ECLI:NL:GHARL:2025:4382

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
200.346.147
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Didam-problematiek en rechtsverhouding tussen gemeente en inschrijvers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Tiemex c.s. en Von Gahlen Nederland B.V. betreffende de aankoop van een kavel op het Businesspark 7Poort. Tiemex c.s. had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 28 augustus 2024 was uitgesproken. De gemeente Zevenaar en Von Gahlen waren betrokken bij de onderhandelingen over de verkoop van de kavel, maar door de Didam-jurisprudentie ontstonden complicaties. Tiemex c.s. was als winnende inschrijver uit de uitgifteprocedure gekomen, maar Von Gahlen had conservatoir leveringsbeslag laten leggen en een bodemprocedure ingeleid, stellende dat er al een koopovereenkomst met de gemeente was. Het hof heeft geoordeeld dat de vorderingen van Tiemex c.s. niet konden worden toegewezen, omdat er geen ondeelbare rechtsverhouding was en de gemeente geen hoger beroep had ingesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van Tiemex c.s. af, waarbij het belang van Von Gahlen zwaarder woog in de belangenafweging.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.147
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 436922
arrest van 15 juli 2025
in de zaak van

1.7COM B.V.,

die is gevestigd in Zevenaar
hierna 7COM en gezamenlijk met appellante onder 2: Tiemex c.s. (in vrouwelijk enkelvoud)
advocaat: mr. C.A.M. Lombert-Buisman
en

2.Tiemex Logistics Services B.V.

die is gevestigd in Zevenaar,
hierna Tiemex en gezamenlijk met appellante onder 1: Tiemex c.s.
advocaat: mr. D. de Jong
tegen

1.Von Gahlen Nederland B.V.

die is gevestigd in Didam,
hierna: Von Gahlen
advocaat: mr. H.H. van Gaal
en

2.Gemeente Zevenaar

die is gevestigd te Zevenaar
hierna: de gemeente
advocaat: mr. A.M.E. van Wijk-Driessen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Tiemex c.s. heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof (hierna: het hof) tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: het vonnis), op 28 augustus 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met daarin opgenomen de grieven van Tiemex c.s.
  • de memorie van eis van Tiemex c.s.
  • de akte overlegging producties van Tiemex c.s. (producties 10 tot en met 13)
  • de memorie van antwoord van de gemeente
  • de memorie van antwoord van Von Gahlen
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 14 april 2025 is gehouden.
Daarna is de zaak voor overleg tussen partijen aangehouden. Op de rol van 20 mei 2025 hebben partijen arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1
Het hof gaat uit van de feiten die de rechtbank in het bestreden vonnis heeft vastgesteld en die zijn weergegeven onder 2.2 tot en met 2.24 van dat vonnis.
2.2
De in februari 2024 gestarte bodemprocedure had ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof nog niet tot een (eind)vonnis geleid.

3.De kern van de zaak

3.1
De gemeente en Von Gahlen hebben sinds 2020 gesproken en daarna onderhandeld over de aankoop van een kavel van de gemeente, gelegen op het Businesspark 7Poort (hierna: de kavel). In verband met de Didam-jurisprudentie van de Hoge Raad heeft de gemeente begin 2023 een uitgifteprocedure voor deze kavel vastgesteld. Daarop hebben onder meer Von Gahlen en Tiemex ingeschreven.
3.2
In september 2023 is Tiemex in de uitgifteprocedure als winnende inschrijver geëindigd.
3.3
In februari 2024 heeft Von Gahlen conservatoir leveringsbeslag op de kavel laten leggen en een bodemprocedure ingeleid. Zij baseert dit beslag op de concept-koopovereenkomst die de gemeente medio 2021 heeft opgesteld en aan Von Gahlen heeft toegestuurd. Volgens Von Gahlen is daarmee -voorafgaand aan de uitgifteprocedure- een koopovereenkomst tussen haar en de gemeente tot stand gekomen. Deze prevaleert boven de in mei 2024 tussen de gemeente en Tiemex c.s. gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de kavel.
3.4
In deze kortgeding procedure hebben de gemeente en Tiemex c.s. (na tussenkomst in de procedure tussen Von Gahlen en de gemeente) onder meer opheffing van het conservatoir leveringsbeslag (hierna: het beslag) gevorderd. Von Gahlen heeft op haar beurt gevorderd dat zolang er in het geschil tussen partijen geen sprake is van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak aan de gemeente en Tiemex c.s. wordt verboden verdere uitvoering te geven aan de tussen hen gesloten koopovereenkomst van mei 2024 (hierna: Koopovereenkomst 2024), althans hen wordt verboden bouwwerkzaamheden op de kavel te (laten) verrichten. Tiemex c.s. heeft, naast opheffing van het beslag, gevorderd dat de gemeente wordt geboden mee te werken aan levering van de kavel aan haar.
3.5
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Von Gahlen toegewezen. Voor Tiemex c.s. is aan dit verbod een dwangsom verbonden. De vorderingen van de gemeente en Tiemex c.s. zijn afgewezen.
3.6
Tiemex c.s. is hiertegen in beroep gekomen. Dit beroep faalt. Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigen.

4.De toelichting op de beslissing van het hof

Omvang van het beroep
4.1
Partijen verschillen van mening over de omvang van het geschil in hoger beroep. Volgens Von Gahlen kan de vordering van Tiemex c.s. (om de gemeente te gebieden mee te werken aan de levering van de kavel aan Tiemex c.s.) niet worden toegewezen omdat de gemeente zelf geen hoger beroep heeft ingesteld. Daarmee is het verbod van de voorzieningenrechter aan de gemeente om uitvoering te geven aan de Koopovereenkomst 2024 onherroepelijk geworden. Bij deze stand van zaken kan het in hoger beroep door Tiemex c.s. gevorderde gebod reeds om die reden niet worden toegewezen.
Volgens Tiemex c.s. is dit standpunt onjuist omdat er sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding waardoor, nu alle betrokkenen partijen deelnemen aan het hoger beroep, de uitspraak van de voorzieningenrechter geen kracht van gewijsde heeft, ook niet wat betreft het aan de gemeente opgelegde verbod uitvoering te geven aan de Koopovereenkomst 2024.
Een andere uitleg van de rechtsverhouding zou kunnen leiden tot onuitvoerbare en tegenstrijdige uitspraken, aldus Tiemex c.s.
De gemeente heeft erop gewezen dat zij wel is verschenen in hoger beroep (haar advocaat heeft zich gesteld), zij het griffierecht heeft voldaan en een memorie van antwoord heeft genomen. Zij heeft zich daarin inhoudelijk aan de zijde van Tiemex c.s. geschaard en zich overigens gerefereerd aan het oordeel van het hof.
4.2
Naar het voorlopig oordeel van het hof is er geen sprake van een ondeelbare rechtsverhouding met betrekking tot de Koopovereenkomst 2024. De gebodsvordering van Tiemex c.s. jegens de gemeente is immers niet ondeelbaar, zoals ook Tiemex c.s. zelf ter zitting heeft verklaard. Deze is ook alleen tegen de gemeente gericht. Datzelfde geldt voor de verbodsvordering van Von Gahlen tegen de gemeente. Ook die is alleen tegen de gemeente gericht. Ook het gegeven dat in één procedure zowel een gebod als een verbod met betrekking tot dezelfde kavel wordt gevorderd, maakt niet dat sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. Dat toewijzing van het gebod aan de gemeente tegenstrijdig kan zijn met het (in beroep niet aangevochten) verbod aan de gemeente, leidt niet automatisch tot ondeelbaarheid van de rechtsverhouding. In dit geval zou toewijzing van het door Tiemex c.s. gevorderde gebod aan de gemeente om mee te werken aan levering van de kavel weliswaar de gemeente voor een dilemma kunnen plaatsen (nu haar ook onherroepelijk is verboden om aan uitvoering van de Koopovereenkomst 2024 mee te werken), maar dat is een gevolg van haar keuze tegen dat verbod geen hoger beroep in te stellen. Tot ondeelbaarheid leidt dat echter niet.
Ook is Tiemex c.s. (anders dan zij betoogt) niet belet in het instellen van hoger beroep tegen het vonnis: zij heeft dat immers gedaan, zij is in haar vorderingen in hoger beroep ontvangen en haar vorderingen in hoger beroep zullen door het hof volledig worden beoordeeld, ondanks het gegeven dat het door de voorzieningenrechter opgelegde verbod aan de gemeente onherroepelijk is. Dat staat niet in de weg aan beoordeling van het door Tiemex c.s. gevorderde gebod aan de gemeente.
De standpunten van beide partijen worden op dit onderdeel gepasseerd.
Toetsingskader
4.3
De gevorderde opheffing van het beslag moet worden getoetst aan het bepaalde in artikel 705, lid 2 Rv. Het hof neemt hierbij als uitgangspunt wat de voorzieningenrechter daarover in rechtsoverweging 4.3 van het vonnis heeft overwogen. Daartegen zijn geen grieven gericht. Dat betekent dat Tiemex c.s. in dit geschil allereerst feiten en omstandigheden moet aandragen waaruit summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door Von Gahlen ingeroepen recht. Daarbij is niet alleen van belang wat in het beslagrekest is opgenomen, maar mogen ook andere feiten en omstandigheden die door van Von Gahlen in dit geding naar voren zijn gebracht of aan haar vordering ten grondslag zijn gelegd, worden meegewogen. [1] Daarnaast dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van Tiemex c.s. bij opheffing van het beslag en de belangen Von Gahlen bij handhaving van het beslag, in het licht van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
Leveringsbeslag
4.4
Met haar grieven komt Tiemex c.s. onder andere op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter (rechtsoverwegingen 4.8 - 4.11) dat Von Gahlen voorshands voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tussen de gemeente en haar een overeenkomst tot stand is gekomen over de verkoop van de kavel. Volgens Tiemex c.s. is daarvan geen sprake en heeft Von Gahlen hoogstens recht op voortzetting van de onderhandelingen met de gemeente. Dat heeft echter als consequentie dat de Koopovereenkomst 2024 tussen de gemeente en Tiemex c.s. de eerste (en daarmee oudste) overeenkomst met recht op levering in de zin van artikel 3:298 BW is. En dat betekent dan, volgens Tiemex c.s., dat er geen sprake kan zijn van ‘een recht op afgifte’ in de zin van artikel 730 Rv. Het leveringsbeslag is daarom ten onrechte onder de gemeente gelegd en moet worden opgeheven.
Subsidiair heeft Tiemex c.s. gesteld dat Von Gahlen zich in deze procedure ook niet op een plicht tot door onderhandelen heeft beroepen, nu Von Gahlen steeds het standpunt heeft ingenomen dat zij een perfecte overeenkomst met de gemeente heeft gesloten. Het ‘doorhandel argument’ kan Von Gahlen dus niet helpen in deze procedure.
Von Gahlen heeft in haar verweer gewezen op het beslagrekest waarin (subsidiair) wel degelijk de plicht tot door onderhandelen wordt genoemd en op de inleidende dagvaarding in de bodemprocedure waarin (subsidiair) een veroordeling tot door onderhandelen wordt gevorderd.
4.5
Het hof laat het antwoord op de vraag of aannemelijk is geworden dat tussen Von Gahlen en de gemeente een koopovereenkomst met betrekking tot de kavel tot stand is gekomen, in het midden.
Dat is in zoverre niet relevant omdat een beslag op grond van artikel 730 Rv ook kan worden gelegd door een beslaglegger die pretendeert een (toekomstig) recht op levering te hebben. Daarvan is hier in ieder geval sprake. Von Gahlen baseert zich immers in haar beslagrekest en in deze procedure niet alleen op een (al gesloten) koopovereenkomst met de gemeente maar ook (subsidiair) op de plicht van de gemeente om door te onderhandelen, zodat alsnog een koopovereenkomst wordt gesloten en Von Gahlen alsnog een recht op levering van de kavel toekomt. Zij vordert dat ook (subsidiair) in de bodemprocedure.
Daar komt bij dat tijdens de mondelinge behandeling [naam1] (projectmanager van de gemeente) uitleg heeft gegeven aan de e-mail die hij op 26 februari 2022 aan Von Gahlen heeft gestuurd. In die e-mail wordt enerzijds het tijdspad uitgezet tussen ondertekening van de koopovereenkomst met Von Gahlen in april 2022 en de beoogde notariële levering in november 2022 en anderzijds aandacht gevraagd voor het in november 2021 gewezen Didam-arrest [2] . De gemeente bestudeerde, ten tijde van deze e-mail, de implicaties van dat arrest voor grondverkopen door de gemeente. In de e-mail wordt aangekondigd dat de gemeente alle verkoop (en verhuur/verpachting) on-hold heeft gezet. Gevraagd naar de betekenis van die aankondiging in relatie tot de overeenkomst/onderhandelingen met Von Gahlen heeft [naam1] geantwoord:
“Voorzitter:
In een e-mail van 26 februari 2022 van [naam1] aan Von Gahlen, waar u allen uit citeert, wordt teruggegrepen op het overleg van 13 januari 2020 en zet de gemeente op de derde bladzijde van die productie een tijdspad uit. Dat is productie 18 bij dagvaarding in eerste aanleg en daar staat:“Ondertekening koopovereenkomst, eind april 2022. Aanvraag omgevingsvergunning bouwen, 1 juni 2022. Afgifte omgevingsvergunning bouwen, 1 augustus 2022. Omgevingsvergunning bouwen onherroepelijk, medio oktober 2022. Notariële levering kavel, medio november 2022.”
Tegelijkertijd wordt in die e-mail iets gezegd over het Didam-I-arrest. De zorgen gaan over Liander, en u kunt niet meer één op één verkopen. Wat de gemeente volgens mij niet zegt is dat dat betekent dat zij déze overeenkomst niet wil laten doorgaan. Dat staat er tenminste niet met zoveel woorden. [naam1] , wat was de boodschap die u aan Von Gahlen geeft? Enerzijds vertelt u in vijf onderdelen wat er wanneer gaat gebeuren, inclusief de notariële levering van de kavel. Anderzijds begint u over Didam. Wat heeft u bedoeld te zeggen?
[naam1] :
We hebben toen aangegeven dat er een uitspraak lag in het kader van het Didam-arrest en dat we alle verkopen on hold hadden gezet. De vraag was hoe het tijdspad eruit zou zien als we overeenstemming zouden bereiken met elkaar. Voor dat tijdspad heb ik gezegd dat stel dat we in april tot ondertekening van de koopovereenkomst zouden komen, het tijdspad er dan zo uitziet. Maar de basisuitspraak daarin was dat er een uitspraak in het Didam-arrest lag en dat wij alle verkopen on hold zetten. Wij hadden nog geen overeenstemming.
Voorzitter:
Waarom zou u dan dat tijdspad schetsen?
[naam1] :
Omdat dat gevraagd werd.
Voorzitter:
Is dat dan niet raar?
[naam1] :
Ik snap wel dat u dat raar vindt, maar dat is wel zoals het is gegaan.
Voorzitter:
Von Gahlen ontleent daar het argument aan dat de gemeente nog vol op koers zat met levering van dit kavel aan haar, ondanks Didam.
[naam1] :
Didam was net uitgesproken.
Voorzitter:
Dat was in november 2021.
[naam1] :
Partijen in Nederland waren nog aan het zoeken wat die uitspraak betekende. Er werd gekeken of wij daar aanleiding in zagen om gesprekken voort te zetten met Von Gahlen. Vanuit dat tijdsmoment is er op die manier gereageerd. Er werd gevraagd hoe het tijdspad eruitzag. Wij zeiden dat in beginsel alles on hold stond, maar we hebben wel gekeken of er nog mogelijkheden waren.
Voorzitter:
U hield de mogelijkheid om uitvoering aan deze overeenkomst te geven nog wel open? Het gaat niet zo zeer om de vraag of er een ondertekende overeenkomst was, het gaat meer om de vraag of u die nog ging uitvoeren.
[naam1] :
In beginsel niet, maar we hebben wel echt gekeken of wij nog mogelijkheden zagen om ondanks de uitspraak in het Didam-arrest de gesprekken met Von Gahlen voort te zetten. Dat was omdat wij als gemeente Von Gahlen ook heel graag wilden zien landen. Het is een mooi Zevenaars bedrijf.
Voorzitter:
Met andere woorden, u was waar mogelijk nog van plan om aan Von Gahlen te leveren. Heb ik dat goed begrepen?
[naam1] :
Als er mogelijkheden waren wel.
Voorzitter:
Er staat niet:“dat een op een geldt ook voor jullie en dus is alles van tafel”
. Dat staat er met opzet niet in?
[naam1] :
Dat klopt.”
Uit deze uitlatingen blijkt naar het voorlopig oordeel van het hof dat er voldoende feiten en omstandigheden waren op grond waarvan Von Gahlen er na het ontvangen van deze e-mail van uit mocht gaan dat de gemeente als zij niet al tot sluiting en uitvoering van de koopovereenkomst zou overgaan- tenminste de opzet had met Von Gahlen daarover door te onderhandelen, voor zover dat binnen de Didam jurisprudentie mogelijk was.
4.6
Dat in dat geval de Koopovereenkomst 2024 Tiemex c.s. het oudste recht op levering geeft en dat volgens Tiemex c.s. prevaleert boven een eventueel na dooronderhandeling gesloten overeenkomst tussen Von Gahlen en de gemeente doet daaraan niet af. In de bodemprocedure wordt immers ook de geldigheid van de Koopovereenkomst 2024 door Von Gahlen ter discussie gesteld. Daartoe voert Von Gahlen – kort gezegd – aan dat de gemeente welbewust en op een ongeoorloofde wijze is afgeweken van de voorwaarden, spelregels en selectiecriteria van de uitgifteprocedure. Als deze stelling slaagt, is het de vraag of een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen de gemeente en Tiemex c.s. is gesloten. In ieder geval is er hierdoor onzekerheid over welk van de (gestelde) overeenkomsten met de gemeente (na dooronderhandelen) in de bodemprocedure de overeenkomst met het oudste recht op levering zal zijn.
4.7
Uit het bovenstaande volgt dat Tiemex c.s. onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door Von Gahlen (voor het beslag) ingeroepen recht. Op de andere gronden van artikel 705 lid 2 Rv heeft Tiemex c.s. zich niet beroepen. Deze zijn ook overigens niet gebleken.
4.8
Door genoemde onzekerheden, die niet kunnen worden weggenomen binnen het beperkte kader van een kortgeding procedure, kan het door Tiemex c.s. gevorderde gebod aan de gemeente om mee te werken aan levering Koopovereenkomst 2024 niet worden toegewezen.
Belangenafweging
4.9
Een belangenafweging maakt dat in dit geval niet anders. In de grieven 14-15 voert Tiemex c.s. (onder meer) aan dat zij door het beslag in de problemen is gekomen met de verdere uitvoering van de Koopovereenkomst 2024. Zij kan niet starten met de bouwwerkzaamheden. Daardoor komt haar bedrijfsvoering in de problemen, ook omdat zij haar alternatieve uitbreidingslocatie in Tiel heeft prijsgegeven na de gunning van de kavel aan haar. Dat is (ook) onrechtmatig tegenover Tiemex c.s. en zij zal daardoor schade lijden. Het betreft dan schade van het stilliggen van de bouw, terwijl het inschakelen van de architect en de aannemer op grond van de regels van de uitgifteprocedure niet kon worden uitgesteld. Zij verwijt Von Gahlen dat zij zich pas in een laat stadium op de totstandkoming van een overeenkomst met de gemeente heeft beroepen, waardoor Tiemex c.s. verrast werd door de beslaglegging en geen schadebeperkende maatregelen (meer) kon nemen, voor zover dat al had gekund op grond van het onomkeerbare proces dat na de gunning in de uitgifteprocedure op gang was gekomen.
4.1
Von Gahlen heeft in haar verweer gewezen op randnummer 119 van de memorie van grieven waarin Tiemex c.s. erkent dat zij op basis van de zienswijzennota uit april 2023 wist dat Von Gahlen het niet eens was met het sluiten van de Koopovereenkomst 2024 tussen de gemeente en Tiemex c.s. In die zienswijze is opgenomen dat een van de indieners van een zienswijze een bodemprocedure jegens de gemeente wil entameren. In november 2023 is er bovendien door Tiemex c.s. aan de gemeente gevraagd naar de stand van zaken in verband met het voornemen van Tiemex c.s. om de kavel in Tiel af te stoten nu zij de kavel (in Zevenaar) in de uitgifteprocedure gegund heeft gekregen. In haar e-mail aan de gemeente van 23 november 2023 schrijft Tiemex c.s.: “
Jullie hebben aangegeven dat er hierop geen belemmeringen zijn vanuit het kort geding van Von Gahlen.”
Verder wijst Von Gahlen erop dat de Koopovereenkomst 2024 pas op 22 mei 2024 is gesloten. Dat is ruim drie maanden na het door Von Gahlen medio februari 2024 onder de gemeente gelegde leveringsbeslag. Bovendien was de bodemprocedure vanaf 16 februari 2024 aanhangig en hebben de gemeente en Tiemex c.s. gewacht tot 3 juli 2024 met het inleiden van dit kort geding tot opheffing van het gelegde beslag.
4.11
Bij de belangenafweging moeten de wederzijdse belangen van Tiemex c.s. en Von Gahlen bij opheffing dan wel handhaving van het beslag tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog vaststaande vordering in de hoofdzaak zal worden toegewezen, executie nog mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van zijn vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken [3] .
4.12
Het hof is van oordeel dat aan het belang van Tiemex c.s. niet een zodanig gewicht toekomt dat dit toewijzing van de gevorderde opheffing van het conservatoire beslag rechtvaardigt. Dit omdat opheffing van het beslag zou indruisen tegen het belang van Von Gahlen dat ertoe strekt om te waarborgen dat, als haar vorderingen in de bodemprocedure worden toegewezen, levering van de kavel door de gemeente nog mogelijk zal zijn. Opheffing van het beslag kan tot gevolg hebben dat de gemeente de kavel voordien aan Tiemex c.s. levert en dan ontstaat een voor Von Gahlen onomkeerbare situatie die niet meer is te herstellen, ook al wint zij op dit onderdeel in de bodemprocedure.
Tiemex c.s. heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het aannemelijk is geworden dat zij de afloop van de bodemprocedure niet zou kunnen afwachten. Daarbij weegt mee dat uit de gang van zaken blijkt dat Tiemex c.s. ten tijde van het afstoten van haar kavel in Tiel wist dat er een gerechtelijke procedure door Von Gahlen tegen de gemeente was gestart. In die zin heeft Tiemex c.s. dus het risico genomen dat zij -in afwachting van die procedure- niet kon beginnen met de bouw op de kavel, terwijl zij haar alternatief (bedrijfsverplaatsing naar Tiel) in die wetenschap toch heeft opgegeven.
Verder vindt het hof van belang dat de Koopovereenkomst 2024 is gesloten vier maanden nadat het beslag is gelegd en ook nog eens (bijna) twee maanden is gewacht om dit kort geding in te leiden waarin opheffing van het beslag is gevorderd (door de gemeente en in de tussenkomst door Tiemex c.s. zelf).
Tegen die achtergrond prevaleert het belang van Von Gahlen en falen de grieven 14 tot en met 17.
4.13
Hierdoor faalt ook grief 13 voor zover daarin wordt aangevoerd dat Von Gahlen onrechtmatig ten opzichte van Tiemex c.s. heeft gehandeld door wisselende standpunten in te nemen over haar rechtsverhouding met de gemeente (geen overeenkomst, wel een overeenkomst, recht op door onderhandelen), waardoor Tiemex c.s. nu niet kan uitbreiden. Tiemex c.s. was namelijk op de hoogte van de procedure van Von Gahlen tegen de gemeente en haar herhaalde verzoek aan de gemeente om te wachten met levering van de kavel totdat in de bodemprocedure uitspraak wordt gedaan. In die wetenschap heeft Tiemex c.s. er toch voor gekozen om de (alternatieve uitbreidingsmogelijkheid op een) kavel in Tiel af te stoten.
4.14
Van rechtsverwerking van het recht op nakoming van de (gestelde) koopovereenkomst tussen Von Gahlen en de gemeente is in het licht van de hiervoor (in rechtsoverweging 4.11 en 4.12) genoemde feiten en omstandigheden naar het voorlopig oordeel van het hof evenmin sprake. Het hof verwijst voorts naar rechtsoverweging 4.12 van het vonnis en maakt die tot de zijne.
Voor zover met grief 10 opnieuw wordt bepleit dat in verband met het standpunt van Von Gahlen (als onderdeel van de volgens Tiemex c.s. wisselende standpunten van Von Gahlen), inhoudende dat er in ieder geval een recht op dooronderhandeling is, het leveringsbeslag niet had kunnen worden gelegd, verwijst het hof naar rechtsoverweging 4.5 van dit arrest.
Conclusie
4.15
Het hoger beroep van Tiemex c.s. faalt. Het hof zal het vonnis bekrachtigen en Tiemex c.s. veroordelen in de kosten van het hoger beroep van Von Gahlen en de gemeente. Voor de gemeente zullen alleen de kosten van de aanwezigheid bij de mondelinge behandeling worden meegenomen, nu zij zich in haar memorie van antwoord geen verweer voert tegen de grieven van Tiemex c.s. en zich overigens heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof.
4.16
De proceskostenveroordeling ten gunste van Von Gahlen in deze uitspraak kunnen, zoals zij heeft gevorderd, ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2024;
5.2
veroordeelt Tiemex c.s. hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van de gemeente in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht;
€ 1.214, - aan salaris van de advocaat van de gemeente (1 punt x tarief II)
5.3
veroordeelt Tiemex c.s hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van Von Gahlen in hoger beroep:
€ 798,- aan griffierecht;
€ 2.428, - aan salaris van de advocaat van de gemeente (2 punten x tarief II)
5.4
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.3 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, J.P.H. van Driel van Wageningen en V. van der Kuil en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.

Voetnoten

1.HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996: ZC2105 en HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074
2.HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778
3.HR 14 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996: ZC2105