ECLI:NL:GHARL:2025:3895

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
21-000079-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplichtigheid aan liquidatie in Beuningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van medeplichtigheid aan een liquidatie, ook wel aangeduid als de 'vergismoord in Beuningen'. De verdachte was betrokken bij een voorverkenning in Beuningen, twee dagen voor de moord, maar het hof oordeelt dat niet bewezen is dat hij wist dat deze voorverkenning betrekking had op een later uit te voeren liquidatie. Het hof heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen, waarbij de verdachte en zijn raadslieden, alsook de advocaten-generaal, hun standpunten naar voren hebben gebracht. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de medeplichtigheid van de verdachte aan de liquidatie en heeft hem vrijgesproken. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn eveneens behandeld, maar zijn afgewezen omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000079-23
Uitspraak d.d.: 10 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem en Rotterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem en Rotterdam, van 20 december 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 05-063168-21 en 05-020002-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [land van herkomst] op [geboortedatum] 1991,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 mei 2024 (op welke datum het onderzoek is onderbroken tot 3 juni 2024, zodat in de zaken van verdachte en zijn medeverdachten gelijktijdig tussenarrest kon worden gewezen), 4 maart 2025, 5 maart 2025, 14 april 2025, 15 april 2025, 17 april 2025 en 12 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Op 10 juli 2025 is het onderzoek gesloten en is er aansluitend uitspraak gedaan.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden, mr. V.H. Hammerstein en mr. N. Stegerhoek, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door mr. B. Pernot en mr. L.H.C. van Sommeren namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid in het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 2 en in de zaak met parketnummer 05-020002-22 is tenlastegelegd. Door verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld. Hoger beroep tegen de gegeven vrijspraken staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre nietontvankelijk verklaren.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 subsidiair tenlastegelegde (medeplichtigheid aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer] ) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen is -na twee wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-063168-21:
1. primair
hij op of omstreeks 6 juli 2020 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door met een of meer vuurwapens een of meer kogels in/door het hoofd en/of het (boven)-lichaam van [slachtoffer] te schieten;
1. subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 7] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) schutters/personen, op of omstreeks 6 juli 2020 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven hebben/heeft beroofd door met een of meer vuurwapens een of meer kogels in/door het hoofd en/of het (boven-) lichaam van [slachtoffer] te schieten,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 4 tot en met 6 juli 2020 te Beuningen Gld, gemeente Beuningen, en/of Amsterdam en/of Helmond en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [medeverdachte 9] en/of een of meer andere (onbekend gebleven) (mede-)daders (op 4 juli 2020) naar Beuningen te vervoeren en/of zijn auto te laten gebruiken teneinde de vluchtroute na een (poging) liquidatie te bepalen en/of een eventuele locatie waar een beoogd slachtoffer moest worden geliquideerd voor te verkennen en/of een locatie uit te zoeken voor het plaatsen/wegzetten van een later (bij de liquidatie) te gebruiken voertuig (de VW Transporter) en/of informatie en/of relevante goederen (zoals een alcatel-telefoon) te leveren/verschaffen en/of de VW Up (met kenteken [kenteken 1] ) te besturen, van waaruit het slachtoffer is geobserveerd en van waaruit informatie over het slachtoffer aan de schutters (direct of indirect) is doorgegeven.

Vrijspraak

De advocaten-generaal hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 subsidiair tenlastegelegde, te weten de medeplichtigheid op 4 juli 2020 aan de door anderen op 6 juli 2020 gepleegde moord op [slachtoffer] .
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken.
Het hof overweegt als volgt.
Met de advocaten-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Onder het subsidiair tenlastegelegde wordt verdachte verweten dat hij op verschillende manieren medeplichtig is geweest aan de liquidatie op 6 juli 2020. Niet is gebleken dat verdachte (als spotter) in de VW Up heeft gezeten of dat hij informatie of een telefoon heeft verstrekt. Uit het dossier komt wel naar voren dat verdachte met de auto van zijn vriendin (hierna: zijn auto) op 4 juli 2020 in Beuningen is geweest. Naast verdachte, die op de achterbank zat, waren twee anderen in de auto aanwezig, waaronder [medeverdachte 9] (een van de twee schutters die op 6 juli 2020 [slachtoffer] hebben doodgeschoten) en een onbekend gebleven derde.
Duidelijk is ook, naar het oordeel van het hof, dat bij die gelegenheid een voorverkenning is uitgevoerd met het oog op de later uit te voeren liquidatie. Het is aannemelijk dat verdachte, die immers tijdens de voorverkenning in de auto zat, heeft geweten dat men bezig was met een voorverkenning en daarbij dus gebruik maakte van zijn auto, maar om tot een bewezenverklaring te komen moet ook worden bewezen dat verdachte wist of de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die voorverkenning werd uitgevoerd en/of dat zijn auto werd gebruikt in verband met een te plegen liquidatie. Er is geen bewijsmiddel waaruit direct volgt dat verdachte het vereiste opzet had. Het is mogelijk dat er over de liquidatie is gesproken toen verdachte in de auto zat of toen zijn hulp werd gevraagd, maar er is geen bewijsmiddel waaruit dat direct blijkt. Uit de bewijsmiddelen volgt ook niet indirect dat verdachte het vereiste opzet had. Zo blijkt niet dat verdachte vaker bij (de voorbereiding van) liquidaties betrokken was of dat hij wist dat de persoon of personen met wie hij de voorverkenning deed of die zijn hulp hadden gevraagd, eerder liquidaties hadden gepleegd. Het hof kan niet vaststellen dat het niet anders kan dan dat verdachte het vereiste opzet had, omdat alternatieve scenario’s waarin verdachte wel in zijn auto is meegegaan met de voorverkenning maar niet wist wat het doel daarvan was, niet zo onwaarschijnlijk zijn dat ze zonder meer kunnen worden uitgesloten. Het hof zal verdachte om die reden vrijspreken van (ook) het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.

Vorderingen van de benadeelde partijen

[benadeelde 1] (de weduwe van [slachtoffer] ), [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] (de kinderen van [slachtoffer] ) en [benadeelde 5] en [benadeelde 6] (de ouders van [slachtoffer] ) hebben zich elk als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Aangezien het gebruik van de heer [naam] , evenals het gebruik van mevrouw [naam] en van mevrouw [naam] niet voldoende onderscheidend is, zal het hof – zonder oneerbiedig te willen zijn – alle bovengenoemde personen hierna met hun voornaam aanduiden.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 327.013,02. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 82.513,42. [benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, met dien verstande dat zij een deel van dit bedrag, te weten € 348,-, vordert namens de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] , zodat haar eigen vordering in hoger beroep € 326.665,02 bedraagt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. [benadeelde 1] kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 101.848,71. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 35.000,--. [benadeelde 2] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering, met dien verstande dat hij een deel van dit bedrag, te weten € 87,-, vordert namens de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] (voor het geval de vordering die [benadeelde 1] namens de gezamenlijke erfgenamen heeft ingediend niet wordt toegewezen), zodat zijn eigen vordering in hoger beroep € 101.761,71 bedraagt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. [benadeelde 2] kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 3]
heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 99.984,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 25.000,--. [benadeelde 3] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering, met dien verstande dat zij een deel van dit bedrag, te weten € 87,-, vordert namens de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] (voor het geval de vordering die [benadeelde 1] namens de gezamenlijke erfgenamen heeft ingediend niet wordt toegewezen), zodat haar eigen vordering in hoger beroep € 99.897,-- bedraagt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. [benadeelde 3] kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 4]
heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 116.628,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 30.000,--. [benadeelde 4] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering, met dien verstande dat hij een deel van dit bedrag, te weten € 87,-, vordert namens de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] (voor het geval de vordering die [benadeelde 1] namens de gezamenlijke erfgenamen heeft ingediend niet wordt toegewezen), zodat zijn eigen vordering in hoger beroep € 116.541,-- bedraagt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. [benadeelde 4] kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer]
Als gezegd, heeft [benadeelde 1] een bedrag ter hoogte van € 348,- gevorderd namens de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] en hebben [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , voor het geval de vordering die [benadeelde 1] namens de gezamenlijke erfgenamen heeft ingediend niet wordt toegewezen, elk een kwart van dit bedrag gevorderd namens de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] . Gelet op het voorgaande en omdat [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] op grond van artikel 3:171 van het Burgerlijk Wetboek elk bevoegd zijn een vordering namens de gezamenlijke erfgenamen in te dienen, beschouwt het hof de vorderingen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] in zo verre als een vordering van de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] , zodat de gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] zich naar het oordeel van het hof in het strafproces hebben gevoegd met een vordering ter hoogte van € 348,--.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De gezamenlijke erfgenamen van [slachtoffer] kunnen daarom in de vordering niet worden ontvangen.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 5]
heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 20.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.500,--. [benadeelde 5] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. [benadeelde 5] kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 6]
heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 20.000,--. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.500,--. [benadeelde 6] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. [benadeelde 6] kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 2 en in de zaak met parketnummer 05-020002-22 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-063168-21 onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De voorlopige hechtenis
Heft op het geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [gezamenlijke erfgenamen]

Verklaart de benadeelde partij [gezamenlijke erfgenamen] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. M.H.D.M. van Leent, voorzitter,
mr. J.D. den Hartog en mr. O.O. van der Lee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.W. Levelt-Iseger, griffier,
en op 10 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.