In deze zaak gaat het om een zorgregeling tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, vertegenwoordigd door mr. F. van den Heuvel, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin zijn verzoek tot vaststelling van een zorgregeling werd afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door mr. R.J.Th. Leijzer, verzet zich tegen dit verzoek. De rechtbank had eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen begeleid contact met de vader hadden, maar de vader is veroordeeld voor huiselijk geweld, wat complicaties met zich meebrengt voor de zorgregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 mei 2025 zijn beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig geweest. Het hof heeft overwogen dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is, met signalen van onveiligheid en problematiek die aandacht vereisen. Het hof concludeert dat de huidige situatie bij de moeder voor de kinderen belangrijker is dan het opbouwen van een band met de vader. De vader kan in de toekomst opnieuw een verzoek indienen bij wijziging van omstandigheden. De beschikking van de rechtbank Gelderland wordt bekrachtigd.