonrechter van de rechtbank Overijssel verzocht om een mentorschap in te stellen, wat door de kantonrechter is toegewezen. Verzoekster is geboren in 1985 en heeft een complexe zorgbehoefte, waarbij zij tijdelijk of duurzaam niet in staat is haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf te behartigen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de advocaat van verzoekster en de mentor aanwezig waren. De ouders van verzoekster steunen het verzoek tot mentorschap, maar verzoekster zelf is van mening dat zij in staat is om haar belangen te behartigen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat verzoekster, gezien haar geestelijke en lichamelijke toestand, niet in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er geen alternatieve mogelijkheden zijn voor een adequate belangenbehartiging. De beslissing van de kantonrechter is bekrachtigd, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank Overijssel in stand gelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.351.140
(zaaknummer rechtbank Overijssel 11345992)
beschikking van 5 juni 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. L.A.W. Hermans,
en
[verweerder],
en
[verweerster],
verder gezamenlijk te noemen: de ouders,
verweerders,
beiden wonende te [woonplaats1] .
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de broer],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de broer,
en
[de mentor], h.o.d.n. [naam1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, team Toezicht - Bewindsbureau, van 13 november 2024 (de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 februari 2025;
- de kopie van de brief van de ouders aan mr. Hermans van 14 maart 2025, ingekomen op 17 maart 2025;
- een journaalbericht van mr. Hermans van 29 april 2025 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 mei 2025 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de advocaat van [verzoekster] ;
- de mentor.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 1985.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 8 oktober 2024, hebben de ouders verzocht een mentorschap in te stellen ten behoeve van [verzoekster] .
3.3
De mentor heeft op 20 februari 2025 een verzoek tot ontslag gedaan bij de kantonrechter.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoekster] .
4.2
[verzoekster] is met drie grieven (genummerd 1,2 en 4) in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, naar het hof begrijpt, het verzoek tot instelling van een mentorschap alsnog af te wijzen.
4.3
Het hof leidt uit de voormelde door de ouders aan het hof toegezonden (kopie)brief af dat zij nog onverkort achter het door hen verzochte mentorschap voor [verzoekster] staan.
4.4
De mentor voert verweer op de mondelinge behandeling en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
5.2
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] als gevolg van haar geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of wordt bemoeilijkt haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. De inmiddels ontstane situatie van [verzoekster] bevestigt dit oordeel.
5.3
Uit de overgelegde stukken blijk dat [verzoekster] zeer ernstige ASS problematiek heeft. Zij leidt een geïsoleerd leven en accepteert geen (bemoei)zorg.
5.4
Op de mondelinge behandeling heeft de mentor – onbestreden – het volgende aangevoerd.
Na de bestreden beschikking is er weer een crisismaatregel opgelegd aan [verzoekster] . Tijdens die opname lag zij op bed en kwam daar niet zelfstandig uit. Aan het einde van de maatregel heeft [verzoekster] haar spullen gepakt en is zij vertrokken. Na twee nachten in een opvang te hebben verbleven hebben haar ouders haar weer onderdak gegeven. Toen de situatie bij haar ouders onhoudbaar werd, is [verzoekster] – nadat de crisisdienst haar op verzoek van de ouders had beoordeeld – naar [woonplaats2] vertrokken. Daar verbleef zij bij een kennis en inmiddels bij een andere kennis. Volgens de mentor kan [verzoekster] niet zelfstandig wonen omdat sprake is van ernstige verwaarlozing van haarzelf en haar omgeving. De mentor voert aan dat sprake is van een zeer zorgelijke situatie en heeft de politie – ook in [woonplaats2] – ingeschakeld. Alhoewel [verzoekster] cognitief hoog begaafd is, is haar ontwikkeling op sociaal-emotioneel gebied extreem laag. [verzoekster] stelt veel voorwaarden en accepteert geen hulp van de mentor of van anderen. Zij heeft een vitamine B12 tekort waarvoor zij injecties nodig heeft. De mentor verwacht niet dat zij in staat is die zichzelf toe te dienen. Het is onduidelijk waarvan zij leeft; zij neemt nauwelijks geld op van haar leefrekening. De woning van [verzoekster] in [woonplaats1] was volledig verwaarloosd en vervuild. Hoewel die woning inmiddels is schoon gemaakt wil [verzoekster] er niet naar terug. De mentor is in overleg gegaan met de woningbouw over vervangende woonruimte. Ook heeft de mentor [verzoekster] ingeschreven bij [naam2] , waar zij begeleid zou kunnen wonen. Daaraan werkt zij tot op heden niet mee.
De mentor heeft inmiddels bij de kantonrechter haar ontslag ingediend om [verzoekster] de mogelijkheid te geven zelf een mentor te kiezen van wie zij mogelijk wel hulp kan accepteren. Daarop is [verzoekster] niet ingegaan. De mentor vindt het mentorschap noodzakelijk. De mentor vreest voor een nieuwe crisis waarin allerlei beslissingen zullen moeten worden genomen over onder andere (het inschakelen van) hulpverlening en medicatie voor [verzoekster] .
5.5
[verzoekster] stelt zich bij monde van haar advocaat op het standpunt dat zij in staat is zelf haar niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen en in herstel is van de problemen die zijn ontstaan door het vitamine B12-tekort, maar onderbouwt dit niet. Mede gelet op het vorenstaande gaat het hof daaraan voorbij. [verzoekster] was zelf niet op de mondelinge behandeling van het hof aanwezig om een nadere reactie of toelichting te geven. Het betoog van haar advocaat, die niet van alle ontwikkelingen op de hoogte is, was daartoe ontoereikend. Het hof is verder van oordeel dat er geen alternatieve mogelijkheden zijn voor een voldoende behartiging van de belangen van [verzoekster] , zoals [verzoekster] stelt. De ouders van [verzoekster] zijn volstrekt overbelast, zoals ook blijkt uit hun brief van 14 maart 2025 aan de advocaat van [verzoekster] die in kopie aan het hof is toegezonden. Daarbij komt dat zij vanwege gezondheidsredenen niet aanwezig waren op de mondelinge behandeling van het hof om hun standpunt nader toe te lichten. Dat [verzoekster] wordt ondersteund bij het regelen van haar zaken door andere professionele begeleiding, zoals zij aanvoert, blijkt voor het hof niet.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de beslissing van de rechtbank in stand laten.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Enschede, team Toezicht – Bewindsbureau van 13 november 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, P.B. Kamminga en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 5 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.