Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Het onderzoek van de zaak
- de verdachte ter zake van de onder 1, 3 en 4 aan hem ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest;
- het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal opheffen;
- de in beslag genomen voorwerpen die nog niet zijn teruggegeven aan de verdachte zal onttrekken aan het verkeer;
- de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel zal toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
- de verdachte vrijgesproken van het onder 2 aan hem ten laste gelegde feit;
- de verdachte ter zake van de onder 1, 3 en 4 aan hem ten laste gelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de periode die de verdachte heeft doorgebracht in voorarrest;
- de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van het onder de verdachte in beslag genomen geldbedrag. Daarvan heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast;
- de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd;
- de vordering van de benadeelde partij voor het overige afgewezen.
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 13 februari 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 2000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) door
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,55 gram 3-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC, zijnde 3-MMC, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool (merk HK, model VP 9, kaliber 4,5 mm BB) met verwisselbaar patroonmagazijn, althans een gasdrukwapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, namelijk een pistool (merk Heckler & Koch, model VP9), in elk geval een of meer wapen(s) van categorie I onder 7° voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
hij op 13 februari 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 2000 euro, dat aan die [benadeelde] toebehoort, door
hij op 19 februari 2022 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 41,55 gram 3-MMC, zijnde 3-MMC, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij op 19 februari 2022 te [plaats] een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool (merk HK, model VP 9, kaliber 4,5 mm BB) met verwisselbaar patroonmagazijn, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, namelijk een pistool, merk Heckler & Koch, model VP9, voorhanden heeft gehad.
Strafbaarheid van de bewezen verklaarde feiten
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat door de bewezen verklaarde afpersing niet alleen financiële schade, maar ook grote angst is veroorzaakt bij de gedupeerde [benadeelde] . [benadeelde] kampt met langdurige nadelige gevolgen van de angstklachten die de afpersing bij hem heeft veroorzaakt, waaronder het verlies van zijn baan, stress en PTSS. Dit is gebleken uit hetgeen [benadeelde] op de zitting in hoger beroep heeft verklaard;
- de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verboden wapenbezit, te weten een gasdrukpistool. Een gasdrukpistool is bestemd om projectielen door een loop af te schieten door middel van gasdruk.
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2025. Daaruit blijkt onder meer dat hij eerder - in 2020 - is veroordeeld ter zake van het plegen van een delict ingevolge de Opiumwet, welke veroordeling onherroepelijk is. Daarnaast heeft hij een transactie voldaan ter zake van een ander delict ingevolge de Opiumwet, zij het niet recent (in 2012). Het pleit niet in zijn voordeel dat de eerdere bestraffing in 2020 de verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk delict te plegen;
- de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek op de zitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.
In beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
€ 4.537,41 (vierduizend vijfhonderdzevenendertig euro en eenenveertig cent) bestaande uit