ECLI:NL:GHARL:2025:3585

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
21-002201-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling door noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf voor mishandeling, maar het hof heeft hem vrijgesproken. De verdachte handelde uit noodweer toen hij een duw gaf aan de aangeefster, die spullen naar hem gooide. Het hof oordeelde dat het handelen van de verdachte niet wederrechtelijk was, omdat hij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De feiten vonden plaats op 15 januari 2023 tijdens een woordenwisseling tussen de verdachte en de aangeefster, waarbij de verdachte in reactie op het gooien van voorwerpen door de aangeefster handelde. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte ondersteund door getuigenverklaringen en oordeelde dat de noodweergrenzen niet waren overschreden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002201-23
Uitspraak d.d.: 11 juni 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshofArnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, zittingsplaats Arnhem, in de rechtbank Gelderland van 24 april 2023 met parketnummer 05-016109-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.A.C. Frijns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, te vervangen door dertig dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 400,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het verdachte vrijspreekt en zal daarom opnieuw recht doen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2023 in de gemeente [plaats] zijn (ex-)partner, althans een persoon, te weten [naam] , heeft mishandeld door die [naam] - meerdere malen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of lichaam te slaan, en/of - (met kracht) te duwen, - ten gevolge waarvan die [naam] ten val is gekomen.

Vrijspraak

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit weliswaar wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dat verdachte hiervoor niet strafbaar is. Volgens de advocaat-generaal is sprake van een noodweersituatie waarbij verdachte in reactie op de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding – het gooien van voorwerpen door aangeefster – heeft gereageerd. Nu verdachte daarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden en aannemelijk is geworden dat de hevige gemoedstoestand van verdachte is veroorzaakt door de aanranding, komt aan de verdachte een geslaagd beroep op noodweerexces toe en dient hij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat sprake is van een geslaagd beroep op noodweer. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte zichzelf heeft verdedigd tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval van aangeefster en daarbij heeft voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Oordeel van het hof
Met de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Van noodweer is sprake indien het strafbare handelen van de verdachte geboden was door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Voor de beoordeling daarvan is onder meer van belang of de aan het verweer strekkende tot noodweer ten grondslag liggende feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden.
Bij de beoordeling van het verweer van de verdediging gaat het hof, op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 januari 2023, tijdens de overdracht van de kinderen, is buiten op straat voor de woning van verdachte een woordenwisseling ontstaan tussen verdachte en aangeefster. Op enig moment heeft aangeefster voorwerpen naar verdachte gegooid, terwijl hun oudste dochter tegen verdachte aan stond en hem omarmde. Verdachte heeft in reactie daarop aangeefster een zodanig harde duw gegeven dat zij daardoor letsel bij haar oog heeft opgelopen en ten val is gekomen. Verdachte is vervolgens met zijn kinderen zijn woning binnengegaan en heeft telefonisch melding gedaan van het incident bij de politie.
Het hof acht het van belang dat de verklaringen van verdachte over wat er is voorgevallen tussen hem en aangeefster, worden bevestigd door getuige [getuige] en door wat de zus van verdachte later heeft gehoord van één van de kinderen van verdachte.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de feitelijke gang van zaken, zoals door de verdediging naar voren gebracht, aannemelijk is geworden en dat het handelen van verdachte – het geven van één (krachtige) duw tegen aangeefster in reactie op het gooien van voorwerpen in zijn richting, terwijl zijn dochter tegen hem aanstond – binnen de grenzen van een noodzakelijke verdediging is gebleven. Daarmee slaagt het beroep op noodweer en komt de wederrechtelijkheid aan het handelen van verdachte te ontvallen.
Verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 400,00 en voor het overige nietontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [naam]

Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,
mr. D.R. Sonneveldt en mr. L.P. Stapel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.H. van Vliet, griffier,
en op 11 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.