ECLI:NL:GHARL:2025:3834

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
21-002601-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake overtreding van een huisverbod met oplegging van voorwaardelijke taakstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor het overtreden van een huisverbod dat hem was opgelegd op basis van de Wet tijdelijk huisverbod. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met het slachtoffer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 10 juni 2025 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een vrijheidsbeperkende maatregel heeft gevorderd in plaats van het contactverbod. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 maart 2024 in strijd met het huisverbod zich in de nabijheid van de woning heeft opgehouden en contact heeft opgenomen met het slachtoffer. Het hof heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte niet opzet had, verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van het huisverbod. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling en begeleid wonen. Het hof heeft de verdachte onder toezicht van de reclassering geplaatst om de naleving van de voorwaarden te waarborgen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002601-24
Uitspraak d.d.: 24 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 12 juni 2024 met parketnummer 16-078082-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1986,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van één jaar, met als bijzondere voorwaarden dezelfde als de politierechter oplegde met uitzondering van het contactverbod.. In plaats van die laatste voorwaarde heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) oplegt, voor de duur van twee jaren. Deze vrijheidsbeperkende maatregel houdt in een contactverbod met [slachtoffer] . Bij overtreding van dit contactverbod zal aan de verdachte telkens een week vervangende hechtenis worden opgelegd, met een maximum van zes maanden vervangende hechtenis. De advocaat- generaal heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar zijn. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. D. Eijpe, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 12 juni 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld ter zake van het overtreden van een huisverbod tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, bij niet verrichten te vervangen door 10 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter aan de verdachte opgelegd een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van één jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelverplichting en een contactverbod met [slachtoffer] . De politierechter heeft ten aanzien van het contactverbod met [slachtoffer] bepaald dat er een aantal uitzonderingen gelden die zien op de lopende echtscheidingsprocedure.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op of omstreeks 6 maart 2024 te [plaats] in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres 2] , heeft betreden en/of zich in en/of in nabijheid van die woning heeft opgehouden en/of contact heeft opgenomen met één of meer van de in dat huisverbod genoemde personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte heeft zijn raadsman aangevoerd dat geen sprake is van het vereiste opzet. De verdachte dacht dat het huisverbod al was afgelopen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het niet duidelijk is hoe ver de verdachte zich van de woning bevond, en daarbij dat het huisverbod niet specifiek genoeg was om vast te stellen dat er een overtreding is geweest.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
De verdachte heeft een huisverbod opgelegd gekregen, welk huisverbod is verlengd op 15 februari 2024. Dit (verlengde) huisverbod hield in dat hij de woning niet mocht betreden, noch daarin aanwezig mocht zijn, noch zich daarbij mocht ophouden tot 6 maart 2024 om 21:09 uur. Daarnaast mocht hij gedurende het verbod geen contact opnemen met zijn ex-partner, [slachtoffer] .
Het staat vast dat de verdachte op 6 maart 2024 rond 16:00 uur aanwezig was voor de woning aan [adres 2] te [plaats] (hierna: de woning). Daarnaast heeft de verdachte op deze dag contact opgenomen met [slachtoffer] door haar herhaaldelijk te bellen. Uit het dossier komt verder naar voren dat de verdachte ook al eerder, op 2 maart 2024, meerdere uitgebreide tekstberichten (via sms, Facebook en WhatsApp) naar [slachtoffer] heeft gestuurd.
Wat betreft het verweer dat het niet duidelijk is of de verdachte bij de woning is geweest, oordeelt het hof als volgt.
De terminologie gebruikt in het schriftelijke huisverbod is dat de verdachte de woning niet mocht betreden, noch daarin aanwezig mocht zijn, noch zich daarbij op mocht houden. Uit het proces-verbaal van de verbalisant die de verdachte heeft aangehouden volgt dat hij de auto van de verdachte “
voor de woning van perceel [nummer]” zag staan en dat de verdachte achter het stuur van deze auto zat. Hoewel uit deze beschrijving niet volgt hoe ver de auto van het perceel vandaan stond, is het duidelijk dat de verbalisant heeft bedoeld dat de auto er dichtbij stond. Het was immers - zoals het hof hierna overweegt - ook de bedoeling van de verdachte om zijn kinderen te bezoeken. Het voor een woning geparkeerd staan valt naar oordeel van het hof onder het zich ophouden bij de woning. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging.
Het hof beoordeelt het opzet van de verdachte als volgt.
In het schriftelijke huisverbod is duidelijk opgenomen dat het verbod duurt tot 6 maart 2024 om 21:09 uur. Op 5 maart 2024, de dag vóór het aflopen van het (verlengde) huisverbod, heeft nog een systeemgesprek plaatsgevonden, zijnde een gesprek waarbij alle belanghebbende personen rondom een huisverbod aan tafel zitten en het huisverbod bespreken. Bij dit gesprek waren de verdachte en [slachtoffer] aanwezig.
De verdachte heeft bij zowel de politie, als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat het huisverbod op 6 maart 2024 zou aflopen. Bij het politieverhoor op 6 maart 2024 heeft de verdachte tevens verklaard dat hem de dag ervoor door een medewerkster van de [gemeente] was gezegd dat het huisverbod op 6 maart 2024 zou aflopen en dat hij contact moest opnemen met de reclassering, maar dat daarbij geen tijdstip is genoemd. Verder heeft hij verklaard dat hij bekend was met de voorwaarden van het opgelegde huisverbod, dat hij wist dat hij niet bij de woning mocht komen, dat hij lang genoeg had gewacht, dat hij zijn kinderen miste, dat die om half acht naar bed zouden gaan en dat hij ze nog wilde zien.
Het hof concludeert uit deze feiten dat de verdachte zich er bewust van was dat het huisverbod, op het moment dat hij zich voor de woning bevond, nog niet was afgelopen, maar dat hij zijn kinderen wilde zien en daarom toch naar de woning is gegaan.
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat de verdachte opzet heeft gehad op het zich bij de woning ophouden waarvan hij wist dat er een huisverbod aan hem was opgelegd.
Het hof verwerpt de verweren van de verdediging en komt tot een bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij als degene aan wie door de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 6 maart 2024 te [plaats] in strijd met dat huisverbod zich in nabijheid van de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan [adres 2] , heeft opgehouden en contact heeft opgenomen met één van de in dat huisverbod genoemde personen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
als uithuisgeplaatste handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit in een psychose verkeerde en dat hij niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn daden. De verdachte is niet strafbaar vanwege ontoerekeningsvatbaarheid. Dit zou blijken uit een proces-verbaal van de politie waarin staat dat de verdachte ‘steeds psychotischer’ werd en uit de zorgmachtiging die enkele maanden later is verleend.
Oordeel van het hof
Het hof merkt op dat de verdachte bij de reclassering heeft verklaard dat hij naar de woning ging omdat hij zijn medicatie kwam ophalen en dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij zijn kinderen nog wilde zien voordat zij om 19:30 uur naar bed zouden gaan. Daarnaast concludeert het hof dat de verdachte tijdens zijn politieverhoor – op dezelfde dag en relatief kort na het overtreden van het huisverbod - coherent verklaart en normale, logische antwoorden geeft op de vragen van verbalisanten.
Het hof merkt voorts op dat de verdediging geen stukken heeft aangeleverd waaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit in een psychose verkeerde. De constatering dat de verdachte enkele maanden later, toen hem een zorgmachtiging was verleend, psychotisch was, betekent niet dat de verdachte reeds op 6 maart 2024 in een zodanig psychose verkeerde dat hem zijn handelen niet kan worden toegerekend. De opmerking van de verbalisant, in een proces-verbaal van bevindingen omtrent het systeemgesprek, dat de verdachte ‘steeds psychotischer’ werd kan deze stelling ook niet dragen. De verbalisant is immers geen gedragsdeskundige, en het woord ‘psychotisch’ in het dagelijks spraakgebruik heeft niet dezelfde betekenis als in de medische terminologie.
Het hof is gezien het voorgaande van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte reeds ten tijde van het feit psychotisch was. Het feit kan aan de verdachte worden toegerekend en de verdachte is daarmee een strafbare dader.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte opgelegd krijgt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van één jaar, met als bijzondere voorwaarden de door de politierechter opgelegde met uitzondering van het contactverbod. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr oplegt, voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte primair op het standpunt gesteld dat artikel
9a Sr moet worden toegepast. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte al genoeg is gestraft. Hij is zijn partner, gezin en werk kwijtgeraakt en heeft het mentaal zwaar gehad. De verdediging verzoekt in ieder geval geen bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de verdachte na het opleggen van de voorwaarden in eerste aanleg geen ongeoorloofd contact heeft gezocht met zijn ex-partner en kinderen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem door de burgemeester opgelegd huisverbod. Deze maatregel diende er mede toe om zijn ex-partner en kinderen gedurende enige tijd rust te gunnen en verdere escalatie te voorkomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte ervan blijk gegeven zijn eigen belang boven dat van hen te stellen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 30 mei 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor andersoortige feiten. Het hof merkt in dit kader op de artikel 63 Sr van toepassing is.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep en uit het reclasseringsadvies van 6 juni 2025 naar voren zijn gekomen. Zo heeft de verdachte in het verleden een arbeidsongeval gehad met zware lichamelijke gevolgen en heeft hij de afgelopen periode eveneens ernstige psychische problemen gehad. Voor deze psychische problemen is de verdachte behandeld, maar de behandeling en begeleiding duren nog steeds voort.
Het hof ziet dat het inmiddels een stuk beter gaat met de verdachte dan tijdens het begaan van het delict. Dit is mede te danken aan de hulpverlening die de verdachte heeft gekregen. Het hof acht het echter, gelet op de aard van het feit en de persoon van verdachte niet raadzaam toepassing te geven aan artikel 9a Sr. Het hof is er niet van overtuigd dat de verdachte zijn positief ingeslagen weg blijft vervolgen zonder enige druk. Dit oordeel baseert het hof op het reclasseringsadvies van 6 juni 2025 en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft tijdens de zitting de indruk bekomen dat de verdachte nog steeds kwetsbaar is en een beperkt inzicht heeft in de gevolgen van zijn daden. Het hof zal dan ook een straf in voorwaardelijke zin opleggen met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden, zodat de reclassering de verdachte kan monitoren onder meer met betrekking tot de voortgang van de ambulante behandeling bij [instelling] .
Gelet op alle omstandigheden acht het hof een voorwaardelijke gevangenisstraf te zwaar.
Al het voorgaande in onderlinge samenhang beschouwend, acht het hof oplegging van een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van twintig uren met een proeftijd van één jaar passend en geboden. Als bijzondere voorwaarden acht het hof, met de reclassering, meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen, dagbesteding en een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer] passend en geboden. Verdachte blijft op deze manier binnen het zicht van de reclassering, waardoor deze instantie kan signaleren of eventueel (hernieuwde of zwaardere) inzet van hulpverlening noodzakelijk is. Dit voor het geval de zorgmachtiging van verdachte wordt beëindigd en de reclassering hulpverlening geïndiceerd acht.
Het hof oordeelt, anders dan de reclassering, dat de mogelijkheid tot dwangmedicatie een te verstrekkende maatregel is. Het hof zal dit dus niet als bijzondere voorwaarde opleggen.
Het hof acht het opleggen van een contactverbod wederom noodzakelijk nu de verdachte nog steeds beperkt inzicht vertoont in de daden die tot het huisverbod hebben geleid, maar zal dit contactverbod niet opleggen in de vorm van een maatregel 38v Sr met dadelijke uitvoerbaarheid, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, nu niet gebleken is dat de verdachte in de afgelopen periode opnieuw contact met [slachtoffer] heeft gezocht en het contactverbod naar het oordeel van het hof voldoende geborgd is in de vorm van een bijzondere voorwaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 Sr en artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaaltdat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 1 (één) jaar ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- de verdachte zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact hebben of zoekt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1990. Dit tenzij het contact plaatsvindt onder begeleiding van een betrokken hulpverleningsorganisatie.
-de verdachte verblijft gedurende zijn proeftijd in een instelling voor beschermd wonen of werkt mee aan ambulante begeleiding, te bepalen door de reclassering. Het verblijf of de medewerking start zo snel als mogelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. In het geval van begeleid wonen houdt betrokkene zich aan de huisregels van en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
-de verdachte laat zich gedurende de proeftijd behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels van en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
-de verdachte spant zich gedurende de proeftijd in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeftopdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. A.F. van Kooij en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, raadsheren,
in tegenwoordigheid van W.F. Veenstra, griffier,
en op 24 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.