ECLI:NL:GHARL:2025:3819

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
200.349.159
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van een minderjarige op een basisschool

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de inschrijving van een minderjarige op een basisschool. De moeder en de vader van de minderjarige zijn in geschil over welke basisschool het beste is voor hun kind. De vader heeft vervangende toestemming gekregen om de minderjarige in te schrijven op [de school1], terwijl de moeder verzoekt om vervangende toestemming voor inschrijving op [de school2]. De ouders zijn het erover eens dat beide scholen goed zijn, maar hebben verschillende opvattingen over welke school het beste bij de minderjarige past. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de woonsituatie van beide ouders en de nabijheid van de scholen. Het hof heeft geconcludeerd dat de moeder meer zorg voor de minderjarige draagt en dat de nabijheid van [de school2] in het belang van de minderjarige is. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om de minderjarige in te schrijven op [de school2]. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.349.159
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 579720)
beschikking van 24 juni 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. van Buuren,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. van Harskamp.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 11 december 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht van mr. Van Harskamp van 1 mei 2025 met producties en
- een journaalbericht van mr. Van Buuren van 2 mei 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 mei 2025 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Buuren;
- de vader, bijgestaan door mr. Van Harskamp en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] (geboren [in] 2021). [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
De moeder en de vader oefenen samen het gezag uit over [de minderjarige] . Dit betekent dat zij belangrijke beslissingen over [de minderjarige] samen moeten nemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders is in geschil naar welke basisschool [de minderjarige] moet gaan. Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, aan de vader vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] in te schrijven op [de school1] in [woonplaats1] . Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op [de school2] in [woonplaats1] .
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt het hof het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van de moeder in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

Wat staat er in de wet?
5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Het hof neemt een zodanige beslissing als het in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Het oordeel van het hof
5.2
Op de mondelinge behandeling hebben zowel de vader als de moeder aan het hof verteld dat zij beiden zowel [de school1] als [de school2] een goede school vinden. Maar de vader vindt [de school1] beter bij [de minderjarige] passen en de moeder vindt [de school2] meer geschikt voor [de minderjarige] .
De ouders zijn het met elkaar eens dat [de minderjarige] een zelfstandig en slim meisje dat graag haar eigen plan trekt. De vader trekt hieruit de conclusie dat het klassikaal onderwijs dat wordt geboden op [de school1] beter bij [de minderjarige] past. De moeder meent daarentegen dat juist het Daltononderwijs op [de school2] het best bij de persoonlijkheid van [de minderjarige] past. Ook om andere redenen vinden de moeder en de vader de school van hun keuze voor [de minderjarige] de beste.
5.3
Het hof stelt voorop dat het in zijn algemeenheid voor ouders van een kind van (bijna) vier jaar oud moeilijk is om te bepalen welke soort school het beste bij hun kind past. De ouders van [de minderjarige] zijn het met elkaar eens dat zij een zelfstandig en slim meisje is dat graag haar eigen plan trekt, maar de vader en de moeder trekken ieder een andere conclusie ten aanzien van de soort school die bij [de minderjarige] past. De raad heeft geadviseerd dat het hof de knoop maar moet doorhakken. Beide scholen zullen vast prima zijn volgens de raad. De raad adviseert niet over de schoolkeuze als zodanig, maar heeft wel verteld dat het voor een kind op de basisschool van belang is om na verloop van tijd zelfstandig naar school te kunnen fietsen. Dat is van meerwaarde om later zelfstandig naar de middelbare school te kunnen fietsen.
5.4.
De raad heeft het hof over de keuze van de school niet geadviseerd. Het is voor het hof daarom moeilijk te bepalen welk type onderwijs het beste aansluit bij [de minderjarige] , nu en in de toekomst. Daarom wegen voor het hof andere argumenten zwaarder dan de onderwijsmethode die de scholen hanteren. Het hof zal hierna toelichten welke argumenten doorslaggevend zijn.
5.5.
[de minderjarige] verblijft meer bij de moeder dan bij de vader. Door de zorgverdeling zal de moeder [de minderjarige] vaker naar school brengen en weer ophalen dan de vader. Dat de vader, zoals hij op de mondelinge behandeling aan het hof heeft verteld, een gelijke zorgverdeling zou willen, maakt dat voor het hof niet anders. Het staat namelijk nog niet vast of en zo ja, wanneer de zorg voor [de minderjarige] anders verdeeld zal gaan worden en of dat een wijziging tot gevolg zal hebben in het halen en brengen. [de school2] is dichter bij de woning van de moeder dan [de school1] . De moeder heeft aangevoerd dat dit voor haar van belang is, omdat zij dan minder tijd per dag kwijt is aan het heen en weer fietsen en [de minderjarige] eerder op haar eigen fiets naar school kan fietsen. Ook heeft de moeder een vriendin die tegenover [de school2] woont en die haar kan helpen bij de opvang van [de minderjarige] (als de moeder bijvoorbeeld moet werken).
5.6.
Daarnaast acht het hof het van belang dat de woonsituatie van de moeder stabiel is. Zij heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat zij de woning waar zij met [de minderjarige] woont, huurt van haar vader, dat zij daar wil blijven wonen en dat zij deze woning op termijn van haar vader zal erven. Het hof vindt de woonsituatie van de vader daarentegen onzeker en onduidelijk. De vader heeft aan het hof verteld dat hij bij zijn moeder in [woonplaats1] woont. Zijn huidige partner woont met hun twee kinderen in [plaats1] , waar de vader ook een deel van de week is, ook wanneer [de minderjarige] bij hem verblijft. Niet duidelijk is geworden bij de mondelinge behandeling of en wanneer de vader met [de minderjarige] bij zijn moeder in [woonplaats1] verblijft én wanneer hij met haar bij zijn gezin in [plaats1] verblijft, nu hij eerst heeft verteld dat hij naar zijn nieuwe gezin in [plaats1] gaat als [de minderjarige] bij hem is. Daarna komt hij daarop terug en zegt hij met [de minderjarige] naar [plaats1] te gaan of naar [woonplaats1] .
De vader heeft plannen om met zijn gezin vanuit [plaats1] naar [woonplaats1] ( [naam1] ) te verhuizen. Volgens de advocaat van de vader is het niet makkelijk om een woning in [woonplaats1] te vinden. De vader heeft aan het hof verteld dat hij op zoek is naar een huurwoning (een sociale huurwoning of een woning in de vrije sector) die voor hem betaalbaar is. In het afgelopen jaar heeft hij ongeveer tien woningen bezocht, die vooral afgeketst zijn op de kosten, aldus de vader. Het hof begrijpt dat de vader de wens heeft om met zijn gezin naar [woonplaats1] ( [naam1] ) te verhuizen, maar het is voor het hof volstrekt onduidelijk of en zo ja, wanneer dat zal gebeuren en waar hij dan zal gaan wonen. De vader heeft zijn stellingen hierover naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet gemaakt of onderbouwd, zodat het hof de huidige woonsituatie van de moeder zwaarder laat wegen dan de wens van de vader over zijn toekomstige woonsituatie.
5.7.
Gelet op het voorgaande, vindt het hof het van belang dat [de school2] in de buurt ligt waar de moeder met [de minderjarige] woont. Het hof volgt de moeder in haar betoog dat het voor [de minderjarige] fijn is als zij in haar eigen buurt naar school gaat, zodat spelen met vriendjes en vriendinnetjes vanuit school makkelijker is. Omdat de moeder meer (doordeweekse) dagen de zorg voor [de minderjarige] draagt, zij een groter aandeel heeft in het halen en brengen en de woonsituatie van de moeder meer zekerheid biedt, acht het hof het in het belang van [de minderjarige] dat zij naar [de school2] zal gaan.
5.8
Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en de moeder vervangende toestemming geven om [de minderjarige] in te schrijven op [de school2] in [woonplaats1] .
5.9
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat ieder de eigen kosten draagt, nu de ouders een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 november 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent aan de moeder vervangende toestemming om [de minderjarige] , geboren [in] 2021 in [plaats2] , in te schrijven op [de school2] , [adres] in [woonplaats1] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Mark, K.A.M. van Os-ten Have en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door de griffier en is op 24 juni 2025 door mr. K.A.M. van Os-ten Have uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.