ECLI:NL:GHARL:2025:3816

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
200.346.663
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van mentoren en ontvankelijkheid in hoger beroep van verzoeker

In deze zaak gaat het om het ontslag van de ouders van verzoeker als mentoren. De kantonrechter in de rechtbank Gelderland heeft hen ambtshalve ontslagen met ingang van 1 augustus 2024. Verzoeker, geboren in 1988, is onder bewind en heeft een mentorschap. De vader en moeder waren benoemd tot bewindvoerders en mentoren vanwege de geestelijke of lichamelijke toestand van verzoeker. Verzoeker is het niet eens met het ontslag van zijn vader als mentor en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij wil dat zij als mentor wordt benoemd als de opvolgend mentor wordt ontslagen.

Tijdens de zitting bij het hof op 27 mei 2025 is de ontvankelijkheid van verzoeker in het hoger beroep aan de orde gesteld. De moeder betwist of verzoeker zelf het hoger beroep heeft ingesteld, en stelt dat de vader dit heeft gedaan om gebruik te maken van de gesubsidieerde rechtsbijstand. De vader ontkent dit en stelt dat hij niet wist dat hij zelf hoger beroep kon instellen. De advocaat van verzoeker, mr. Van de Waarsenburg, heeft verklaard dat hij verzoeker niet heeft gesproken voordat hij het hoger beroep instelde, wat volgens het hof niet in overeenstemming is met de vereisten voor het instellen van hoger beroep. Het hof concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep, omdat het niet kan worden vastgesteld dat het hoger beroep is ingesteld met instemming van verzoeker. Hierdoor komt het hof niet toe aan het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.663
(zaaknummer rechtbank Gelderland 11198928 BM VERZ 24-4048 en 11198929 MP 24-1459)
beschikking van 24 juni 2025
in het principaal hoger beroep van:
[verzoeker]( [verzoeker] ),
die woont [woonplaats1] ,
advocaat: mr. P.L.O. van de Waarsenburg,
en
het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van:
[de moeder](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
advocaat: mr. D.J.P.H. Stoelhorst.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vad](de vader),
die woont in [woonplaats3] ,
en
[de zus](de zus),
die woont in [woonplaats3] ,
en
[de jongste broer](de jongste broer),
die woont in [woonplaats3] ,
en
[de oudste broer](de oudste broer),
die woont in [woonplaats4] ,
en
[de opvolgend bewindvoerder](de opvolgend bewindvoerder),
die kantoor houdt in [plaats1] ,
en
[de opvolgend mentor](de opvolgend mentor),
die kantoor houdt in [plaats1] .

1.Samenvatting

De ouders waren mentoren van [verzoeker] . De kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft de ouders van [verzoeker] met ingang van 1 augustus 2024 ambtshalve (dat wil zeggen: zonder dat daar om was verzocht) ontslagen als mentoren van [verzoeker] . Het hof beslist dat [verzoeker] niet kan worden ontvangen in zijn hoger beroep en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is geboren [in] 1988.
2.2.
In de beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 september 2012 is een (beschermings)bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoeker] en is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker] . De vader en de moeder zijn benoemd tot bewindvoerders en mentoren van [verzoeker] . De grond voor het instellen van het bewind was de geestelijke of lichamelijke toestand van [verzoeker] .

3.De procedure bij de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter heeft (voor zover voor dit hoger beroep van belang):
- met ingang van 1 augustus 2024 de vader en de moeder ambtshalve ontslagen als bewindvoerders en mentoren van [verzoeker] ;
- met ingang van 1 augustus 2024 [de opvolgend bewindvoerder] van [naam1] benoemd tot opvolgend bewindvoerder van [verzoeker] en [de opvolgend mentor] van [naam1] benoemd tot opvolgend mentor van [verzoeker] .
3.2.
Die beslissingen zijn vastgelegd in een beschikking van 16 juli 2024.

4.De procedure bij het hof

4.1.
Op 4 oktober 2024 heeft mr. Van de Waarsenburg een beroepschrift ingediend, met bijlagen. In het beroepschrift staat dat [verzoeker] het niet eens is met de beslissing van de kantonrechter om de vader te ontslaan als zijn mentor en dat hij wil dat de vader zijn (enige) mentor blijft dan wel dat (alleen) de vader opnieuw zijn mentor wordt.
4.2.
De moeder wil dat de beslissing van de kantonrechter over het ontslag van de mentoren in stand blijft. Zij is zelf voorwaardelijk in hoger beroep gekomen (voorwaardelijk incidenteel hoger beroep). Als het hof beslist dat de opvolgend mentor wordt ontslagen dan wil de moeder dat zij (en niet de vader) wordt benoemd tot (enig) mentor van [verzoeker] .
4.3.
Het hof heeft, behalve het beroepschrift met bijlagen, de volgende stukken ontvangen:
  • het verweerschrift tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep van de moeder, met bijlagen;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met bijlagen;
  • de stukken van mr. Van de Waarsenburg van 31 oktober 2024, 2 december 2024 en 22 mei 2025;
  • een brief van de opvolgend mentor van 6 november 2024;
  • de stukken van mr. Stoelhorst van 6 mei 2025 en 19 mei 2025.
4.4.
De zitting bij het hof was op 27 mei 2025. Aanwezig waren:
  • mr. Van de Waarsenburg;
  • de moeder met mr. Stoelhorst;
  • de vader;
  • de zus;
  • de jongste broer;
  • de oudste broer.

5.Het oordeel van het hof

De ontvankelijkheid
5.1.
Het hof heeft mede op grond van hetgeen de moeder in het verweerschrift opwerpt op de zitting de ontvankelijkheid van [verzoeker] in hoger beroep aan de orde gesteld. De moeder heeft op de zitting bij het hof mede in reactie daarop opnieuw naar voren gebracht dat zij ernstige twijfels heeft of [verzoeker] het instellen van het hoger beroep wel zelf heeft gewild. Volgens haar heeft het er alle schijn van dat de vader eigenlijk zelf in hoger beroep wilde gaan maar dat hij [verzoeker] heeft gebruikt om (op zijn naam) hoger beroep in te stellen, omdat [verzoeker] in aanmerking komt voor gesubsidieerde rechtsbijstand (een toevoeging) en de vader niet.
5.2.
De vader heeft hiertegen verweer gevoerd. Volgens hem wist hij niet dat hij zelf hoger beroep kon instellen tegen de beslissing van de kantonrechter om hem te ontslaan als mentor en waren de proceskosten niet de reden dat hij zelf geen hoger beroep heeft ingesteld, maar dit op naam van [verzoeker] is gebeurd. Hij vindt dat hij juist zorgvuldig heeft gehandeld, omdat hij naar eigen zeggen met de zus, de persoonlijk begeleider van [verzoeker] en een gedragswetenschapper heeft besproken dat [verzoeker] een machtigingsverklaring voor het instellen van hoger beroep zou ondertekenen en hij ervoor heeft gekozen om zelf niet aanwezig te zijn bij het ondertekenen van de in het geding gebrachte machtigingsverklaring door [verzoeker] .
5.3.
Mr. Van de Waarsenburg heeft op de zitting bij het hof desgevraagd verklaard dat hij op grond van een machtigingsverklaring die is ondertekend door [verzoeker] namens [verzoeker] hoger beroep heeft ingesteld. Hij heeft erkend dat hij [verzoeker] zelf niet heeft gesproken, terwijl dat wel had gemoeten om voor hem te kunnen optreden. Ook heeft hij gezegd dat [verzoeker] “op veel vlakken niet compos mentis is”. Het hof heeft ook geconstateerd dat de vader bij de aanvang van de zitting naast de advocaat heeft plaatsgenomen als ware hij de opdrachtgever van mr. Van de Waarsenburg.
5.4.
Het hof overweegt hierover als volgt. Het instellen van hoger beroep door een advocaat namens een persoon mag slechts plaatsvinden na instemming en in opdracht van die persoon. Gebleken is dat mr. Van de Waarsenburg [verzoeker] in het geheel niet heeft gesproken en dat hij zich niet persoonlijk ervan heeft vergewist of het de wil was van [verzoeker] om hoger beroep in te stellen. Dit terwijl hij ter zitting, zonder zich daarvan kennelijk zelf te hebben vergewist, stellig heeft verklaard dat [verzoeker] op vele vlakken niet compos mentis is. Uit de stukken blijkt dat [verzoeker] cognitief op een licht verstandelijk beperkt niveau functioneert. De moeder heeft onbetwist gesteld dat [verzoeker] makkelijk te beïnvloeden is. Het hof kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de vader de aanjager is geweest van dit hoger beroep en mr. Van de Waarsenburg (feitelijk) optreedt namens de vader. Dit wordt versterkt doordat het verweerschrift in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep uit niet meer bestaat dan een paar regels waarbij gevoegd als productie een pagina’s lange inhoudelijke reactie van de hand van de vader zelf, niet alleen op de beslissing van de kantonrechter maar met name ook op het verweerschrift van de moeder. [1] Al deze omstandigheden samen maken dat naar het oordeel van het hof niet kan worden geconcludeerd dat het hoger beroep door mr. Van de Waarsenburg is ingesteld met instemming en in opdracht van [verzoeker] en dat [verzoeker] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep. Dit betekent dat het hof niet toekomt aan het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de moeder, nu de voorwaarde waaronder dat beroep is ingesteld niet is vervuld.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have en K. Hermsen, bijgestaan door de griffier en door mr. K.A.M. van Os-ten Have in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.

Voetnoten

1.Het hof heeft op de zitting beslist dat die reactie buiten beschouwing wordt gelaten vanwege strijd met de zogeheten ‘twee-conclusieregel (artikel 347 lid 1 Rv in verbinding met artikel 362 Rv).