ECLI:NL:GHARL:2025:4291

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
K24/210514
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het beklag tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de bandleider van The Voice of Holland

In deze zaak heeft klaagster, een kandidate van het televisieprogramma 'The Voice of Holland', op 4 februari 2022 aangifte gedaan van verkrachting dan wel aanranding door beklaagde, de bandleider van het programma, gepleegd op 13 februari 2018. De officier van justitie heeft echter besloten om geen strafvervolging in te stellen, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn voor een haalbare zaak. Klaagster heeft haar klacht ingediend tegen deze beslissing, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende steunbewijs is voor de aangifte. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn zowel klaagster als beklaagde gehoord, waarbij klaagster haar verklaring heeft herhaald en beklaagde ontkende dat er sprake was van strafbaar handelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van klaagster niet voldoende wordt ondersteund door ander bewijs, wat essentieel is in zedenzaken. Het hof concludeert dat de beslissing van de officier van justitie om niet tot vervolging over te gaan juist is en wijst het beklag af.

Uitspraak

K24/210514

Beschikking
inzake

[klaagster] ,

domicilie kiezende ten kantore van haar gemachtigde mr. S.M. Diekstra, advocaat te Leiden,
klaagster,
tegen

[beklaagde] ,

domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigden, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht en mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam,
beklaagde.
Op 24 juli 2024 is ter griffie van het hof door tussenkomst van haar gemachtigde, een klaagschrift binnengekomen van klaagster, gedateerd 22 juli 2024. Het klaagschrift richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Midden-Nederland om tegen beklaagde geen strafvervolging in te stellen.
Klaagster heeft, door tussenkomst van haar gemachtigde, het klaagschrift bij mailberichten van 6 mei 2025 nader toegelicht en aangevuld.
Het hof heeft kennisgenomen van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Midden-Nederland, het schriftelijk verslag van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Op 19 mei 2025 en op 6 juni 2025 is de zaak in raadkamer van dit hof behandeld. Bij de behandeling op 19 mei 2025 waren klaagster, haar gemachtigde en de advocaat-generaal aanwezig. Bij de behandeling op 6 juni 2025 waren beklaagde, zijn gemachtigde mr. Morra en de advocaat-generaal aanwezig. Allen zijn in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft op de zitting van 19 mei 2025 voorlopig en op 6 juni 2025 definitief, in overeenstemming met het schriftelijk verslag, geconcludeerd tot ongegrondverklaring van de klacht.

Het beklag

Klaagster heeft op 4 februari 2022, na een informatief gesprek op 25 januari 2022, aangifte gedaan van verkrachting dan wel aanranding, gepleegd door beklaagde op 13 februari 2018 te Nederhorst Den Berg .
Na een eerdere beslissing tot vervolging van beklaagde, hebben de officieren van justitie die bij deze zaak betrokken zijn geweest, klaagster bij brief van 29 mei 2024 medegedeeld dat beklaagde (toch) niet vervolgd zal worden. Zij hebben daartoe aangevoerd dat – na de oorspronkelijke beslissing tot vervolging – nader onderzoek, bestaande uit het horen van getuigen en het horen van beklaagde, heeft gemaakt dat het openbaar ministerie van oordeel is dat er geen sprake is van een haalbare zaak.
Alhoewel het openbaar ministerie de verklaringen van klaagster betrouwbaar acht en daarvoor enig steunbewijs ziet, komen de officieren van justitie tot het oordeel dat juridisch gezien geen sprake is geweest van dwang van beklaagde jegens klaagster tot het ondergaan van seksuele handelingen, wat wel vereist is voor een bewezenverklaring. Zo is er geen sprake geweest van geweld noch van een zodanige machtspositie van beklaagde dat klaagster zich niet aan de handelingen kon onttrekken, terwijl ook niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de handelingen onverhoeds hebben plaatsgevonden.
Nu daarmee niet vast is komen te staan dat sprake was van enig juridisch dwangmiddel, zoals het Wetboek van Strafrecht vereist, is het openbaar ministerie ervan overtuigd dat een behandeling van de zaak tot een vrijspraak zal leiden.

De beoordeling van het beklag

Klaagster kan als rechtstreeks belanghebbende worden beschouwd en is daarom ontvankelijk in haar beklag.
Korte inleiding
Klaagster was ten tijde van het incident waarvan zij aangifte heeft gedaan een kandidate van het televisieprogramma ‘The Voice of Holland’, een zangprogramma. Beklaagde was destijds bandleider bij ‘The Voice of Holland’. Klaagster heeft tijdens een uitzending van de talkshow ‘ BEAU ’ op 17 januari 2022 naar buiten gebracht dat beklaagde ‘even ging voelen’ bij haar. Vervolgens heeft zij aangifte gedaan.
Standpunten
Klaagster heeft in haar aangifte op 4 februari 2022 – kort samengevat – over het gebeuren op 13 februari 2018 verklaard dat beklaagde haar had verteld dat er boven de studio kleine studio’s waren waar mensen konden werken aan muziek. Toen klaagster boven kwam, pakte beklaagde haar vast en duwde haar ergens tegenaan. Beklaagde deed zijn hand in haar broek en begon te voelen tussen haar benen en is met zijn vingers in haar vagina geweest. Klaagster heeft op 25 maart 2020 voor het eerst aan iemand, te weten [naam 1] , verteld dat beklaagde aan haar heeft gezeten.
Klaagster is op 17 november 2022 als getuige gehoord door de rechter-commissaris en heeft daar in de kern overeenkomstig haar aangifte verklaard.
De gemachtigde van klaagster heeft bij de behandeling in raadkamer naar voren gebracht dat de getuigenverklaring van mevrouw [getuige] en de bijbehorende bewijsstukken aan het dossier moeten worden toegevoegd, omdat haar verklaring een incident beschrijft dat op wezenlijke punten sterk overeenkomt met hetgeen klaagster is overkomen. Daarnaast is verzocht zangeres [naam 2] te benaderen om na te gaan of zij een verklaring over beklaagde heeft afgelegd. Ook haar verklaring kan volgens de gemachtigde van klaagster bijdragen aan inzicht in het gedrag van beklaagde.
Beklaagde is op 18 mei 2022 door de politie als verdachte gehoord. Hij heeft verklaard dat hij klaagster boven een studio heeft laten zien en dat hij haar daar een ‘hug’ heeft gegeven. Hij heeft verklaard dat het spannend was tussen hen.
Beklaagde is daarnaast op 12 december 2022 door de rechter-commissaris als verdachte gehoord. Hij heeft zich toen beroepen op zijn zwijgrecht.
Beklaagde is op 29 februari 2024 nogmaals door de rechter-commissaris als verdachte gehoord. Beklaagde heeft over 13 februari 2018 verklaard dat hij klaagster de studio boven heeft laten zien en dat er een soort spanning was. Hij heeft verklaard ‘Wij wilden even samen zijn’. Zij hebben een beetje puberale grapjes gemaakt. Zij hebben boven hooguit een minuut staan kletsen. Beklaagde heeft verklaard dat hij klaagster boven een ‘hug’ heeft gegeven en dat zij in dezelfde leuke sfeer weer naar beneden zijn gegaan. Beklaagde heeft verklaard dat hij app-contact had met klaagster en dat tijdens de repetities hun contact een beetje flirterig is geweest. Beklaagde heeft verklaard dat het contact van beide kanten kwam en dat klaagster na het incident contact met hem is blijven zoeken. Beklaagde heeft verklaard dat het contact met klaagster af en toe een seksueel tintje had, maar heeft ontkend dat er verder fysiek contact is geweest. Wat klaagster daarover verklaart, is niet gebeurd. Beklaagde heeft verklaard dat hij de app-berichten tussen hem en klaagster heeft verwijderd.
Ook bij de behandeling in raadkamer heeft beklaagde ontkend.
De gemachtigde van beklaagde heeft in raadkamer naar voren gebracht dat geen sprake is van een bewijsbare c.q. haalbare zaak. Zo is – kort samengevat – naar voren gebracht dat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is, dat er geen steunbewijs is en dat er geen sprake is geweest van dwang. De enkele bevestiging door de beklaagde van een context of situatie waarin partijen elkaar hebben gezien levert onvoldoende steunbewijs op.
De gemachtigde stelt dat de door de gemachtigde van klaagster verzochte getuigen niets veranderen aan de redenen die tot het sepot hebben geleid.
Overige stukken dossier
Op 18 mei 2022 heeft de politie onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen telefoon van klaagster. Op de inbeslaggenomen telefoon (zonder simkaart) is geen communicatie met beklaagde aangetroffen.
Daarnaast zijn verschillende getuigen gehoord.
Oordeel van het hof
Volgens de vaste regels voor het bewijs in strafzaken is enkel de verklaring van klaagster onvoldoende om tot een succesvolle strafvervolging van beklaagde over te gaan. De verklaring van klaagster zal moeten worden ondersteund door ander, objectief bewijs, het zogeheten steunbewijs. Juist het verzamelen van steunbewijs is in zedenzaken erg lastig. Kenmerkend voor deze zaken is de aanwezigheid van slechts de personen die bij de verweten ontuchtige handelingen zijn betrokken. Ook in deze zaak is dat het geval.
Onder omstandigheden kan de verklaring van een getuige die niet bij de handelingen aanwezig was wel als steunbewijs dienen. Het gaat dan om gevallen waarin de getuige de aangeefster in een emotionele toestand treft direct na het vermeende delict en/of die waarneming van emoties gepaard gaat met waarnemingen van de fysieke gesteldheid van de aangeefster. Dan is namelijk sprake van een eigen waarneming die voldoende steun kan opleveren.
In deze zaak ligt een aangifte uit 2022 voor met daarin een verklaring van klaagster dat zij in februari 2018 door beklaagde is verkracht dan wel is aangerand waarbij beklaagde onverhoeds/plots zijn hand in haar broek heeft geduwd/gestopt en aan/in haar vagina heeft gevoeld met zijn vinger(s). Daartegenover staat de ontkennende verklaring van beklaagde. Er zijn na de aangifte in 2022 verschillende getuigen gehoord, maar geen van deze personen is zelf aanwezig geweest bij de feiten waarvan aangifte is gedaan of heeft iets (aan klaagster) opgemerkt op dan wel (kort) na 13 februari 2018. Ook heeft klaagster op dan wel (kort) na 13 februari 2018 niemand iets verteld. Alleen klaagster en beklaagde weten wat er op 13 februari 2018 boven bij de studio’s is gebeurd, nu alleen zij daarbij aanwezig waren.
Het hof is van oordeel dat er aldus onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is voor datgene dat volgens klaagster daar is gebeurd. Hoewel beklaagde wel erkent met klaagster aanwezig te zijn geweest op de bovenverdieping, dat er een bepaalde flirterige stemming tussen hen bestond en dat hij haar door middel van een ‘hug’ fysiek heeft aangeraakt, is de sprong in deze zaak naar strafbaar handelen te groot zonder dat daar een duidelijk ondersteunend bewijsmiddel aan ten grondslag ligt.
Concluderend is het hof van oordeel dat het hof niet verwacht dat een later oordelende strafrechter, gelet op de strenge eisen die de wet en de jurisprudentie stellen aan het bewijs(minimum), tot een succesvolle strafrechtelijke veroordeling van beklaagde ter zake van verkrachting dan wel aanranding zal (kunnen) komen. Het doen van nader onderzoek, zoals verzocht door de gemachtigde van klaagster, acht het hof niet meer zinvol. Door het tijdsverloop en de nodige publiciteit rondom deze zaak verwacht het hof niet dat het doen van nader onderzoek bruikbaar en/of betrouwbaar objectief bewijs zal opleveren.
Alles overziend acht het hof de beslissing van de officier van justitie om niet tot vervolging van beklaagde over te gaan juist is.
Uit het voorgaande volgt dat het beklag ongegrond is. Het hof beslist als volgt.

Beslissing

Het hof:
Wijst het beklag af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. S. Bek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.C. Peters, griffier,
op 11 juli 2025 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.