ECLI:NL:GHARL:2025:3721

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
200.335.695/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot betaling openstaande facturen en cessie van vorderingen

In deze zaak heeft De Apenrots Westerbroek B.V. hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter in Groningen, waarin haar vordering tot betaling van openstaande facturen door het Provinciaal Gastouderbureau vof werd afgewezen. De Apenrots vorderde een bedrag van € 14.806,37, vermeerderd met rente en kosten, voor diensten die door het gastouderbureau waren verleend. De kantonrechter oordeelde dat er geen contractsovername had plaatsgevonden, maar wel een rechtsgeldige cessie van vorderingen. Het hof bevestigde dit oordeel en oordeelde dat Apenrots onvoldoende had onderbouwd dat GOB een bedrag aan haar verschuldigd was. Het hof concludeerde dat de vorderingen van Apenrots niet toewijsbaar waren, en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Apenrots werd veroordeeld in de proceskosten van GOB.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.335.695/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen 10057969
arrest van 17 juni 2025
in de zaak van
De Apenrots Westerbroek B.V.,
die is gevestigd in Westerbroek,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiseres,
hierna:
Apenrots,
advocaat: mr. Y. Schippers te Groningen,
tegen

1.Provinciaal Gastouderbureau vof,

die is gevestigd in Wildervank,
en haar vennoten
2. [geïntimeerde2],
die woont in [woonplaats1] ,
3. [geïntimeerde3],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de kantonrechter optraden als gedaagden,
hierna:
GOB,
advocaat: mr. J.W. Kastelein te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 19 maart 2024 heeft op 15 april 2024 een enkelvoudige mondelinge behandeling na aanbrengen bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Daarna heeft Apenrots een memorie van grieven genomen en GOB een memorie van antwoord. Vervolgens heeft Apenrots nog een akte uitlaten producties genomen. Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
Tussen partijen is een overeenkomst van opdracht gesloten waarbij GOB, tegen betaling van een vergoeding per gefactureerd uur, de kassiersfunctie vervulde, in de zin dat GOB bedragen factureerde en inde voor bij de bestuurder van Apenrots afgenomen uren aan kinderopvang. Apenrots wil betaling van in haar administratie nog openstaande facturen.
2.2
Apenrots heeft bij de kantonrechter gevorderd, voor zover in hoger beroep van belang, dat GOB wordt veroordeeld tot betaling van € 14.002,31, vermeerderd met rente en kosten.
2.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van Apenrots afgewezen, met veroordeling van Apenrots in de proceskosten. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.4
Apenrots heeft bij memorie van grieven haar eis gewijzigd, in die zin dat zij nu betaling van € 14.806,37 vordert. Tegen deze eiswijziging heeft GOB geen bezwaar gemaakt. Aangezien de eiswijziging op het processueel juiste tijdstip is gedaan en het hof ook verder niet is gebleken van strijd met de eisen van een goede procesorde, zal het hof beslissen op de gewijzigde eis.
2.5
Ook het hof wijst in hoger beroep de vorderingen van Apenrots niet toe. Het hof zal hierna eerst de feiten bespreken en daarna zijn beslissing verder toelichten.

3.De feiten

3.1
GOB exploiteert een onderneming die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt, en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders plaatsvindt.
3.2
De bestuurder van Apenrots, [naam1] , heeft in de vorm van een eenmanszaak, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [nummer1] een gastouderopvang en later kindcentrum De Apenrots geëxploiteerd. De eenmanszaak stond bij het Landelijk Register Kinderopvang ingeschreven onder nummer [nummer2] .
3.3
Tussen [naam1] en GOB is met ingang van 1 oktober 2016 een Overeenkomst tot bemiddeling voor en begeleiding van kinderopvang gesloten. In deze overeenkomst staat onder meer:
Artikel 8
De gastouder erkent dat het risico om de vergoeding van de ouder niet op tijd of niet volledig van de ouder te ontvangen volledig bij de gastouder zelf berust. De gastouder kan het GOB daar niet op aanspreken.
Artikel 9
De gastouder draagt de inning van de ouder(s) van de overeengekomen vergoeding over aan het GOB. Het GOB vervult daarmee ten opzichte van zowel de gastouder als de ouder(s) de kassiersfunctie. Deze door de overheid verplichte kassiersfunctie heeft het karakter van een te verlenen dienst en leidt in geen geval tot het overnemen van de betalingsverplichting van de ouder(s) door het GOB.
3.4
GOB rekende € 0,50 per gefactureerd uur als vergoeding voor haar diensten.
3.5
Apenrots exploiteert sinds 7 januari 2020 in de vorm van een besloten vennootschap kindcentrum De Apenrots in Westenbroek en Ommelanderwijk, waarbij zij verschillende soorten opvang aanbiedt.
3.6
In een notariële akte van 21 december 2020 heeft [naam1] de eenmanszaak De Apenrots ingebracht in Apenrots. De inschrijving bij de Kamer van Koophandel van de eenmanszaak is daarna niet beëindigd. De inschrijving van de eenmanszaak bij het Landelijk Register Kinderopvang onder nummer [nummer2] is niet gewijzigd naar Apenrots.
3.7
In een akte van cessie van 23 juni 2022 heeft [naam1] al haar huidige en toekomstige vorderingen op GOB overgedragen aan Apenrots.
3.8
In een brief van 10 maart 2021 heeft GOB [naam1] medegedeeld de dienstverlening te willen stopzetten. Vervolgens is tussen hen afgesproken dat de dienstverlening met ingang van 1 april 2021 is beëindigd.

4.De toelichting op de beslissing van het hof

4.1
Apenrots heeft zeven bezwaren (grieven) gericht tegen het oordeel van de kantonrechter. Het hof zal die bezwaren hierna per onderwerp/gezamenlijk bespreken.
Contractsovername
4.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat geen contractsovername maar wel een rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden. Apenrots is het niet eens met het oordeel van de kantonrechter dat er geen contractovername heeft plaatsgevonden.
4.3
Het hof beantwoordt de vraag of sprake is van contractoverneming net als de kantonrechter ontkennend. Voor contractoverneming is op de voet van artikel 6:159 BW een akte vereist tussen de overdragende en de overnemende partij. De wederpartij kan haar medewerking in elke vorm verlenen.
4.4
GOB heeft niet uitdrukkelijk, schriftelijk of mondeling, met de contractovername ingestemd, zodat de vraag overblijft of zij daarmee stilzwijgend heeft ingestemd. Apenrots heeft haar stelling dat dit het geval is geweest, tegenover de gemotiveerde betwisting van GOB, onvoldoende onderbouwd. Dat met GOB is gesproken over de omzetting van de eenmanszaak naar de BV en dat GOB daar zelfs over heeft geadviseerd, is door GOB weersproken.
4.5
Maar ook indien dit zo zou zijn geweest, is dat onvoldoende om aan te nemen dat GOB hierdoor ook hebben
ingestemdmet een contractovername van (de eenmanszaak van) [naam1] door de BV. Daarbij is van belang dat, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, [naam1] niet is gaan corresponderen als BV in plaats van (de eenmanszaak van) [naam1] en dat steeds de te name van (de eenmanszaak van) [naam1] gestelde bankrekening werd gebruikt. In facturen van GOB naar de ouders is verder steeds het KvK-nummer van (de eenmanszaak van) [naam1] gebruikt. Daarnaast werd het inschrijvingsnummer voor het Landelijk Register Kinderopvang gebruikt dat op naam van (de eenmanszaak van) [naam1] staat.
4.6
Apenrots heeft er ook nog op gewezen dat in de facturatie van GOB diverse benamingen voor Apenrots voorkomen, waaruit blijkt dat GOB wel degelijk op de hoogte was van de wijziging van de eenmanszaak naar de BV. Mede rekening houdend met de hiervoor weergegeven omstandigheden, kan ook hieruit echter geen instemming van GOB met contractsovername worden afgeleid.
4.7
Dit brengt mee dat geen sprake is geweest van een geldige contractsovername door Apenrots. [naam1] is contractspartij (gebleven) bij de overeenkomst met GOB.
Cessie
4.8
Ten aanzien van de cessie sluit het hof zich aan wat bij de kantonrechter daarover heeft overwogen en waartegen partijen niet hebben gegriefd. Dit betekent dat Apenrots dus vorderingsgerechtigd jegens GOB is geworden.
Vordering tot betaling van € 14.806,37
4.9
Vast staat dat partijen het volgende zijn overeengekomen. GOB maakte voor [naam1] een inkoopfactuur en voor de ouders een verkoopfactuur en verzond deze facturen. Zodra GOB de volledige betaling van de ouder(s) ontving, maakte zij het ontvangen bedrag minus de overeengekomen bureaukosten over aan [naam1] , een en ander conform de inkoopfactuur.
Nakoming
4.1
Apenrots heeft bij de kantonrechter gesteld dat GOB uit hoofde van deze overeenkomst nog een bedrag van € 14.002,31 aan haar verschuldigd is. GOB heeft dat gemotiveerd en met stukken onderbouwd bestreden. GOB heeft aangevoerd dat zij gebruik maakt van speciaal op gastouders afgestemde software en een portaal genaamd “Rosaweb”, waarin voor de gastouder via inloggegevens zichtbaar is welke facturen (volledig) zijn betaald. Aanvullend heeft GOB als productie 20 en 21 bij de kantonrechter een overzicht per factuur met onderbouwing van bureaukosten alsmede de inkoop- en verkoopfacturen en herinneringsbrieven overgelegd. Hieruit blijkt dat een deel van de facturen door ouders onbetaald is gebleven, zodat voor GOB geen doorstortverplichting gold. Daarnaast heeft GOB een aantal betalingen van ouders verrekend met vorderingen die zij op [naam1] had.
4.11
De kantonrechter heeft de vordering tot nakoming van Apenrots afgewezen op de grond dat Apenrots niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Tegen deze achtergrond en gezien de op Apenrots rustende stelplicht en het gemotiveerde verweer van GOB, mag van Apenrots worden verwacht dat zij concreet onderbouwt welke bedragen GOB heeft ontvangen en doorgestort hadden moeten worden, ondanks het door GOB gevoerde verweer.
4.12
In hoger beroep heeft Apenrots haar stelling dat GOB geïnde bedragen niet aan haar heeft doorgestort gehandhaafd en heeft zij haar vordering vermeerderd tot € 14.806,37. Volgens Apenrots zijn in ieder geval facturen die corresponderen met inkoopfacturen 31461, 31895, 33111, 37328, 37920, 38212, 38487, 38803, 39094 en 39358 wel door de ouders aan GOB voldaan, maar niet aan Apenrots doorgestort.
4.13
GOB betwist de omvang van de openstaande vordering. Daarnaast heeft zij per de door Apenrots genoemde inkoopfactuur met (in hoger beroep als producties 4 tot en met 12 overlegde) stukken onderbouwd toegelicht dat en waarom Apenrots geen aanspraak op betaling daarvan kan maken. Het hof kan die toelichting volgen.
4.14
In wat Apenrots als reactie op de onderliggende stukken heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om daar anders over te oordelen. Apenrots heeft in algemene zin betwist dat GOB een vordering op haar heeft die voor verrekening in aanmerking kan komen. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt echter niet in te zien waarom GOB in de door haar toegelichte gevallen niet tot verrekening mocht overgaan. De creditfacturen, waarvoor volgens Apenrots geen grond bestaat, komen pas aan de orde als er een betalingsverplichting van GOB zou bestaan.
Apenrots stelt verder dat betalingen niet altijd werden weggeboekt op de oudste nog openstaande facturen en dat in de stukken verschillende namen en vestigingen voorkomen. Een en ander neemt niet weg dat uit de toelichting met stukken van GOB voldoende blijkt dat tegenover de door Apenrots genoemde inkoopfacturen geen volledige betaling van daarmee corresponderende verkoopfacturen staat en dat daarmee van een doorstortverplichting voor GOB geen sprake is.
Apenrots betoogt tenslotte dat
De Flamingo’swel door Apenrots c.q. [naam1] werd geëxploiteerd en dat zij ten aanzien van de daarop betrekking hebbende inkoopfacturen daarom wel vorderingsgerechtigd zou zijn. Deze stelling is echter niet van een nadere onderbouwing voorzien, terwijl in de betreffende inkoopfacturen een van [naam1] afwijkend bankrekeningnummer en LRK-nummer staat.
4.15
Dit betekent dat Apenrots ook in hoger beroep haar vordering tot nakoming van doorbetaling van door GOB bij ouders geïnde bedragen van een onvoldoende onderbouwing heeft voorzien.
Schadevergoedingsverplichting
4.16
Voor zover Apenrots aan haar vordering mede een schadevergoedingsverplichting van GOB ten grondslag heeft gelegd, heeft de kantonrechter dit ook afgewezen op de grond dat zowel een tekortkoming van GOB als het bestaan van schade door Apenrots onvoldoende is onderbouwd. In dat verband is overwogen dat uit de door GOB overgelegde correspondentie blijkt dat GOB facturen en (vaak meerdere) herinneringen heeft gestuurd en dat niet gesteld of gebleken is dat GOB opdracht heeft ontvangen om een incassotraject bij de deurwaarder te starten.
4.17
Ook in hoger beroep oordeelt het hof dat Apenrots onvoldoende heeft onderbouwd dat GOB ter zake van het inningsproces tekort geschoten is en Apenrots daardoor schade heeft geleden.
4.18
Voor zover Apenrots betoogt dat het inschakelen van de deurwaarder deel uitmaakte van de werkzaamheden die GOB op grond van de overeenkomst behoorde te verrichten – Apenrots is hier niet duidelijk over waar zij enerzijds stelt dat GOB bij niet betaling in overleg trad of er gedagvaard moest worden en zij anderzijds stelt dat bij het inningsproces ook de inschakeling van de deurwaarde behoorde – volgt het hof Apenrots daarin niet. GOB heeft aangevoerd dat via Rosaweb inzichtelijk was of betalingen al dan niet werden voldaan en dat zij als service aanbood om in opdracht en op kosten van [naam1] een deurwaarder in te schakelen. In de overeenkomst is ook geregeld dat het risico van niet-betaling door de ouder(s) bij [naam1] rust. Hierin ligt geen verplichting voor GOB besloten om (zonder meer zonder afstemming en overleg met [naam1] ) tot inschakeling van een deurwaarder over te gaan. Evenmin kan op basis van deze afspraken een tekortkoming van GOB worden aangenomen als zij de mogelijkheid van dagvaarding in bepaalde gevallen niet met [naam1] zou hebben besproken.
4.19
Dat Apenrots opdracht tot inschakeling van een deurwaarder heeft gegeven om ter zake van ouders [naam2] , [naam3] en [naam4] over te gaan tot dagvaarding, is door GOB betwist. Uit de e-mailcorrespondentie waarnaar Apenrots in dit verband verwijst, valt dat niet af te leiden. Een telefonische mededeling van die strekking is door GOB betwist en kan daarom ook niet worden aangenomen.
4.2
Apenrots verwijt GOB ook nog dat niet ten aanzien van alle facturen herinneringen en aanmaningen zijn verstuurd. In reactie op dit verwijt heeft GOB verwezen naar de registratie in Rosaweb en de bij de kantonrechter als producties 20-21 en in hoger beroep als producties 13 tot en met 17 overgelegde correspondentie. Behoudens de stelling dat GOB na de aanmaning stopt, als die al gedaan is, heeft Apenrots niet op deze stukken gereageerd. Daarmee heeft Apenrots nagelaten haar verwijt op dit punt van een voldoende onderbouwing te voorzien.
4.21
Bij dit alles geldt nog dat GOB heeft aangevoerd dat [naam1] /Apenrots haar niet in gebreke heeft gesteld ter zake van enige tekortkoming, dat zij niet in verzuim is komen te verkeren en dat niet vast staat dat ouders na inschakeling van een deurwaarder wel tot betaling zouden zijn overgegaan. Gelet op de omvang van de schulden van betrokken ouders – waarbij op tenminste één van de ouders met de grootste schuld de WSNP van toepassing is geweest – acht GOB aannemelijk dat die schulden onbetaald zouden zijn gebleven. Uit wat Apenrots aanvoert, kan de onjuistheid van dat verweer niet worden afgeleid.
Slotsom vorderingen
4.22
Apenrots heeft haar vorderingen onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering komt het hof alleen al om die reden niet toe. Overigens heeft Apenrots in hoger beroep ook geen bewijsaanbod gedaan.
Proceskostenveroordeling bij de kantonrechter
4.23
Omdat de afwijzing van de vordering van Apenrots in stand blijft, is er geen reden om anders te oordelen over de veroordeling van Apenrots in de kosten van de procedure bij de kantonrechter.
De conclusie
4.24
Het hoger beroep van Apenrots slaagt niet. Het vonnis van de kantonrechter kan daarom in stand blijven.
4.25
Omdat Apenrots in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Apenrots tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak.

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 12 september 2023;
5.2
veroordeelt Apenrots tot betaling van de volgende proceskosten van GOB:
€ 2.135 aan griffierecht,
€ 2.428 aan salaris van de advocaat van GOB (2 procespunten x appeltarief II à € 1.214);
5.3
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, J.H. Kuiper en W.F. Boele en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
17 juni 2025.