In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, is in geschil met de vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, over de hoogte en ingangsdatum van de kinderalimentatie. Het huwelijk van partijen is in 2017 ontbonden en zij hebben drie minderjarige kinderen. In een ouderschapsplan is afgesproken dat de man maandelijks € 416,- aan alimentatie betaalt. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een eerdere beschikking bepaald dat de man vanaf 6 mei 2024 € 500,- per kind per maand moet betalen. De man is in hoger beroep gegaan en verzoekt deze beschikking te vernietigen, terwijl de vrouw in incidenteel hoger beroep gaat en een eerdere ingangsdatum van 28 maart 2024 verzoekt. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende financiële gegevens heeft overgelegd om zijn draagkracht te onderbouwen. Het hof wijzigt de beschikking van de rechtbank en bepaalt dat de man met ingang van 28 maart 2024 € 500,- per kind per maand moet betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.