ECLI:NL:GHARL:2025:4175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
21-004663-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens mishandeling en voorhanden hebben van harddrugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling van zijn vriendin en het voorhanden hebben van harddrugs. De politierechter had eerder op 11 oktober 2023 de verdachte al veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Het hof heeft de rechtmatigheid van de doorzoeking van de auto van de verdachte bevestigd, waarbij harddrugs zijn aangetroffen. De verdachte had op 10 augustus 2022 in [plaats] ongeveer 38,65 gram MDMA in zijn bezit en heeft op 20 augustus 2022 zijn levensgezel, [slachtoffer], mishandeld. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De straf is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft ook de in beslag genomen Kamagra pillen onttrokken aan het verkeer, aangezien het bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004663-23
Uitspraak d.d.: 7 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 11 oktober 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-307560-22 en 18-015170-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven op het adres [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de inbeslaggenomen Kamagra pillen te onttrekken aan het verkeer. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. A.C. Vingerling, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 11 oktober 2023 de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. De politierechter heeft tevens de inbeslaggenomen Kamagra pillen onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak met parketnummer 18-307560-22:
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te [plaats] , [gemeente] opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 38,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zaak met parketnummer 18-015170-23 (gevoegd):
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te [plaats] zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, in elk geval eenmaal tegen het hoofd te stompen, dan wel met kracht duwen en/of slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het opzettelijk voorhanden hebben van de MDMA. Daartoe heeft hij – kort gezegd - aangevoerd dat de in de auto aangetroffen xtc-pillen van het bewijs uitgesloten moeten worden, nu de doorzoeking van de auto onrechtmatig was. Volgens de raadsman leverde het vinden van een gebruikershoeveelheid hennep onvoldoende verdenking op voor een doorzoeking.
Oordeel hof
Uit de inhoud van het dossier leidt het hof af dat de politie op 10 augustus 2022 bij een bezinepomp te [plaats] een voertuig ziet staan voorzien van het kenteken [kenteken] . Gezien het feit dat er een WAM signalering op het voertuig zat en uit de meest recente registratie met betrekking tot dit voertuig bleek dat dit voertuig op 24 juli 2022 werd bestuurd door [verdachte] die op dat moment zou hebben gereden met een ongeldig verklaard rijbewijs, hebben verbalisanten dit voertuig onderworpen aan een controle in het kader van de Wegenverkeerswet 1994.
Na de staandehouding van de bestuurder kon deze geen rijbewijs en ook geen identiteits-bewijs tonen. Nadat er ook bij de identiteitsfouillering en het onderzoek aan de tas van de bestuurder geen rijbewijs of identiteitskaart werd aangetroffen, heeft de verbalisant in het dashboardkastje van de auto gekeken op zoek naar identificerende bescheiden. In het dashboardkastje werd vervolgens een gripzakje met hennep aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten de auto hierna hebben doorzocht op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, Opiumwet. Dit artikel verschaft opsporingsambtenaren toegang tot vervoermiddelen indien zij redelijkerwijs het vermoeden hebben dat er op dat moment een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt.
Het aantreffen van softdrugs - ook al is dit ‘slechts’ een gebruikershoeveelheid - vormt naar het oordeel van het hof voldoende basis voor dit redelijke vermoeden.
De doorzoeking van de auto heeft rechtmatig plaatsgevonden, nu de verbalisanten op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, Opiumwet, bevoegd waren tot het doorzoeken van de auto. Het verweer wordt daarom verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-307560-22 en in de zaak met parketnummer 18-015170-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-307560-22:
hij op 10 augustus 2022 te [plaats] , [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad, 38,65 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
zaak met parketnummer 18-015170-23:
hij op 20 augustus 2022 te [plaats] zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te stompen en te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-307560-22 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak met parketnummer 18-015170-23 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 20 augustus 2022 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. Verdachte heeft zijn slapende vriendin meermalen in haar gezicht geslagen. Ook nadat het slachtoffer hierop naar buiten was gevlucht heeft verdachte haar in het gezicht geslagen. Verdachte heeft hiermee de lichamelijk integriteit van zijn vriendin geschonden. Deze mishandeling vond gedeeltelijk plaats in de gezamenlijke woning, derhalve bij uitstek een plaats waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs. Met zijn handelen, ook met het enkele aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid harddrugs, heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke harddrugs en de bijbehorende handel daarin, die niet zelden gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 mei 2025 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten, waaronder partnermishandeling en overtreding van de Opiumwet. Het hof weegt dat in strafverzwarende zin mee.
Volgens de raadsman gaat het momenteel beter met verdachte. Zo zou verdachte inmiddels zelfstandig zijn afgekickt, is hij bezig met het aanvragen van een uitkering en wil verdachte graag gaan werken. Concrete stappen zou verdachte volgens de raadsman nog niet hebben gezet. De raadsman heeft bepleit om - gezien deze positieve ontwikkelingen - aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Verdachte is niet ter zitting van het hof verschenen. Het is hof derhalve onvoldoende duidelijk hoe het nu met verdachte gaat en in hoeverre hij gemotiveerd is om deze goede weg die hij lijkt te hebben ingeslagen te vervolgen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof – evenals de politierechter en de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Beslag

De onder de verdachte in beslag genomen 20 Kamagra pillen – die bij gelegenheid van het onderzoek zijn aangetroffen – zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 36d, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-307560-22 en in de zaak met parketnummer 18-015170-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-307560-22 en in de zaak met parketnummer 18-015170-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 20 kamagra pillen.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. E. de Witt en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 7 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.