ECLI:NL:GHARL:2025:4247

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
200.355.703/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De rechtbank Overijssel had eerder, op 2 juni 2025, de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd op verzoek van de bewindvoerder, omdat de schuldenaar niet voldeed aan haar verplichtingen en de inlichtingenplicht had geschonden. De schuldenaar, die een schuldenlast van € 57.398,01 had, had in de periode van november 2024 tot maart 2025 niet voldoende gesolliciteerd en had niet adequaat informatie verstrekt aan de bewindvoerder. In hoger beroep heeft de schuldenaar betoogd dat zij zich wel degelijk had ingespannen om aan haar verplichtingen te voldoen en dat de tekortkomingen niet tot benadeling van de schuldeisers hadden geleid. Het hof heeft vastgesteld dat de schuldenaar in de aanloop naar de zitting in hoger beroep zich had ingespannen om de gevraagde informatie te verstrekken en dat zij in staat was om aan haar afdrachtverplichting te voldoen. Het hof heeft besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de schuldsaneringsregeling voort te zetten, met een verlenging van de duur van de regeling met 9 maanden, tot 14 oktober 2026. Het hof benadrukt dat de schuldenaar zich moet blijven inspannen om de bewindvoerder tijdig van informatie te voorzien.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.355.703/01
(zaaknummer rechtbank C/08/24/118 R)
arrest van 10 juli 2025
inzake
[appellante] ,
die woont in [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen:
[de schuldenaar],
advocaat: mr. G. Hendriks, die kantoor houdt in Kampen.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

1.1
In een vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 15 juli 2024 is op [de schuldenaar] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard, nadat op 6 mei 2024 een verzoekschrift tot faillietverklaring van [de schuldenaar] was ingediend.
1.2
In een vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 2 juni 2025 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder tussentijds beëindigd.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
In een beroepschrift, ontvangen door de griffie van het hof op 10 juni 2025, heeft [de schuldenaar] verzocht dit vonnis te vernietigen en alsnog te bepalen dat de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing blijft.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder:
  • een V6-formulier met bijlage van 23 juni 2025 van mr. Hendriks;
  • een brief met bijlagen van 26 juni 2025 van mevrouw [de bewindvoerder] (hierna te noemen: de bewindvoerder);
  • een V6-formulier met bijlagen van 1 juli 2025 van mr. Hendriks;
  • een V8-formulier met bijlage van 1 juli 2025 van mr. Hendriks.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juli 2025, waarbij [de schuldenaar] is verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Ook is de bewindvoerder verschenen.

3.De beoordeling

De feiten
3.1
[de schuldenaar] heeft een schuldenlast van in totaal € 57.398,01. De schulden zijn ontstaan in de periode dat [de schuldenaar] een eenmanszaak had, genaamd [naam1] . De onderneming is op 31 december 2023 opgeheven.
3.2
Sinds 24 maart 2024 is [de schuldenaar] fulltime in dienst bij Gelders Staalstraal- en Schildersbedrijf B.V. te Ochten (hierna: GSB) in de functie van schilder. De werkzaamheden bij het schildersbedrijf betreffen seizoensgebonden werk, waarbij de werkzaamheden in november eindigen en in maart worden hervat. In de tussenliggende periode bestaat geen dienstverband.
3.3
Het dienstverband bij GSB is op 8 november 2024 geëindigd, omdat er wegens het aflopen van het seizoen een tijdelijke einde aan de werkzaamheden kwam. De bewindvoerder heeft aan [de schuldenaar] laten weten dat in de tussenliggende periode een sollicitatieverplichting geldt.
3.4
[de schuldenaar] heeft vanaf 8 november 2024 tot en met 11 februari 2025 een WW-uitkering ontvangen. Voor de periode van 11 februari 2025 tot aan 24 maart 2025 heeft [de schuldenaar] een aanvraag gedaan voor een PW-uitkering, maar daar is nog geen beslissing op genomen.
3.5
[de schuldenaar] heeft in de maanden november 2024 tot en met maart 2025 diverse sollicitaties verricht. Die inspanningen hebben niet geleid tot een tijdelijk dienstverband. Op 24 maart 2025 is [de schuldenaar] weer in dienst getreden bij GSB.
3.6
[de schuldenaar] is eigenaar van een Volkswagen Tiguan en een paardentrailer, een Cheval Liberte. Ze is voornemens om de auto in te ruilen voor een goedkoper alternatief en om de trailer te verkopen.
Het oordeel van de rechtbank
3.7
De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [de schuldenaar] beëindigd op grond van het oordeel dat zij niet voldoet aan haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Fw) en dat zij tracht haar schuldeisers te benadelen (artikel 350 lid 3 aanhef en onder e Fw). De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen. [de schuldenaar] informeert de bewindvoerder niet uit zichzelf over de voor de schuldsaneringsregeling van belang zijnde zaken en reageert niet op verzoeken om informatie te verstrekken. Dit heeft mede tot gevolg dat dat de boedelbestanddelen niet te gelde kunnen worden gemaakt, waardoor de schuldeisers worden benadeeld. Verder is de rechtbank van oordeel dat [de schuldenaar] de sollicitatieplicht niet is nagekomen in de maanden november 2024 tot en met maart 2025. Zij heeft slechts zes ongedateerde sollicitatiebrieven overgelegd. Daarbij zijn geen vacatureteksten of reacties van potentiële werkgevers gevoegd, waardoor niet gecontroleerd kan worden of [de schuldenaar] daadwerkelijk heeft gesolliciteerd.
Het beroep van [de schuldenaar]
3.8
kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. [de schuldenaar] is zich ervan bewust dat zij in het verleden niet adequaat informatie heeft aangeleverd. Volgens [de schuldenaar] behoort het gestructureerd aanleveren van informatie, die veelal digitaal beschikbaar is, niet tot haar sterke punten. Echter, in aanloop naar de zitting in hoger beroep heeft [de schuldenaar] zich wel degelijk ingespannen om alle gevraagde informatie aan te leveren en heeft zij daarmee alsnog voldaan aan haar inlichtingenplicht. [de schuldenaar] heeft vele mails verstuurd en belletjes gepleegd om alsnog de gevraagde informatie boven water te krijgen, zoals de waarde van de paardentrailer en de aan te schaffen Peugeot.
3.9
Van een schending van de sollicitatieplicht is geen sprake. In de maanden november 2024 tot en met maart 2025 heeft zij diverse sollicitatiebrieven geschreven en is ze ook op sollicitatiegesprek geweest. [de schuldenaar] heeft hiervan stukken overgelegd, inclusief reactie van de potentiële werkgever. Ook heeft [de schuldenaar] diverse opleidingen en cursussen gevolgd in de periode dat zij niet in dienst was bij GSB en daarvan ook bewijsstukken aangeleverd.
3.1
Verder heeft [de schuldenaar] voldaan aan de afdrachtverplichting, althans kan zij daar alsnog aan voldoen. Daarnaast heeft [de schuldenaar] rond Pasen vrijwillig overwerk verricht, waardoor zij meer inkomsten kon verwerven voor haar schuldeisers.
3.11
[de schuldenaar] stelt zich primair op het standpunt dat zij in grote mate alsnog heeft voldaan aan alle verplichtingen en dat de schending van de informatieplicht niet tot onherstelbare benadeling van schuldeisers heeft geleid. Subsidiair verzoekt zij om verlenging van de schuldsaneringsregeling.
Het standpunt van de bewindvoerder
3.12
De bewindvoerder handhaaft het verzoek om tussentijdse beëindiging.
Het oordeel van het hof
3.13
Het hof stelt voorop dat van personen die zijn toegelaten tot de schuldsanering mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Hiertoe behoort onder meer de verplichting om de bewindvoerder actief en op eigen initiatief die inlichtingen te verstrekken waarvan de schuldenaar weet of behoort te begrijpen dat die van belang (kunnen) zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.14
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. [de schuldenaar] heeft, ondanks herhaalde verzoek van de bewindvoerder en ondanks de twee zittingen bij de rechtbank, gedurende een langere periode niet voldaan aan de op haar rustende informatieplicht. Dit is in beginsel een grond voor beëindiging van de regeling, maar het hof zal hiertoe desondanks niet beslissen. Hierna legt het hof uit waarom het tot die beslissing is gekomen.
3.15
In de aanloop naar de zitting in hoger beroep heeft [de schuldenaar] zich ingespannen om de bewindvoerder alsnog te voorzien van alle gevraagde gegevens. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat [de schuldenaar] in de periode november 2024 tot en met maart 2025 dertien sollicitaties heeft verricht en een viertal cursussen heeft gevolgd. Daarnaast zijn er stukken overgelegd over de waarde van de trailer en de Peugeot, en over de voortgang van de uitkeringsaanvraag. Verder is gebleken dat [de schuldenaar] in staat is aan haar afdrachtverplichting over de verstreken maanden te voldoen. Het hof stelt vast dat de tekortkoming van [de schuldenaar] niet heeft geleid tot enig nadeel voor de schuldeisers en dat [de schuldenaar] zich tijdens de schuldsaneringsregeling voldoende heeft ingespannen om baten te verwerven voor de boedel, bijvoorbeeld door overwerk te verrichten. [de schuldenaar] heeft ter zitting verklaard dat zij ervan doordrongen is geraakt van het belang om voldoende informatie aan de bewindvoerder te verschaffen en dat zij nu begrijpt wat er van haar verwacht wordt. Gelet op deze omstandigheden ziet het hof aanleiding om [de schuldenaar] nog een kans te geven om de schuldsaneringsregeling met goed gevolg af te ronden. Vanwege het feit dat [de schuldenaar] gedurende ongeveer 9 maanden niet voldaan heeft aan de inlichtingenplicht, zal het hof de duur van de schuldsaneringsregeling verlengen met deze periode.
3.16
Het hof merkt daarbij nog het volgende op. Het hof wijst [de schuldenaar] zich in het vervolg moet blijven inspannen om de bewindvoerder tijdig te voorzien van alle gevraagde en ongevraagde informatie die van belang is voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Dit betekent onder meer dat [de schuldenaar] uit zichzelf alle gegevens over haar inkomen en verrichte sollicitaties (en de reactie daarop) moet doorsturen naar de bewindvoerder, inclusief bewijsstukken.
De slotsom
3.17
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd en dat beslist moet worden als volgt.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 2 juni 2025;
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [de schuldenaar] wordt voortgezet;
verlengt de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling met een termijn van 9 maanden, derhalve tot 14 oktober 2026.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.A. Wind, M. Willemse en A.L. Goederee, bijgestaan door mr. I.M. Walinga, griffier, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2025.