ECLI:NL:GHARL:2025:4316

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
21-002509-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor plegen ontucht met twee minderjarige stagiaires en de verkrachting van een van hen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor ontucht met twee minderjarige stagiaires en de verkrachting van een van hen. De feiten vonden plaats tussen februari 2022 en augustus 2023. De verdachte, die als stagebegeleider optrad, heeft de slachtoffers in een afhankelijkheidssituatie gebracht door misbruik te maken van zijn autoriteit en het leeftijdsverschil. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de seksuele handelingen met de slachtoffers heeft gepleegd, waarbij hij hen onder druk heeft gezet en hen heeft gedwongen tot het ondergaan van deze handelingen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, maar het hof heeft de straf verhoogd naar 42 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor een jaar en zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op €7.500 voor het eerste slachtoffer en €5.000 voor het tweede slachtoffer. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van de materiële schade die door de slachtoffers is geleden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002509-24
Uitspraak d.d.: 14 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 juni 2024 met parketnummer 05-257587-23 in de strafzaak tegen

[Verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.O. den Otter en de advocaat van de benadeelde partijen, mr. E. Maalsen en de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte voor, kort gezegd, ontucht met twee minderjarigen en verkrachting van dezelfde personen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen tot € 10.496,92 en € 11.610,80 met de wettelijke rente daarover en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 februari 2022 tot en met 28 februari 2023 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten [slachtoffer 2] (geboren op 1 maart 2005), die stagiaire was bij zijn, verdachtes, bedrijf, door
- de borsten en/of de vulva van die [slachtoffer 2] te betasten en/of
- zijn penis te laten aftrekken en/of betasten door die [slachtoffer 2] en/of
- zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer 2] te brengen en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] te brengen en/of
- zijn vingers en/of zijn penis en/of een schroevendraaier en/of een dildo in de vagina van die [slachtoffer 2] te brengen en/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer 2] te brengen;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2023 tot en met 29 augustus 2023 te [plaats 1] en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het betasten van de borsten en/of de vulva van die [slachtoffer 2] en/of
- het laten aftrekken en/of betasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn vingers en/of zijn penis en/of een schroevendraaier en/of een dildo in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 2] ,
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden aan het bed en/of de handen en voeten van die [slachtoffer 2] aan elkaar vast heeft gebonden en/of
- ( telkens) het initiatief heeft genomen voor voornoemde seksuele handelingen en/of bij die [slachtoffer 2] heeft aangedrongen op voornoemde seksuele handelingen, als die [slachtoffer 2] aangaf dat ze niet wilde en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze met niemand mocht praten over hun seksuele relatie, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer 2] , gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hem en die [slachtoffer 2] en/of het feit dat die [slachtoffer 2] verstandelijk beperkt en psychisch kwetsbaar was en/of het feit dat die [slachtoffer 2] stagiaire was in zijn, verdachtes bedrijf, en bij hem, verdachte in huis woonde en/of het feit dat er al een ontuchtige relatie tussen hem en die [slachtoffer 2] was ontstaan toen die [slachtoffer 2] minderjarig was en/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of
- ( hierdoor) die [slachtoffer 2] in een ongelijkwaardige en/of afhankelijke relatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of (hierdoor) die [slachtoffer 2] in een zodanig weerloze en/of afhankelijke toestand heeft gebracht dat die [slachtoffer 2] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 maart 2022 tot en met 18 april 2022 te [plaats 1] en/of te [plaats 5] en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 6] , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten [slachtoffer] (geboren op 14 april 2005), die stagiaire was bij zijn, verdachtes, bedrijf, door - de borsten en/of de vulva van die [slachtoffer] te betasten en/of
- zijn penis te laten aftrekken en/of betasten door die [slachtoffer] en/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 april 2022 tot en met 30 juni 2023 te [plaats 1] en/of te [plaats 5] en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 6] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het betasten van de borsten en/of de vulva van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken en/of betasten van zijn penis door die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- ( telkens) het initiatief heeft genomen voor voornoemde seksuele handelingen en/of bij die [slachtoffer] heeft aangedrongen op voornoemde seksuele handelingen, als die [slachtoffer] aangaf dat ze niet wilde en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat ze met niemand mocht praten over hun seksuele relatie, althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer] , gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hem en die [slachtoffer] en/of het feit dat er al een ontuchtige relatie tussen hem en die [slachtoffer] was ontstaan toen die [slachtoffer] stagiaire was in zijn, verdachtes, bedrijf en/of
- ( hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- ( hierdoor) die [slachtoffer] in een ongelijkwaardige en/of afhankelijke relatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of (hierdoor) die [slachtoffer] in een zodanig weerloze en/of afhankelijke toestand heeft gebracht dat die [slachtoffer] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en/of durfde te onttrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs [1]
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot het bewijs gerekwireerd tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft de raadsman naar voren gebracht dat deze feiten door verdachte worden erkend.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar dat geen sprake was van dwang door geweld of bedreiging met geweld of door andere feitelijkheden. Daarbij heeft de raadsman gewezen op diverse getuigenverklaringen die wijzen op een vriendschappelijke verhouding en wederzijds respect tussen verdachte en beide aangeefsters. Ook heeft de raadsman gewezen op de inhoud van de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 2] en de inhoud van de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] en het dagboek van [slachtoffer] .
Ook heeft de raadsman ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2] betoogd dat allerlei initiatieven tot fysiek contact vanuit [slachtoffer 2] zelf kwamen. Uit de chats met [slachtoffer 2] blijkt dat [slachtoffer 2] een verstoorde relatie met haar ouders had en dat het niet gewenst was dat zij thuis, bij haar ouders, verbleef. [slachtoffer 2] heeft zelf voorgesteld om bij verdachte te gaan wonen.
De aangifte van [slachtoffer] wordt tegengesproken door wat [slachtoffer] zelf in haar dagboek over de gebeurtenissen heeft beschreven.
Oordeel hof
Gelet op de omstandigheid dat verdachte de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, zal het hof, in het licht van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Het hof acht feit 1 bewezen op grond van:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , pagina’s 296-303;
  • het verslag studioverhoor, pagina’s 338-405.
Het hof acht feit 2 bewezen op grond van het volgende:
Namens [slachtoffer 2] , geboren op 1 maart 2005, heeft haar moeder [naam 1] op 14 september 2023 aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte tussen 14 februari 2022 en 30 augustus 2023. Ook de moeder van [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 2] een verstandelijke beperking, epilepsie, autisme en paniekaanvallen heeft. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat iedereen aan [slachtoffer 2] kan zien dat ze een bepaalde zwakke begaafdheid heeft. Ze komt jonger over dan ze in werkelijkheid is. Volgens getuige was verdachte daar zeker van op de hoogte. Zij hebben het over [slachtoffer 2] gehad, dat ze extra zorg nodig had en dat ze daarvoor bij verdachte en zijn vrouw was. [3]
In het studioverhoor heeft [slachtoffer 2] het volgende verklaard. In oktober 2021 is [slachtoffer 2] stage gaan lopen bij [naam 2] (de vrouw van verdachte) en verdachte. [slachtoffer 2] kende [naam 2] al 12 jaar. [naam 2] had bij haar een oefening gedaan hoe ver verdachte in haar buurt mocht komen. Ze hebben dat opgebouwd tot verdachte haar een knuffel kon geven. Op 14 februari 2022 is het uit de hand gelopen, want toen heeft verdachte haar bij haar borsten en vagina aangeraakt. Daarna misbruikte verdachte haar, hij stopte zijn vingers en piemel in haar vagina en zijn piemel in haar anus. Het gebeurde in [plaats 2] , [plaats 1] en [plaats 3] . In [plaats 2] is vaak gebeurd. Verdachte deed het vaak bij haar, wel drie keer per dag en ze is daar anderhalf jaar geweest. Verdachte is de eerste met wie ze seks heeft gehad.
Verdachte hield [slachtoffer 2] voor dat als [slachtoffer 2] 18 jaar zou worden dat ze dan bij hen kon wonen en dat ze dan zoveel konden doen als ze wilden.
[slachtoffer 2] mocht van haar moeder geen pup, maar [slachtoffer 2] kreeg als kerstcadeau een pup van verdachte en zijn vrouw. Ze moest die eerst bij het bedrijf van verdachte en zijn vrouw zindelijk trainen en dan mocht ze hem pas mee naar huis nemen.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer] , de andere stagiaire, ook werd misbruikt door verdachte. Ze vingerden en trokken elkaar af waar [slachtoffer 2] bij was. [slachtoffer 2] mocht er niks van zeggen, dus heeft ze haar mond erover gehouden. Verdachte liet [slachtoffer 2] zien dat hij en [slachtoffer] elkaar filmpjes stuurden dat ze aan het masturberen waren. [4]
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij aanwezig was toen verdachte en [slachtoffer 2] seks hadden in een natuurgebied. [slachtoffer 2] , bewoog niet en lag stil, ze liet het eigenlijk maar gewoon gebeuren. [slachtoffer] had eerder al gezien dat verdachte kusjes aan [slachtoffer 2] gaf. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij met [slachtoffer 2] seksueel contact heeft gehad en dat dat begon toen zij 16/17 jaar was en zij toen nog minderjarig was. De feitelijke handelingen zoals die zijn opgenomen in de tenlastelegging met betrekking tot feit 1 hebben plaatsgevonden, met uitzondering van de opgenomen voorwerpen. Dat geldt ook voor de handelingen bij feit 2. Het is wel eens voorgekomen dat [slachtoffer 2] erbij zat als [slachtoffer] verdachte aftrok of verdachte [slachtoffer] vingerde. Verdachte verklaarde daar ook dat als het puur over het initiatief gaat, dat dat van hem uitging. Verdachte stelt dat hij niets heeft meegekregen over de maatschappelijke discussie waarbij de feitelijke verhouding een rol speelt bij de geoorloofdheid van seksuele handelingen. Voor verdachte voelden de seksuele handelingen goed op dat moment. Het klopt dat de seksuele relatie met [slachtoffer 2] ermee begon dat hij aan haar vagina en borsten zat en dat ze is weggelopen. Verdachte heeft toen gezegd dat ze het niet zouden zeggen en dat hij het nooit meer zou doen. Ze waren er allebei van geschrokken. Het klopt dat ze een paar weken later seks hebben gehad. [6]
Verdachte heeft op 7 september 2023, toen hij nog geen verdachte was van de onderhavige feiten, tegen de politie verklaard dat [slachtoffer 2] een soort hechtingsproblematiek heeft en dat [slachtoffer 2] volgens haar ouders “beperkt” zou zijn. Ook heeft verdachte toen gezegd dat [slachtoffer 2] er alles aan doet om mensen te 'pleasen' en dat zij nauwelijks een sociaal leven en vrienden of vriendinnen heeft. [7]
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de seksuele handelingen zoals die in de tenlastelegging zijn omschreven, hebben plaatsgevonden. De vraag die het hof moet beantwoorden is of het handelen van de verdachte is aan te merken als verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Daarvoor is onder meer vereist dat aangeefster door de verdachte tot seks is gedwongen. Verdachte heeft dit ontkend: er was volgens verdachte sprake van gelijkwaardigheid tussen hem en aangeefster.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat verdachte aangeefster door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan ven seksuele handelingen. Het komt daarom aan op de vraag of de verdachte aangeefster opzettelijk door een (andere) feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan sprake zijn van door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten. Daarvan kan ook sprake zijn indien de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in zijn algemeenheid beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Uit de jurisprudentie volgt daarnaast dat onder een feitelijkheid ook misbruik van autoriteit in samenhang met een leeftijdsverschil kan vallen, en het creëren van een afhankelijkheidssituatie hierbij van belang kan zijn. Tot slot geldt dat voor het bewijs van de in de tenlastegelegde periode uitgeoefende dwang mede redengevend kunnen zijn feitelijkheden die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan die periode.
Het hof is van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] , een aanvankelijk nog minderjarige stagiaire in het bedrijf van verdachte en zijn vrouw, geleidelijk in een afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, waarbij zij van hem niet met anderen over hun seksuele relatie mocht praten. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn uit het grote leeftijdsverschil van 21 jaar voortkomende psychisch overwicht en van zijn autoriteit als stagebegeleider. Dat [slachtoffer 2] vanaf haar achttiende bij verdachte in huis kwam wonen, maakte deze afhankelijkheidssituatie nog sterker. Ook de omstandigheid dat voorafgaand aan deze periode de ontuchtige handelingen zoals die onder 1 ten laste zijn gelegd hebben plaatsgevonden en waarover [slachtoffer 2] niet de vrijheid voelde met anderen te spreken, heeft bijgedragen aan de afhankelijkheid van [slachtoffer 2] van verdachte en het overwicht dat hij over haar had, waardoor zij zich aan verdere handelingen niet kon onttrekken.
Bij dit alles betrekt het hof dat [slachtoffer 2] , naar verdachte wist, een kwetsbare jonge vrouw was. Verdachte wist dat [slachtoffer 2] ’beperkt’ was en dat er sprake was van onder meer hechtingsproblematiek.
Verdachte heeft met dit alles [slachtoffer 2] in een zodanige situatie gebracht dat zij zich naar redelijke verwachting niet aan de tenlastegelegde handelingen heeft kunnen onttrekken.
Het hof acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het hof acht feit 3 bewezen op grond van:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juni 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina’s 27-39.
Het hof spreekt verdachte vrij van feit 4 op grond van:
Vaststaat dat verdachte ook seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster [slachtoffer] nadat zij 17 jaar oud was geworden.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen oordelen dat verdachte aangeefster door geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van die seksuele handelingen. Het hof vindt daarbij in het bijzonder van belang dat uit de berichten die verdachte en [slachtoffer] hebben uitgewisseld en uit de dagboekfragmenten van [slachtoffer] niet blijkt dat door verdachte tegen [slachtoffer] geweld is toegepast of met geweld is gedreigd.
Het komt daarom aan op de vraag of de verdachte aangeefster opzettelijk door een (andere) feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van de tenlastegelegde seksuele handelingen. Van zodanige psychische druk op [slachtoffer] door verdachte of van het creëren van een bedreigende situatie waardoor [slachtoffer] zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten is naar het oordeel van het hof evenmin gebleken. Ook in dat verband hecht het hof waarde aan de hiervoor genoemde berichten en dagboekfragmenten waaruit van druk of dreiging niets blijkt. Tussen [slachtoffer] en verdachte bestond wel een afhankelijkheidsrelatie in die zin dat tussen verdachte en [slachtoffer] sprake van een zeer aanzienlijk leeftijdsverschil en dat verdachte de voormalig stagebegeleider van [slachtoffer] was. Het hof stelt echter ook vast dat tussen de seksuele handelingen zoals die onder feit 3 en feit 4 ten laste zijn gelegd enige tijd is verstreken en dat [slachtoffer] in die tijd 17 jaar oud is geworden, [slachtoffer] haar stage heeft afgerond en verdachte en [slachtoffer] daarna enige tijd geen contact meer met elkaar hebben gehad. Naar het oordeel van het hof kan ten aanzien van de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden nadat verdachte en [slachtoffer] opnieuw en buiten het verband van een stage contact met elkaar kregen niet worden geoordeeld dat sprake was van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat [slachtoffer] zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten.
Dit betekent dat verdachte van feit 4 wordt vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 14 februari 2022 tot en met 28 februari 2023 te [plaats 1]
en/ofte [plaats 2] en
/ofte [plaats 3]
en/of te [plaats 4] ,althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige
en/of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten [slachtoffer 2] (geboren op 1 maart 2005), die stagiaire was bij zijn, verdachtes, bedrijf, door
- de borsten en
/ofde vulva van die [slachtoffer 2] te betasten en
/of
- zijn penis te laten aftrekken en
/ofbetasten door die [slachtoffer 2] en
/of
- zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer 2] te brengen en
/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] te brengen en
/of
- zijn vingers en
/ofzijn penis
en/of een schroevendraaier en/of een dildoin de vagina van die [slachtoffer 2] te brengen en
/of
- zijn penis in de anus van die [slachtoffer 2] te brengen;
2.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2023 tot en met 29 augustus 2023 te [plaats 1]
en/ofte [plaats 2] en
/ofte [plaats 3]
en/of te [plaats 4], althans in Nederland, door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het betasten van de borsten en
/ofde vulva van die [slachtoffer 2] en
/of
- het laten aftrekken en
/ofbetasten van zijn penis door die [slachtoffer 2] en
/of
- het brengen van zijn tong tussen en
/ofover de schaamlippen van die [slachtoffer 2] en
/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2] en
/of
- het brengen van zijn vingers en
/ofzijn penis
en/of een schroevendraaier en/of een dildoin de vagina van die [slachtoffer 2] en
/of
- het brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer 2] ,
waarbij
dat geweld en/ofdie andere feitelijkheid
en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheider in heeft
/hebbenbestaan dat verdachte
- die [slachtoffer 2] heeft vastgebonden aan het bed en/of de handen en voeten van die [slachtoffer 2] aan elkaar vast heeft gebonden en/of
-
(telkens)het initiatief heeft genomen voor voornoemde seksuele handelingen
en/of bij die [slachtoffer 2] heeft aangedrongen op voornoemde seksuele handelingen, als die [slachtoffer 2] aangaf dat ze niet wilde en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze met niemand mocht praten over hun seksuele relatie
, althans woorden van soortgelijke aard of strekkingen
/of
- ( hierbij) misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen en omstandigheden voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer 2] , gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hem en die [slachtoffer 2] en
/ofhet feit dat die [slachtoffer 2] verstandelijk beperkt en psychisch kwetsbaar was en
/ofhet feit dat die [slachtoffer 2] stagiaire was in zijn, verdachtes bedrijf, en bij hem, verdachte in huis woonde en
/ofhet feit dat er al een ontuchtige relatie tussen hem en die [slachtoffer 2] was ontstaan toen die [slachtoffer 2] minderjarig was en
/of
- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of
- ( hierdoor) die [slachtoffer 2] in een ongelijkwaardige en
/ofafhankelijke relatie met hem, verdachte, heeft gebracht en
/of(hierdoor) die [slachtoffer 2] in een zodanig
weerloze en/ofafhankelijke toestand heeft gebracht dat die [slachtoffer 2] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon en
/ofdurfde te onttrekken;
3.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 30 maart 2022 tot en met 18 april 2022 te [plaats 1]
en/ofte [plaats 5]
en/ofte [plaats 2] en
/ofte [plaats 6] , althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn
zorg,opleiding
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige
of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, te weten [slachtoffer] (geboren op 14 april 2005), die stagiaire was bij zijn, verdachtes, bedrijf, door - de borsten en
/ofde vulva van die [slachtoffer] te betasten en
/of
- zijn penis te laten aftrekken en
/ofbetasten door die [slachtoffer] en
/of
- zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] te brengen en
/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te brengen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 3 bewezenverklaarde levert op, telkens:
ontucht plegen met een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van de feiten 1 en 3 aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd hooguit gelijk aan de duur van het voorarrest. Subsidiair, als het hof meer bewezen verklaard, een straf niet hoger dan die de officier van justitie heeft geëist.
Oordeel hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met twee jonge slachtoffers en aan de verkrachting van één van hen. Er was een groot leeftijdsverschil. Verdachte was 37 jaar en de slachtoffers waren 16 jaar toen de ontuchtige handelingen begonnen. Daarnaast was hij hun stagebegeleider en heeft hij op enig moment een van de slachtoffers in zijn huis opgenomen. Verdachte heeft, door het verschil in autoriteit, leeftijd en levenservaring, een afhankelijkheidsrelatie geïnitieerd en in stand gehouden. Hierbij heeft hij ook een van de afhankelijke jonge slachtoffers in een positie gebracht waarin zij zich gedurende een lange periode gedwongen heeft gevoeld om seksuele handelingen te ondergaan en te verrichten. Verdachte heeft beide slachtoffers ontmaagd. Hij heeft elk van hen ook geconfronteerd met seksuele handelingen in aanwezigheid van het andere slachtoffer. Verdachte heeft zijn eigen seksuele lusten gesteld boven de belangen van twee minderjarige meisjes die stage bij hem liepen. Dit zijn ernstige feiten met grote gevolgen voor de slachtoffers.
Seksueel misbruik en verkrachting maken niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers nog lang mentale klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid die zijn veroorzaakt door de ontucht en het seksueel misbruik. Bij minderjarige slachtoffers betekent dit veelal dat de normale seksuele ontwikkeling wordt verstoord.
De LOVS-oriëntatiepunten nemen voor een enkele verkrachting met een beperkte mate van dwang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden tot uitgangspunt. Voor ontucht zijn geen oriëntatiepunten opgesteld.
Uit de justitiële documentatie volgt dat verdachte in 2005 ook onherroepelijk is veroordeeld voor ontuchtfeiten.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de Pro Justitiarapportage van 6 maart 2024, waarin de psychiater concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor een psychische stoornis bij verdachte en waarin de psycholoog concludeert dat sprake is van borderline en antisociale persoonlijkheidstrekken. In het geval van verdachte uit zich dit in emotieregulatieproblemen, gevoeligheid voor oplopende druk, impulsiviteit en roekeloos en grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast is sprake van hyperseksualiteit. Een behandeling gericht op de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek en het risicovolle seksuele gedrag van betrokkene zou kunnen bijdragen aan het verlagen van het risico op recidive in de toekomst.
De reclassering adviseert in haar rapportage van 7 maart 2024 aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij onder meer de bijzondere voorwaarde van een ambulante behandeling.
Alles overwegende acht het hof enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend: een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
Deze strafoplegging maakt het mogelijk dat, na nieuwe advisering door de reclassering, eventueel het volgen van een behandeling als voorwaarde in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt gesteld. Het hof heeft onvoldoende actuele informatie beschikbaar om te kunnen oordelen dat (enige vorm van) behandeling gericht op de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek nog gewenst is om dit in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden te kunnen bepalen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Contactverbod
Het hof legt de verdachte een contactverbod op met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 2] en aangeefster [slachtoffer] , in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Dit contactverbod strekt tot bescherming van de aangeefsters en is ingegeven doordat de verdachte gedurende een jaar herhaaldelijk ontuchtige handelingen met hen heeft verricht. Alles overziende legt het hof het contactverbod op voor de duur van een jaar.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 496,92 aan materiële en € 10.000,- aan immateriële schade, met wettelijke rente daarover. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bij feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partij door het bij feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door ontuchtige handelingen met en verkrachting van benadeelde is zij op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 7.500 vaststellen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.847,15 aan materiële en € 10.000 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.610,80. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden voor zover dit de kosten die de ouders hebben gemaakt. Verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor een bedrag van € 236,35 (tweehonderdzesendertig euro en vijfendertig cent) aan materiële schade zal worden afgewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof verder voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot € 1.610,80. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt het hof vast dat de benadeelde partij door het bij feit 3 bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door ontuchtige handelingen met benadeelde is zij op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal het hof het smartengeld op een bedrag van € 5.000 vaststellen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 57, 242 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de verdachte voor de duur van 1 (één) jaar zich zal onthouden van contact met
[slachtoffer 2], geboren op 1 maart 2005 in Nijmegen en van contact met
[slachtoffer], geboren op 14 april 2005 in Nijmegen.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.996,92 (zevenduizend negenhonderdzesennegentig euro en tweeënnegentig cent) bestaande uit € 496,92 (vierhonderdzesennegentig euro en tweeënnegentig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.996,92 (zevenduizend negenhonderdzesennegentig euro en tweeënnegentig cent) bestaande uit € 496,92 (vierhonderdzesennegentig euro en tweeënnegentig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 74 (vierenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
16 mei 2024
en van de immateriële schade op
29 augustus 2023.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.610,80 (zesduizend zeshonderdtien euro en tachtig cent) bestaande uit € 1.610,80 (duizend zeshonderdtien euro en tachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 236,35 (tweehonderdzesendertig euro en vijfendertig cent) aan materiële schadeaf.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.610,80 (zesduizend zeshonderdtien euro en tachtig cent) bestaande uit € 1.610,80 (duizend zeshonderdtien euro en tachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 68 (achtenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
16 mei 2024
en van de immateriële schade op
30 juni 2023.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. T. Bertens en mr. I. Augusteijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier,
en op 14 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. I. Augusteijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost- Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023459920, gesloten op 22 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , p. 296-303.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 467.
4.Verslag studioverhoor, p. 338-405.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pagina’s 27-39
6.Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 28 mei 2024.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291.