ECLI:NL:GHARL:2025:4416

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
200.348.274/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling bij ondertoezichtstelling van de kinderen: het hof staat een geringe uitbreiding van de begeleide omgang tussen de vader en zijn kinderen toe

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen, die onder toezicht staan van een gecertificeerde instelling. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht om een uitbreiding van de begeleide omgang met zijn kinderen, die sinds 1 september 2022 onder toezicht staan. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader vier keer per jaar voor een uur begeleid contact met zijn kinderen had. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de vader zijn grieven naar voren bracht, onder andere over de motivering van de eerdere beschikking en de informatieplicht van de moeder. De moeder en de GI waren het niet eens met de verzoeken van de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige omgangsregeling te beperkt is en heeft besloten de frequentie van de begeleide omgang te verhogen naar acht keer per jaar. Tevens is bepaald dat de moeder de vader maandelijks moet informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de belangen van de kinderen voorop staan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.348.274
(zaaknummer rechtbank Gelderland 439208)
beschikking van 17 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader) die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. B. Anik
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die gevestigd is in Arnhem
en
[verweerster](de moeder)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. L.A. Hauwert.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 22 augustus 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 november 2024
- het verweerschrift van de GI met producties
- een bericht namens de moeder van 19 mei 2025 met producties, en
- een bericht namens de vader van 23 mei 2025 met producties.
2.2
Omdat deze zaak betrekking heeft op de kinderen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en [de minderjarige1] acht jaar of ouder is, is [de minderjarige1] door het hof uitgenodigd voor een gesprek. Hij mocht zijn mening ook opschrijven en toezenden. [de minderjarige1] wilde niet komen en ook zijn mening niet opschrijven. [de minderjarige2] is nog geen acht jaar en dus niet uitgenodigd om zijn mening te geven.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 3 juni 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader met zijn advocaat
- de moeder met haar advocaat
- een vertegenwoordiger van de GI
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] ( [de minderjarige1] ), geboren [in] 2016, en
- [de minderjarige2] ( [de minderjarige2] ), geboren [in] 2019.
3.2
Bij beschikking van 29 april 2025 heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en bepaald dat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beslissing direct in werking treedt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
3.3
De kinderen staan sinds 1 september 2022 onder toezicht van de GI.
3.4
In de (echtscheidings)beschikking van 10 maart 2023 is de volgende zorgregeling vastgesteld:
 de kinderen verblijven in een cyclus van vier weken gedurende drie weken van
vrijdag 14.15 uur tot maandagochtend naar school/opvang bij de man,
 zomervakantie: de kinderen verblijven de eerste twee weken bij de vrouw, dan twee
weken bij de man en dan één week bij de vrouw en één week bij de man,
 herfstvakantie: de kinderen verblijven in de oneven jaren bij de man en in de even
jaren bij de vrouw,
 kerstvakantie: in de even jaren verblijven de kinderen in de eerste vakantieweek
vanaf Tweede Kerstdag 10.00 uur bij de man en van Oudejaarsdag tot 2 januari 11.00
uur en Kerstavond en Eerste Kerstdag bij de vrouw en in de tweede vakantieweek
vanaf 2 januari 11.00 uur. In de oneven jaren andersom,
 voorjaarsvakantie: in de even jaren verblijven de kinderen bij de man en in de
oneven jaren bij de vrouw,
 de eerste week meivakantie: in de oneven jaren verblijven de kinderen bij de man en
in de even jaren bij de vrouw,
 de vakantie rondom Hemelvaart, kermis, Pinksteren of de eventuele tweede week
meivakantie:
de kinderen verblijven met Hemelvaart, kermis en Pinksteren in de oneven jaren in de eerste week bij de man en in de even jaren in de tweede week. Als er een tweede week meivakantie is verblijven de kinderen in de even jaren in die week bij de man. De kinderen verblijven in de even jaren de eerste vakantieweek rondom Hemelvaart, kermis en Pinksteren bij de vrouw en in de oneven jaren in de tweede week. Als er een tweede week meivakantie is verblijven de kinderen in de oneven jaren in die week bij de vrouw.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de zorgregeling tussen de vader en de kinderen gewijzigd vastgesteld en bepaald dat de vader vier maal per jaar voor de duur van een uur met een maximale uitloop van dertig minuten door de GI begeleid contact met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] heeft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil:
  • de zorgregeling tussen de vader en de kinderen met daaraan verbonden een dwangsom gericht op nakoming daarvan door de GI, en
  • een verplichting van de moeder om de vader informatie over de kinderen te geven.
4.2
De vader is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de verzoeken van de GI alsnog af te wijzen, alsmede de GI te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag dat de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 10 maart 2023 door de GI niet wordt nagekomen. Als het hof zijn verzoek niet toewijst, dan verzoekt de vader het hof de raad om advies te vragen wat in het belang van de kinderen is en als voorlopige zorgregeling vast te stellen de regeling die is vastgelegd in de beschikking van 10 maart 2023, dan wel verzoekt de vader een zorgregeling vast te stellen die het hof in het belang van de kinderen vindt. Tot slot verzoekt de vader om de moeder te verplichten hem maandelijks in een mailbericht te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen zoals school, vrije tijd, sociale contacten, vrije tijdsbestedingen, sport en medische zaken.
4.3
De GI verzoekt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen.
4.4
De moeder is het eens met de GI.

5.De motivering van de beslissing

De wet
5.1
Ingevolge artikel 1:265g, eerste lid, BW kan de kinderrechter voor de duur van de
ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g, tweede lid, kan een vastgestelde regeling door de kinderrechter worden gewijzigd op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunten
5.2
De vader vindt dat de beslissing van de kinderrechter onvoldoende is gemotiveerd omdat niet is ingegaan op een onjuiste rapportage van een GZ-psycholoog van [naam1] en de uitspraak in de daarop gevolgde tuchtzaak. De vader verwijst voor de onderbouwing van zijn standpunt naar een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege van 11 oktober 2024. Hij vindt dat de GI bezig is hem volledig buiten beeld te zetten. De vader verzoekt het hof te beoordelen of een advies aan de raad gevraagd moet worden. De vader vindt het tot slot onjuist dat zijn verzoek om een informatieregeling vast te stellen met betrekking tot de kinderen is afgewezen. Aangezien de vader de kinderen niet ziet, is het des te belangrijker dat hij op de hoogte blijft over de kinderen. De moeder dient de vader te informeren over hun school, sociale activiteiten, vrije tijd, vriendjes en vriendinnetjes, hun gezondheid en ook een foto te mailen.
5.3
De GI is het niet eens met de vader. Niet het advies van de GGZ-psycholoog is basis geweest voor wijziging van de zorgregeling, maar de handelwijze van de vader. De GI ziet dat de kinderen worden belast met de mening van de vader over de thuissituatie bij de moeder. Ook belast de vader de kinderen met volwassenenzaken en schept hij hierdoor een beeld van de moeder, waardoor de kinderen angstig worden voor de moeder. De vader laat hiermee zien dat hij niet kan inspelen op de ontwikkelingsbehoefte van de kinderen. Ook lukt het de vader onvoldoende om samen te werken met de omgangsbegeleider en de betrokken jeugdbeschermers. De vader schoffeert de professionals, is dreigend in zijn gedrag naar de omgangsbegeleider, verzuimt omgangsmomenten en blijft de verantwoordelijkheid voor het ontbreken van contact met de kinderen buiten zichzelf leggen.
Er is geen reden voor oplegging van een dwangsom aan de GI of een informatieplicht aan de moeder, want de GI heeft de beschikking steeds nageleefd en de moeder houdt zich aan haar informatieverplichting. Een onderzoek door de raad voor de kinderbescherming is niet in belang van de kinderen. Vooral voor [de minderjarige1] zou dat, aldus de GI, te belastend zijn.
5.4
De moeder is het eens met de GI. De moeder ziet dat het beter gaat met de kinderen sinds zij vier keer per jaar een uur begeleide omgang met hun vader hebben. Vóór de omgang gaat het goed met de kinderen, tijdens de omgang voor zover de moeder dat weet ook, maar na de omgang komt de spanning er uit bij de kinderen. Een uitbreiding van de omgang kunnen de kinderen in haar ogen niet aan. Zolang de vader geen professionele hulp voor zichzelf zoekt, gaat er niets veranderen.
Advies raad
5.5
De raad vindt vier keer per jaar een uur omgang erg weinig voor de kinderen. Op die manier blijft het voor hen een heel beladen moment. Het is in het belang van de kinderen dat zij contact houden met hun vader. De raad adviseert een geringe uitbreiding van de omgang van vier naar zes keer per jaar, zodat er eens in de twee maanden een contactmoment is. De raad benadrukt daarbij het belang voor de vader om zelf een hulpverleningstraject te volgen om te kunnen reflecteren op zijn handelen.
Oordeel hof
5.6
Het hof is voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen. Het hof zal daarom geen onderzoek door de raad voor de kinderbescherming gelasten. Het hof is met de raad van oordeel dat de huidige frequentie van de (begeleide) omgang tussen de vader en de kinderen te beperkt is. Uitbreiding naar acht keer per jaar een begeleide omgang van een uur, met een maximale uitloop van 30 minuten acht het hof geïndiceerd, maar ook het maximaal haalbare op dit moment. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.7
Uit de omgangsverslagen van [naam2] blijkt dat de begeleide omgang tussen de vader en de kinderen op zichzelf goed verloopt: in een begeleide en gekaderde setting kan de vader goed aansluiten bij de kinderen. Zaken zijn volgens deze begeleiders dan voorspelbaar en er kan niets gebeuren wat onverwacht is en daardoor een beroep kan doen op het aanpassingsvermogen van de vader. In het omgangsverslag van 24 december 2024 staat dat de kinderen bij de start van de omgang heel gespannen zijn, dat de omgang zelf goed verloopt en dat de kinderen de omgang zelfs een cijfer 10 geven. Met het oog op dit inhoudelijk positieve verloop van de omgang en om te komen tot een normalisering van de contactmomenten tussen de kinderen en de vader, is het hof van oordeel dat het wenselijk is dat de frequentie van de omgang wordt verhoogd. De kinderen en de vader kunnen dan beter in contact blijven met elkaar en positieve ervaringen delen. Echter, de verhouding tussen de vader, de moeder en de hulpverleners is echter zeer gespannen, wat een negatieve weerslag heeft op de omgang en de kinderen. Zo is een aantal omgangsmomenten tussen de vader en de kinderen niet doorgegaan. Volgens de GI komt dat omdat de vader afspraken probeerde te verzetten omdat hij het niet eens was met de voorgestelde data of locatie, eenvoudigweg niet kwam opdagen bij de omgang dan wel dreigend gedrag vertoonde naar de omgangsbegeleider. Het hof heeft geen aanleiding om aan de observaties, die van verschillende instanties en hulpverleners komen, te twijfelen. Zeker niet nu door de advocaat van de moeder een bericht van de vader aan zijn ex-schoonvader gedateerd 17 februari 2025 is overgelegd, met een zeer respectloze tekst die het hof hier niet zal herhalen.
De vader heeft niet ontkend dat de tekst van hem komt. Daaruit leidt het hof af dat het de vader, zelfs nadat hij hoger beroep heeft ingesteld met als doel (ook) verruiming van de omgang met zijn kinderen te krijgen, niet lukt zijn gedrag en communicatie aan te passen naar een respectvol niveau. Het hof vindt dat het versturen van dit soort berichten moet stoppen, want dat staat de door alle betrokkenen gewenste verdere normalisering (en dus uitbreiding) van de omgang in de weg.
5.8
De vader heeft op de mondelinge behandeling uitgelegd dat hij met capabele personen in zijn eigen netwerk aan zelfreflectie doet. Het hof vindt dat -evenals de raad- onvoldoende, gezien de grote moeite die de vader heeft om met de moeder, haar netwerk en de hulpverleners daaromheen in het belang van de kinderen tot een acceptabele samenwerking te komen. Dat die ‘zelfreflectie’ onvoldoende is blijkt ook wel uit de het bericht van 17 februari 2025 en het feit dat de vader het gezag over zijn kinderen inmiddels is kwijtgeraakt. De vader zal de stap naar professionele hulpverlening moeten gaan zetten om vooruit te komen in zijn wens en verlangen om meer contact te hebben met de kinderen. Aangezien de vader hiertoe tot op heden niet bereid is geweest, is er naar het oordeel van het hof geen ruimte voor een grotere uitbreiding van de omgang dan die hiervoor onder 5.6 is vermeld.
5.9.
Hoewel de vader nog onvoldoende heeft laten zien dat hij bereid en in staat is om in het belang van de kinderen tot een betere samenwerking te komen met de belangrijke volwassenen om de kinderen heen, is het hof het met de raad eens dat de kinderen bij een frequentie van vier keer per jaar een uur te weinig tijd krijgen om te wennen aan het contact met hun vader. Het hof verwacht dat de spanning bij de kinderen zal afnemen wanneer ze hun vader vaker zullen zien. Dit temeer omdat de omgangen in een begeleide en gekaderde setting inhoudelijk goed gaan en de kinderen er plezier aan beleven. Het hof acht op dit moment, mede gezien de (vooralsnog noodzakelijke) beperkte tijdsduur van de begeleide contacten, niet een frequentie van zes keer per jaar -zoals de raad adviseert- maar een frequentie van acht keer per jaar het meest in het belang van de kinderen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [de minderjarige1] op dit moment hulpverlening heeft en de GI de situatie kan monitoren en zo nodig ook voor [de minderjarige2] hulpverlening kan inzetten.
5.1
Bij dit oordeel heeft het advies van de GGZ-psycholoog waar de vader op wijst geen rol gespeeld. Voor een dwangsom ziet het hof geen aanleiding. De GI is de vastgestelde omgangsregeling tussen de vader en de kinderen steeds nagekomen. Er is geen reden om aan te nemen dat de GI dit nu niet zal doen.
5.11
Aangezien de moeder stelt dat zij de vader nu al eens per maand in een mail informeert over de kinderen, ziet het hof geen beletsel om dit verzoek van de vader toe te wijzen.
5.12
De grieven slagen voor een deel. Het hof zal de beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 22 augustus 2024 tot 15 juli 2025;
vernietigt die beschikking met ingang van heden, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vader acht maal per jaar (door de GI) begeleide omgang heeft met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor de duur van een uur, met een maximale uitloop van dertig minuten;
bepaalt dat de moeder de vader een keer per maand in een e-mailbericht zal informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen, zoals hun school, vrije tijd, sociale activiteiten, vrije tijdsbesteding, sociale contacten en hun gezondheid;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers - van der Marck, M.H.F. van Vugt en S. Kropman, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
17 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.