In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de verdachte, die betrokken was bij de productie van amfetamine uit BMK via de Leuckartmethode. De verdachte had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin een bedrag van € 74.466,35 als wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het voordeel op € 177.438,47 schatte, en de verdediging die pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte financieel voordeel heeft genoten uit de productie van amfetamine en heeft de hoogte van het voordeel opnieuw beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 74.466,35 moet worden geschat, rekening houdend met de opbrengsten en kosten van de productie. De verdachte had geen inzicht gegeven in de betrokkenheid van anderen, waardoor het hof het voordeel pondspondsgewijs heeft toebedeeld aan de verdachte.
Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat er sprake was van een schending van de redelijke termijn in de behandeling van de ontnemingsvordering, maar heeft geoordeeld dat deze schending voldoende is gecompenseerd in de opgelegde straf in de hoofdzaak. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 18.616,58, en de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 372 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.