ECLI:NL:GHARL:2025:3945

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
21-000077-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontnemingszaak betreffende vervaardiging amfetamine via de Leuckartmethode

In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de verdachte, die betrokken was bij de productie van amfetamine uit BMK via de Leuckartmethode. De verdachte had eerder hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, waarin een bedrag van € 74.466,35 als wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die het voordeel op € 177.438,47 schatte, en de verdediging die pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte financieel voordeel heeft genoten uit de productie van amfetamine en heeft de hoogte van het voordeel opnieuw beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 74.466,35 moet worden geschat, rekening houdend met de opbrengsten en kosten van de productie. De verdachte had geen inzicht gegeven in de betrokkenheid van anderen, waardoor het hof het voordeel pondspondsgewijs heeft toebedeeld aan de verdachte.

Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat er sprake was van een schending van de redelijke termijn in de behandeling van de ontnemingsvordering, maar heeft geoordeeld dat deze schending voldoende is gecompenseerd in de opgelegde straf in de hoofdzaak. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 18.616,58, en de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 372 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000077-20
Uitspraak d.d.: 1 juli 2025
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 30 december 2019 met parketnummer 05-780032-17 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [woonplaats] .

Hoger beroep

Betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door betrokkene en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en het hof zal daarom opnieuw recht doen.

Ontnemingsvordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 74.466,35 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 177.438,47 en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 29.573,07.

Grondslag van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Betrokkene is bij arrest van dit hof van 1 juli 2025 met parketnummer 21-000076-20 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor:
  • samen met anderen drugs produceren in een amfetaminelaboratorium;
  • samen met anderen de beschikking hebben over 147 liter amfetamine-olie;
  • samen met anderen voorbereidingen treffen voor de productie van amfetamine.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene financieel voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde handelen, zijnde de productie van amfetamine.

Vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontnemingsvonnis dient te worden bevestigd, inhoudende dat de niet aangetroffen maar wel geproduceerde amfetamineolie dient te worden meegenomen in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals de rechtbank dat in afwijking van de berekening van de politie heeft gedaan.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering afgewezen dient te worden, nu niet kan worden vastgesteld dat betrokkene enig wederrechtelijk voordeel heeft genoten met de strafbare feiten waarvan hij werd verdacht. Subsidiair heeft de verdediging verzocht aan te sluiten bij de berekening van de politie.
Oordeel van het hof
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Voor de beoordeling van de hoogte van het genoten voordeel sluit het hof, anders dan de rechtbank, aan bij de berekening en de onderbouwing daarvan in het proces-verbaal berekening wederrechtelijk voordeel. Hieruit volgt dat het hof aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen [1] de schatting ontleent van het wederrechtelijk door betrokkene en zijn mededaders verkregen voordeel op een bedrag van € 74.466,35. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
Op 11 april 2017 is onderzoek ingesteld in een loods op het perceel aan de [straat 1] in [plaats 1] (hierna: de loods). In deze loods werd, achter een stapel schroot, een in werking zijnd drugslaboratorium aangetroffen. [2]
Opbrengst
Gelet op de bevindingen van de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gaat het hof ervan uit dat op grote schaal amfetamine werd vervaardigd uit BMK via de Leuckartmethode. Het hof is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er in ieder geval vanaf februari 2017 is geproduceerd. Bij de vervaardiging van amfetamine via de Leuckartmethode wordt BMK met formamide gekookt. [3]
In de loods werden 17 dopvaten à 200/220 liter aangetroffen met op het etiket vermeld ‘formamide’, dan wel soortgelijke vaten waarin zeer waarschijnlijk of vermoedelijk formamide had gezeten. Enkele van deze dopvaten waren nog vol en verzegeld. De politie stelt dat in ieder geval acht vaten à 200 liter oorspronkelijk gevuld waren met formamide. [4] Het hof neemt deze stelling over en stelt aldus vast dat 1.600 liter (8 vaten x 200 liter) formamide is verbruikt bij de productie van amfetamine.
Uitgaande van 1.600 liter formamide is 1.066 liter BMK benodigd voor de productie van amfetamine via de Leuckartmethode. Uit kookexperimenten uitgevoerd door het NFI bleek een zuiverheid van 92,81 procent voor uit APAA geproduceerde BMK. Circa 1.066 liter ruwe BMK komt dan overeen met circa 989 liter zuivere BMK (1.066 liter x 92,81 procent). Uit 1 liter zuivere BMK zou vervolgens circa 0,4 liter zuivere amfetaminebase gehaald kunnen worden. Dat betekent dat uit circa 989 liter zuivere MBK circa 395,6 liter zuivere amfetaminebase (989 liter x 0,4 liter) geproduceerd kan worden. [5]
Bij de doorzoeking van de loods werd een hoeveelheid van 147,2 liter amfetamineolie aangetroffen. Tijdens de doorzoeking op het adres [straat 2] te [plaats 2] , zijnde de woning van [medeverdachte 1] , werd een hoeveelheid van 145 liter amfetamineolie aangetroffen. Derhalve is een hoeveelheid – in het voordeel van betrokkene afgerond – van circa 100 liter amfetamineolie geproduceerd en niet aangetroffen. [6]
Volgens materiedeskundigen op het gebied van synthetische drugs en precursoren is de gemiddelde groothandelprijs van amfetamineolie vanuit een laboratorium € 1.200,- per liter. [7]
Gelet op het voorgaande bedraagt de totale opbrengst € 120.000,- (100 liter x € 1.200,-).
Kosten
Bepaalde kosten van de productie van amfetamine dienen in mindering op de opbrengst te worden gebracht.
Uit de analyses van het NFI blijkt dat er APAA werd aangetoond in monsters. Gelet daarop acht het hof het aannemelijk dat BMK werd verkregen uit APAA. Met deze methode bedragen de productiekosten per 1 liter gebruikte BMK € 111,60, en bedragen de kosten voor gebruik van hardware per 1 liter gebruikte BMK € 15,50. De totale kosten per liter BMK bedragen dus € 127,10 (€ 111,60 + € 15,50). Voor de productie van 1 liter gezuiverde amfetamineolie is circa 2,69 liter BMK nodig. Dat maakt dat voor de productie van 100 liter amfetamineolie 296 liter (100 liter x 2,69 liter) BMK nodig is geweest. De totale productiekosten voor 100 liter amfetamineolie bedraagt dan € 34.189,90 (269 liter x € 127,10). [8]
Daarnaast zijn er huurkosten gemaakt. Het huurcontract is ingegaan op 1 januari 2017. Het hof rekent voor de opbouw van het laboratorium en het in productie brengen van de amfetamineolie één maand. De huurkosten over de maanden februari 2017 tot 11 april 2017 komen dan voor aftrek in aanmerking (circa 2,5 maand). De maandhuurprijs bedroeg € 4.537,50 inclusief btw. Dat maakt dat de totale kosten voor de huur € 11.343,75 (2,5 maand x € 4.537,50) bedragen. [9]
Gelet op het voorgaande bedragen de totale kosten € 45.533,65 (€ 34.189,90 + € 11.343,75).
Conclusie
Gelet op de opbrengst en de kosten bedraagt het voordeel:
Totale opbrengst € 120.000,-
Totale kosten € 45.533,65 -/-
Voordeel € 74.466,35
Het hof stelt vast dat het totale wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op een bedrag van € 74.466,35.
In de hoofdzaak heeft het hof bewezen verklaard dat sprake was van medeplegen. Het hof ziet voldoende aanknopingspunten dat medebetrokkene [medeverdachte 2] en nog een derde en vierde persoon betrokken zijn geweest bij het bewezenverklaarde én wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten. Nu betrokkene geen inzicht heeft gegeven in de betrokkenheid van anderen en de (onderlinge) verdeling van het behaalde voordeel, ziet het hof aanleiding het verkregen voordeel pondspondsgewijs toerekenen, zodat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 18.616,58.
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van betrokkene gewaarborgd dat binnen een redelijke termijn op de ontnemingsvordering wordt beslist. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling moet zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Betrokkene heeft op 31 december 2019 hoger beroep ingesteld en dit arrest wordt gewezen op 1 juli 2025. Daarmee is in hoger beroep sprake van een schending van de redelijke termijn van ruim drie jaren. Omdat met de schending van de redelijke termijn ruimschoots rekening is gehouden in de opgelegde straf in de hoofdzaak, acht het hof de schending van de redelijke termijn voldoende gecompenseerd. Het hof ziet daarin aanleiding in onderhavige ontnemingszaak te volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6, eerste lid, EVRM.
Op grond van voorgaande zal het hof de verplichting tot betaling aan de Staat vaststellen op een bedrag van € 18.616,58.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 18.616,58 (achttienduizend zeshonderdzestien euro en achtenvijftig cent).
Legt betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 18.616,58 (achttienduizend zeshonderdzestien euro en achtenvijftig cent).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 372 dagen.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. TH.C.M. Willemse en mr. Z.J. Oosting, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.S. Janssen, griffier,
en op 1 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar pagina’s zijn dit pagina’s uit het politiedossier van Eenheid Oost-Nederland met proces-verbaalnummer 201802071546.FIN/WVV/WESSW71 betreffende het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, afgesloten op 24 maart 2018.
2.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 4.
3.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 8.
4.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 9.
5.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 10-11.
6.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 11.
7.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 12.
8.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 12-13.
9.Het proces-verbaal berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict, p. 13.