ECLI:NL:GHARL:2025:3631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
200.345.818
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en informatieregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende het gezag en de informatieregeling tussen de ouders van een minderjarige. De vader en moeder zijn de ouders van [de minderjarige], geboren in 2012. Tot de bestreden beschikking waren de ouders samen belast met het gezag over [de minderjarige]. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een ondertoezichtstelling opgelegd en een zorgregeling vastgesteld. De vader verzoekt in hoger beroep om de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van het gezag en de ondertoezichtstelling, terwijl de moeder en de gecertificeerde instelling (GI) verweer voeren. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 6 mei 2025 gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren. Het hof oordeelt dat de moeder terecht is belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige], omdat er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vader heeft in het verleden een kritische houding aangenomen, wat niet in het belang van [de minderjarige] is geweest. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per vier weken moet informeren over belangrijke aangelegenheden betreffende [de minderjarige]. De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.818
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 571781 en 518849)
beschikking van 17 juni 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.G.S.N. Asselbergs,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verder te noemen: GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 april 2021, 14 maart 2023, 10 april 2024 en 3 mei 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
De beschikking van 3 mei 2024 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 augustus 2024;
  • het verweerschrift van de GI met producties;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de moeder met productie;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vader;
  • een journaalbericht van mr. Nandoe Tewarie van 26 april 2025 met producties.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] heeft bij brief van 11 februari 2025 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 6 mei 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder en haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2012.
Tot de bestreden beschikking waren de ouders samen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Bij beschikking van 12 april 2021 heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, dus tot 12 april 2022.
Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 10 april 2024 tot 3 mei 2024 en vervolgens bij de bestreden beschikking tot 3 juli 2024.
3.3
Bij beschikking van 28 april 2021 heeft de rechtbank als voorlopige zorgregeling vastgesteld dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
  • de ene zaterdag van 12.00 uur tot 17.00 uur, en
  • de andere zaterdag van 11.00 uur tot 19.30 uur,
waarbij de GI in het belang van [de minderjarige] de zorgregeling mag wijzigen in duur en frequentie in het belang van [de minderjarige] . De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden in afwachting van de uitkomst van het verdere verloop van de ondertoezichtstelling.
3.4
Bij beschikking van 14 maart 2023 heeft de rechtbank genoemde zorgregeling op verzoek van de GI gewijzigd en bepaald dat de gezinsvoogd voorlopig de regie zal hebben over de frequentie, de aard en de duur van eventuele contacten tussen de vader en [de minderjarige] . De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden.
3.5
In weerwil van het bepaalde in de genoemde beslissingen hebben de vader en [de minderjarige] elkaar sinds het einde van de zomer in 2022 niet meer gezien.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad – verklaarde beschikking heeft de rechtbank:
  • het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen, om een regeling voor de vakanties en feestdagen vast te stellen en om de moeder te veroordelen tot nakoming hiervan op straffe van een dwangsom, afgewezen;
  • bepaald dat de moeder vanaf nu alleen is belast met het gezag over [de minderjarige] , en
  • de ondertoezichtstelling verlengd tot 3 juli 2024.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt in het beroepschrift het hof om de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de ondertoezichtstelling en het gezag. De vader verzoekt het hof te bepalen dat hij mede met het gezag belast blijft en dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor de duur van een jaar na 12 april 2024, dus tot 12 april 2025 dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.3
De GI voert verweer in het principaal hoger beroep. De GI vraagt het hof om het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De moeder voert verweer tegen hetgeen de vader aanvoert. Zij is op haar beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De moeder verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • in het principaal hoger beroep: de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure; en
  • in het incidenteel hoger beroep: primair te bepalen dat de moeder de vader één keer per kwartaal dan wel één keer per maand zal informeren over [de minderjarige] dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.5
De vader voert verweer in het incidenteel hoger beroep. De vader vraagt het hof om het verzoek van de moeder af te wijzen dan wel een beslissing te nemen als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

Gezag (grieven II, III en IV van de vader)
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof is net als de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat aan beide criteria is voldaan. De rechtbank heeft de moeder dan ook terecht belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] . Ter aanvulling overweegt het hof dat de situatie zoals beschreven in de bestreden beschikking nog steeds actueel is. Er is niets veranderd. [de minderjarige] heeft nog steeds veel last van de problemen die het gevolg waren van de jarenlange strijd en spanning tussen de ouders. De ouders zaten nooit op één lijn. Er is veel geïnvesteerd om hierin verandering te brengen, maar zonder voldoende resultaat.
5.3
Het hof is met de raad eens dat [de minderjarige] een kwetsbaar meisje is. Zij heeft veel last gehad van de situatie waarin haar ouders het oneens waren, ook omtrent gezagsbeslissingen. Volgens de moeder is er bij [de minderjarige] meer rust gekomen sinds zij weet dat zij niet meer verplicht is om het contact met de vader aan te gaan. In dat opzicht valt het te prijzen dat het hoger beroep van de vader zich niet richt tegen de beslissing voor wat betreft de omgang. Verder begrijpt het hof dat er een voorzichtige positieve ontwikkeling is bij [de minderjarige] en dat zij steeds meer kan ontspannen en niet meer zo veel dissocieert. Volgens [naam1] is [de minderjarige] van overleven terug bewogen naar leven. Zij gaat weer naar school en zit in een kleine klas waar zij zich veilig voelt. Het is in het belang van [de minderjarige] dat deze lijn kan worden doorgezet. [de minderjarige] zal hiervoor aan zichzelf moeten blijven werken. Zij kan nog steeds in een overlevingsreactie komen als zij onverwacht in haar traumaverwondingen wordt geraakt, aldus [naam1] . Voor wat betreft het voorliggende geschil omtrent het gezag geldt het volgende. Er zullen nog de nodige belangrijke beslissingen over hulpverlening voor [de minderjarige] moeten worden genomen. Verder zullen er ook beslissingen moeten worden genomen over de schoolkeuze. [de minderjarige] zal het komende schooljaar een extra jaar gaan doen en het jaar daarna naar de middelbare school gaan. Het is voor [de minderjarige] belangrijk dat deze beslissingen zonder stress, spanning en vertraging kunnen worden genomen. Op de mondelinge behandeling van het hof heeft de vader de indruk gewekt dat hij nog steeds bepalend is en kritisch blijft over belangrijke beslissingen, zoals ook de raad en de moeder op de mondelinge behandeling hebben aangegeven. De vader heeft daarover zelf gezegd dat hij verwacht dat hij als gezaghebbende ouder kritisch mag zijn en dat er plek mag zijn voor een alternatief en als dat niet mogelijk is, om daarover met hulpverleners in gesprek te gaan. Naar het oordeel van het hof is deze houding van de vader waarin over alle zaken die [de minderjarige] betreffen met iedereen in discussie wordt gegaan in de huidige situatie van [de minderjarige] niet in haar belang, net zoals deze houding in het verleden voor [de minderjarige] niet helpend is geweest.
Het hof zal de bestreden beschikking voor wat betreft het gezag dan ook bekrachtigen.
Informatieregeling (grief moeder)
5.4
In hoger beroep is tussen partijen niet in geschil dat de moeder de vader correct informeert over de ontwikkeling van [de minderjarige] , maar wel de frequentie van het informeren.
Ondanks dat de rechtbank – in het dictum – geen beslissing heeft genomen op de informatieregeling zijn de ouders op de mondelinge behandeling van het hof uitdrukkelijk overeengekomen de frequentie daarvan – naar het hof begrijpt bij wijze van prorogatie – aan het hof voor te leggen, ter voorkoming van een volgende procedure daarover.
5.5
Het hof stelt voorop dat de moeder mooie verslagen maakt over hoe het met [de minderjarige] gaat. Het hof gaat ervan uit dat de moeder hiermee verder gaat. Het hof is echter mede gezien de frequentie welke gebruikelijk is in zaken als deze van oordeel dat van de moeder niet kan worden verwacht dat zij dit iedere week doet en zal hierna bepalen dat de moeder de vader eenmaal per vier weken dient te informeren over belangrijke aangelegenheden over [de minderjarige] . Het hof weegt hierin mee dat de huidige frequentie niet gebruikelijk is in gevallen als deze, mede omdat er niet iedere week relevante informatie te melden zal zijn, dat een wekelijkse berichtenstroom intensief is en dat dit mogelijk voor de nodige onrust bij de moeder – en daarmee indirect ook bij [de minderjarige] – zorgt.
Ondertoezichtstelling (grief I vader)
5.6
De vader heeft op de mondelinge behandeling de grief tegen de beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling slechts te verlengen tot 3 juli 2024, ingetrokken.
Het hof zal de vader dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek betreffende de (verdere) verlenging van de ondertoezichtstelling tot 12 april 2025.
Proceskosten
5.7
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu de ouders een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling tot 12 april 2025;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 3 mei 2024 voor zover het betreft de beslissing over het gezag ten aanzien van [de minderjarige] ;
bepaalt dat de moeder de vader één keer per vier weken zal informeren over belangrijke aangelegenheden die [de minderjarige] betreffen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 17 juni 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.