ECLI:NL:GHARL:2025:3547
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens verjaring in strafzaak
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 22 juni 2000. De verdachte, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van valsheid in geschrifte en opzettelijke schending van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen. Het hof heeft vastgesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging wegens verjaring. De verjaringstermijn voor de ten laste gelegde feiten was verstreken, aangezien het recht tot strafvordering na twaalf jaren vervalt voor misdrijven met een maximum gevangenisstraf van tussen de drie en acht jaren. De rechtbank had het vonnis pas op 26 februari 2024 aan de verdachte betekend, maar er waren geen handelingen verricht die de verjaring hadden gestuit. Hierdoor is het hof tot de conclusie gekomen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vervolging. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan door het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging voor de ten laste gelegde feiten.