ECLI:NL:GHARL:2025:3807

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
200.344.733/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van raadsheren in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die betrokken was bij een civiele procedure onder zaaknummer 200.344.733/01, waarin zij in conflict was met [naam1] over de verdeling van inboedel. De verzoekster had verzocht om via Teams deel te nemen aan de mondelinge behandeling, maar dit verzoek werd door de raadsheren afgewezen. De verzoekster stelde dat deze afwijzing de schijn van vooringenomenheid wekte en dat haar recht op hoor en wederhoor was geschonden. De wrakingskamer oordeelde echter dat de afwijzing van het verzoek om deelname via Teams een procedurele beslissing was en geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat rechterlijke beslissingen en de motivering daarvan niet als basis voor wraking kunnen dienen, tenzij er sprake is van objectieve vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de raadsheren vooringenomen waren en verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer W200.344.733/02
beslissing van de wrakingskamer van 24 juni 2025
inzake het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur te Oosterhout (NB).

1.De procedure

1.1
Bij dit hof is onder zaaknummer 200.344.733/01 een procedure aanhangig tussen verzoekster en [naam1] (hierna: [naam1] ) betreffende verdeling van inboedel. [naam1] wordt daarin bijgestaan door mr. R. Westendorp-Hertgers.
1.2
Bij arrest van 11 maart 2025 is in die procedure een mondelinge behandeling bepaald. De mondelinge behandeling zou plaatsvinden op 15 april 2025 om 9.15 uur.
1.3
Bij journaalbericht van 1 april 2025 heeft mr. Avontuur verzocht om verzoekster via Teams deel te laten nemen aan de zitting.
1.4
Bij journaalbericht van 3 april 2025 is daar van de zijde van [naam1] bezwaar tegen gemaakt.
1.5
Aan mr. Avontuur is via de griffie van het hof telefonisch bericht dat het verzoek om de mondelinge behandeling via Teams bij te wonen wordt afgewezen.
1.6
Bij journaalbericht van 7 april 2025 heeft mr. Avontuur nogmaals verzocht om de mondelinge behandeling door verzoekster via Teams te mogen bijwonen. Daarbij is een brief gevoegd met een toelichting.
1.7
Bij journaalbericht van 7 april 2025 van de zijde van [naam1] is bericht dat het standpunt onveranderd is en bezwaar bestaat tegen een hybride mondelinge behandeling, met een toelichting.
1.8
Bij journaalbericht van 7 april 2025 heeft mr. Avontuur gereageerd op het bericht van de zijde van [naam1] , met de vraag of het hof ermee in kan stemmen dat verzoekster via Teams deelneemt.
1.9
Bij e-mailbericht van 9 april 2025 vanuit de griffie van het hof is aan de beide advocaten bericht dat het verzoek niet wordt toegewezen en is die beslissing ook nader toegelicht als volgt:
‘Het verzoek kan niet worden toegewezen. Het is uiteindelijk aan mevrouw [verzoekster] te beslissen of zij naar Arnhem wil reizen en de zitting zal bijwonen. Het hof begrijpt dat mevrouw [verzoekster] uit vrees voor de heer [naam1] de zitting niet fysiek wil bijwonen, maar kan niet beoordelen of die vrees gegrond is. Wat de advocaten daarover berichten staat haaks op elkaar. Het hof zal met het oog op die vrees van mevrouw [verzoekster] zorgen voor aanwezigheid van de parketpolitie op de zitting en de enkelvoudige zitting omzetten naar een meervoudige zitting. Het zal u bekend zijn dat het hof alleen maatregelen kan treffen in het Paleis van Justitie, niet daarbuiten.’
1.1
Bij journaalbericht van 9 april 2025 is door mr. Avontuur op die afwijzing gereageerd, met nogmaals het verzoek om verzoekster via Teams te laten deelnemen.
1.11
Bij journaalbericht van 10 april 2025 is namens [naam1] weer gereageerd.
1.12
Bij e-mailbericht van 10 april 2025 heeft de griffie van het hof de beide advocaten nogmaals medegedeeld dat het verzoek van mr. Avontuur is afgewezen.
1.13
Bij journaalbericht van 11 april 2025 is namens verzoekster en verzoek tot wraking van de behandelende raadsheren, mrs. K. Hermsen, J.H. Lieber en R. Prakke-Nieuwenhuizen ingediend.
1.14
Van de zijde van de drie raadsheren is op 25 april 2025 een schriftelijke reactie op het verzoek tot wraking ingekomen. De schriftelijke reactie is doorgezonden aan verzoekster.
1.15
Op 10 juni 2025 heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Daarbij waren mr. Avontuur, mr. Hermsen en mr. Lieber aanwezig. Als toehoorder was ook mr. Westendorp-Hertgers aanwezig.

2.Het verzoek

2.1
Volgens verzoekster hebben de behandelende raadsheren met hun standpunt dat het verzoekster niet wordt toegestaan via Teams aan de mondelinge behandeling deel te nemen de schijn van vooringenomenheid gewekt.
2.2
Met die beslissing is volgens verzoekster het zogenaamde Osman-criterium geschonden. Het gevolg van de stellingname van de raadsheren is dat verzoekster de mogelijkheid wordt ontnomen om aan de zitting deel te nemen, waardoor het recht op hoor en wederhoor is geschonden en verzoekster ernstig in haar belangen wordt geschaad. Ook lijkt het er volgens verzoekster op dat de raadsheren aan de berichten van de zijde van [naam1] meer waarde hechten dan aan die van haar zijde.
2.3
Op de mondelinge behandeling is het verzoek namens verzoekster nader toegelicht.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking oordeelt de wrakingskamer niet over de juistheid van een genomen (proces)beslissing of de motivering daarvan. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt met zich dat rechterlijke (tussen)beslissingen en de motivering daarvan als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Dat is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven. [1]
3.3
De door verzoekster aangevoerde grond tot wraking is de afwijzing van het verzoek om haar via Teams te laten deelnemen aan de mondelinge behandeling. Die afwijzing is een procedurele tussenbeslissing als hiervoor bedoeld en kan als zodanig dus geen grond zijn voor wraking. Uit de diverse berichten van de beide partijen aan het hof en de toelichting daarop en gelet op de hiervoor aangehaalde motivering van de beslissing door de raadsheren, volgt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat de beslissing naar objectieve maatstaven gemeten enkel kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de drie behandelende raadsheren. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking van de drie raadsheren ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking van
mr. K. Hermsen, mr. J.H. Lieber en mr. Prakke-Nieuwenhuizen:
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.L. van der Bel, voorzitter, M. Keppels en
M.G.J.M. van Kempen is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.