ECLI:NL:GHARL:2025:4093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
21-000629-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeersdelict met lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij betrokken was bij een verkeersongeval op 22 september 2022. De rechtbank had de verdachte een taakstraf van 240 uur opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet als roekeloos konden worden gekwalificeerd, maar dat er wel sprake was van onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De verdachte had met een snelheid van 92 km/h door een rood verkeerslicht gereden, wat resulteerde in een ongeval waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en deelname aan mediation.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000629-24
Uitspraak d.d.: 25 april 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Utrecht,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 8 februari 2024 met parketnummer 16-286596-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 april 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ten aanzien van - kort gezegd - overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en tot de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid van een jaar. De rechtbank heeft daarbij het rijgedrag van verdachte als roekeloos aangemerkt.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 22 september 2022 te [plaats] , althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee rijdende over de weg, [weg 1] en/of het kruispunt van [weg 1] met de toerit/afrit van/naar de A2, komende uit de richting van [weg 2] en gaande in de richting van [weg 3] , althans de weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat motorvoertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- op [weg 1] geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat reeds (minimaal 3,4 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, ervan te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van (ander) verkeer en/of
- (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een voor zijn, verdachte, van links komende motorrijder en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde motorrijder en/of - (vervolgens) in botsing te komen met voornoemde motorrijder, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, een gebroken kuitbeen, 9 gebroken ribben, een gekneusde lever en/of een gebroken pols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 september 2022 te [plaats] , atlhans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, op [weg 1] en/of het kruispunt van [weg 1] met de toerit/afrit van/naar de A2, komende uit de richting van [weg 2] en gaande in de richting van [weg 3] , althans op de weg,
- met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat motorvoertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was heeft gereden en/of
- op [weg 1] geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat reeds (minimaal 3,4 seconden) rood licht uitstraalde en/of
- zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, ervan heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van (ander) verkeer en/of
- (daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een voor zijn, verdachte, van links komende motorrijder en/of
- (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft uitgeweken voor voornoemde motorrijder en/of
- (vervolgens) in botsing is gekomen met voornoemde motorrijder, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich als bestuurder van een auto roekeloos heeft gedragen, door met een te hoge snelheid door rood licht te rijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betwist dat sprake was van roekeloosheid.
Beoordeling door het hof
Roekeloosheid
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De vraag die het hof moet beantwoorden is of deze schuld zo groot is dat deze is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 175, tweede lid, Wegenverkeerswet (hierna WVW), dan wel of sprake is van een minder zware schuldvorm.
Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake wanneer zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en het toepassingsbereik daarvan verbreedt. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Artikel 5a WVW
Artikel 5a WVW bepaalt dat het een ieder verboden is om opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat verkeersregels in ernstige mate worden geschonden. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen - onder meer - worden aangemerkt; het overschrijden van de maximum snelheid, het niet verlenen van voorrang en het door rood licht rijden. Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 5a WVW geldt dat het opzet van verdachte niet alleen gericht dient te zijn op het overtreden van de verkeersregels maar ook op het in ernstige mate overtreden daarvan. Tot slot is voor een bewezenverklaring vereist dat er door het verkeersgedrag van verdachte gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Dat de verdachte de verkeersregels heeft geschonden, dat hij dat opzettelijk heeft gedaan en dat daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen, volgt rechtstreeks uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen.
Waar het naar ’s hofs oordeel in de kern op neerkomt is de vraag of door verdachte de verkeersregels opzettelijk ‘in ernstige mate’ zijn geschonden.
Voor de uitleg daarvan zoekt het hof aansluiting bij hetgeen de wetgever daaromtrent in de toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de invoering van de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft opgenomen. Het in artikel 5a WVW vervatte verbod is immers beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het opzettelijk ‘in ernstige mate schenden’ van de verkeersregels. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt het hof af dat het moet gaan om een samenstel van gedragingen. Volgens Memorie van Toelichting gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel of het schenden van meerdere verkeersregels. Dat het daarbij om één (type) gedraging kan gaan is niet uitgesloten, maar ook dan zullen de aard en ernst van de overtreding (bij de vaststelling waarvan de herhaling of het voortduren ervan kunnen worden betrokken) in het licht van de overige feiten en omstandigheden in het concrete geval de conclusie moeten rechtvaardigen dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het schenden van een verkeersregel in ‘ernstige mate’ kan volgens de wetgever bijvoorbeeld worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden of continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 oktober 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1405) volgt dat het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels moet worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden die zicht bieden op de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte kort voor het ongeval heeft gereden met een snelheid van ongeveer 92 km/h daar waar 50 km/h de maximaal toegestane snelheid betrof en dat hij het voor hem uitstralende rode verkeerslicht heeft genegeerd terwijl dit verkeerslicht al minimaal 3,4 seconden op rood stond. Het hof is van oordeel dat deze gedragingen op zichzelf noch in samenhang bezien voldoende zwaarwegend zijn voor het oordeel dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk ‘in ernstige mate’ heeft overschreden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat hij niet heeft kunnen vaststellen dat sprake is geweest van het gedurende een langere tijd, herhaaldelijk overtreden van belangrijke verkeersregels of dat sprake is geweest van een houding bij de verdachte die als zeer onverschillig kan worden gekenschetst. Het hof is van oordeel dat veel meer sprake lijkt te zijn van een eenmalige schending van belangrijke gedragsregels in het verkeer en slechts gedurende een zeer korte tijdspanne.
Gelet daarop is het hof van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen oordelen dat sprake is geweest van schuld in de vorm van roekeloosheid in de betekenis die dat begrip heeft in artikel 175, tweede lid, WVW. Van dat onderdeel zal de verdachte dus worden vrijgesproken. Wel was sprake van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door dit gedrag een verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Zwaar lichamelijk letsel of tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden
Het hof stelt vast dat [slachtoffer] door het aan verdachte te wijten ongeval letsel heeft overgehouden, waaronder meerdere gebroken ribben, een gescheurde lever en een gebroken kuitbeen. Dit geconstateerde letsel kan naar algemeen spraakgebruik worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
of omstreeks22 september 2022 te [plaats] ,
althans in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmee rijdende over de weg, [weg 1] en
/ofhet kruispunt van [weg 1] met de toerit/afrit van/naar de A2, komende uit de richting van [weg 2] en gaande in de richting van [weg 3] ,
althans de weg,zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalzeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig en
/ofonoplettend,
- met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat motorvoertuig toegestane maximumsnelheid van 50 km/u en
/ofgelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en
/of
- op [weg 1] geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemde driekleurig verkeerslicht dat reeds (
minimaal3,4 seconden) rood licht uitstraalde en
/of
- zich (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, ervan te vergewissen dat voornoemde kruising vrij was van (ander) verkeer en
/of
- (daarbij) geen voorrang te verlenen aan een voor zijn, verdachte, van links komende motorrijder en
/of
-
(vervolgens
) niet, althansniet tijdig en
/ofvoldoende af te remmen en
/ofniet, althans niet tijdig en
/ofvoldoende uit te wijken voor voornoemde motorrijder en
/of-
(vervolgens
)in botsing te komen met voornoemde motorrijder, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding, een gebroken kuitbeen, 9 gebroken ribben, een gekneusde lever en/of een gebroken pols
, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een

ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om aan verdachte een geldboete op te leggen en subsidiair een taakstraf, maar in ieder geval geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
De raadsman heeft daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte vindt het heel erg wat is gebeurd en heeft daar oprecht spijt van. Hij heeft daarom ook het initiatief genomen voor mediation en dit traject is door beide partijen succesvol afgerond. Verder heeft verdachte zijn rijbewijs nodig voor zijn werk.
Beoordeling door het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte is op 22 september 2022 als bestuurder van een personenauto met een te hoge snelheid door het rode licht gereden als gevolg waarvan een ongeval heeft plaatsgevonden. Door zijn handelwijze heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en ernstig letsel veroorzaakt bij het slachtoffer. Uit de verklaring van het slachtoffer, die ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat de gevolgen van het ongeval voor hem nog dagelijks voelbaar zijn.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gelet op de justitiële documentatie van verdachte van 6 maart 2025, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een en ander zoals ter terechtzitting van het hof door en namens verdachte naar voren is gebracht. Verdachte heeft zijn studie afgerond, heeft een baan bij een ziekenhuis en moet voor zijn werk op verschillende plaatsen projecten bezoeken, waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Verdachte heeft spijt betoond voor zijn gedrag en komt daarin oprecht over. In het voordeel van verdachte spreekt ook dat hij kort na het incident een mediationtraject is gestart en dat de materiële schade inmiddels volledig is afgehandeld.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van tweehonderd (200) uren, te vervangen door honderd dagen hechtenis, een passende afdoening. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof hem een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van een jaar, met een proeftijd van drie jaren. De voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit en hem ervan te doordringen voorzichtig te zijn in het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. D.R. Sonneveldt en mr. N.E. Kwak, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 25 april 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 25 april 2025.
Tegenwoordig:
mr. J.A.M. Kwakman, voorzitter,
mr. W. Gerretschen, advocaat-generaal,
mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.