ECLI:NL:GHARL:2025:4424

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
200.354.989/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens aanhoudende zorgen over ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland had eerder op 11 februari 2025 besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 17 februari 2026, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders waren het niet eens met deze beslissing en gingen in hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben samen het gezag over de kinderen, die bij hen wonen. De moeder heeft ook vier oudere kinderen uit een eerdere relatie. De ondertoezichtstelling is ingesteld omdat de kinderen sinds 17 mei 2023 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland (de GI). De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, wat door de kinderrechter is toegewezen.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de kinderen ontwikkelingsproblematiek vertonen en dat de ouders onvoldoende meewerken aan de hulpverlening. Het hof heeft geconcludeerd dat de situatie in het gezin nog niet wezenlijk is veranderd en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. De ouders zijn verplicht om de GI op de hoogte te houden van de voortgang van de hulpverlening, maar hebben tot nu toe niet voldoende inzicht gegeven in hun situatie. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 februari 2026.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.354.989
zaaknummer rechtbank Gelderland 445651
beschikking van 17 juli 2025
over de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige1]en
[de minderjarige2]
in de zaak van
[verzoekster]en
[verzoeker],
verder ook te noemen, de moeder en de vader, dan wel de ouders
die wonen in [woonplaats1]
advocaat: mr. S. Ben Ahmed
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die is gevestigd in Arnhem, locatie Nijmegen.

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot 17 februari 2026. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben samen twee kinderen:
[de minderjarige1] , geboren [in] 2017 in [woonplaats1] , en
[de minderjarige2] , geboren [in] 2019 in [woonplaats1] .
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
2.3.
De kinderen wonen bij de ouders.
2.4.
De moeder heeft ook nog vier oudere kinderen uit een eerdere relatie.
2.5.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] staan sinds 17 mei 2023 onder toezicht van de GI.
3. De procedure bij de kinderrechter
3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te verlengen met een jaar.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot 17 februari 2026.
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 11 februari 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komen daarvan in hoger beroep. Zij willen dat het hof het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] alsnog afwijst.
4.2.
De GI vindt dat de beslissing van de kinderrechter in stand moet blijven.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van de ouders
  • het verweerschrift van de GI
  • een stuk van de GI ingediend op 25 juni 2025
  • de stukken van de ouders ingediend op 26 juni 2025
4.4.
De zitting bij het hof was op 1 juli 2025. Aanwezig waren:
  • de ouders met mr. D.V. Garib als waarnemer van hun advocaat
  • twee vertegenwoordigers van de GI
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad)

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen [1] . Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
5.2.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar. [2]
Advies raad
5.3.
De raad is van mening dat de eerdere door de raad benoemde noodzaak voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig is. De ouders mogen best eigenwijs zijn in het aanvaarden van hulpverlening en zij hoeven ook geen hele persoonlijke zaken met de GI te delen, maar het is wel wenselijk dat de ouders inzicht geven in hun situatie en eventuele verbeteringen aan de GI. Zij moeten de GI wel in staat stellen om een behoorlijke inschatting van de gezinssituatie te kunnen maken om te kunnen bepalen of kan worden afgeschaald. De moeder is op dit moment zwaar belast en het traject bij het [naam1] voor de vader met mogelijk systeemtherapie voor het gezin is nog steeds niet gestart en zal als die behandeling wel gestart is nog een lange periode in beslag zal nemen. De ondertoezichtstelling voor de kinderen is daarom voorlopig nog noodzakelijk.
Hoe oordeelt het hof?
5.4.
Het hof constateert dat de kinderrechter in de beschikking van 12 september 2024, waarbij de lopende ondertoezichtstelling is verlengd tot 17 februari 2025, al heeft overwogen dat de verlenging noodzakelijk is omdat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd en gerichte hulp in de vorm van opvoedondersteuning en huishoudelijke hulp moet worden ingezet en dit niet in een vrijwillig kader kan. Verder is in die beschikking overwogen dat de vader eerder meerdere hulpverleningstrajecten heeft gehad die onvoldoende vruchten hebben afgeworpen en dat hij op een wachtlijst staat bij het [naam1] . De kinderrechter heeft onvoldoende vertrouwen dat beide ouders de nog in te zetten hulpverlening blijvend zullen accepteren. Het hof stelt vast dat de ouders van deze beschikking indertijd niet in hoger beroep zijn gekomen. Dat betekent dat van hetgeen in deze beschikking door de kinderrechter is overwogen kan worden uitgegaan.
Het hof is tegen die achtergrond net als de kinderrechter in de bestreden beschikking van oordeel dat de zorgen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog niet zijn afgenomen en dat de situatie in het gezin nog niet wezenlijk is veranderd om de volgende redenen.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door de moeder bevestigd dat beide kinderen ontwikkelingsproblematiek hebben en het op school nog niet zo goed gaat. [de minderjarige1] kan het niveau aan, maar kan desondanks alleen goed presteren als iets haar aanspreekt en interesseert. Zij kan zich moeilijk focussen op de normale schoolse taken en het lukt haar daardoor onvoldoende om kennis en vaardigheden op het gebied van taal en rekenen te automatiseren. Daarom is kort geleden in het multidisciplinair overleg (MDO) besloten dat [de minderjarige1] niet overgaat naar de volgende groep, maar het huidige leerjaar nog een keer overdoet. [de minderjarige1] krijgt speltherapie en is aangemeld voor diagnostiek.
Bij [de minderjarige2] speelt volgens de moeder soortgelijke problematiek, maar deze is wel minder sterk aanwezig. In het multidisciplinaire overleg is besloten dat [de minderjarige2] een extra jaar in de kleutergroep blijft met als doel dat hij rustiger wordt en langer kan zitten en luisteren. De GI heeft daaraan toegevoegd dat [de minderjarige2] nog steeds veel nabijheid van de leerkracht en liefst één op één begeleiding nodig heeft.
5.6.
De ouders stellen dat zij veel vertrouwen hebben in de begeleiding vanuit [naam2] en dat deze begeleiding voldoende is om de ontwikkelingsbedreiging te monitoren en af te wenden. Gebleken is echter tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep dat wekelijks twee vormen van hulpverlening worden ingezet vanuit [naam2] en dat in ieder geval één vorm van hulpverlening nu stopt. De moeder krijgt wekelijks ondersteuning van een hulpverlener bij praktische zaken en ook om haar mentaal te steunen. Daarnaast is er een hulpverlener die de ene week filmt in het gezin en de andere week bespreekt wat zij ziet en adviseert. Deze laatste vorm van hulpverlening stopt, omdat de desbetreffende hulpverlener van mening is dat de moeder onvoldoende profiteert van de adviezen die zij geeft voor het ontwikkelen van alternatieve opvoedingsstrategieën. De moeder verklaart hierover dat zij steeds zelf beoordeelt of een advies van de hulpverlener bruikbaar voor haar is en voldoende is afgestemd op de problematiek van de kinderen (onder andere ADD en autisme).
De GI stelt dat uit dit alles duidelijk blijkt dat de moeder zelf de controle wil houden en dat het noodzakelijk is dat de GI het overzicht houdt en de hulpverlening blijft coördineren vanwege de verschillende vormen van hulp voor alle kinderen in het gezin.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling zelf ook waargenomen dat de moeder soms gesprekken overneemt en graag steeds haar eigen visie wil toevoegen. De moeder is, zoals ook de GI aangeeft, tot nu toe duidelijk onvoldoende leerbaar gebleken. Het komt het hof niet alleen wenselijk, maar zeker ook noodzakelijk voor dat de moeder gaat leren om meer te vertrouwen op de deskundigheid van de professionals die haar ondersteunen. Belangrijk is dat zij (nog meer) met hen in samenwerking gaat en hun adviezen vaker accepteert en opvolgt.
5.7.
Niet ter discussie staat dat het gezin overbelast is. De ouders erkennen dit ook. Alle kinderen in het gezin – ook de oudste vier kinderen van de moeder, die op co-ouderschaps-basis in het gezin van de moeder en de vader verblijven - hebben professionele ondersteuning nodig. De moeder geeft aan dat zij ook nog kampt met lichamelijke klachten en de opvoeding en verzorging nauwelijks meer aan kan en bij de vader is sprake van een ernstige langdurige burn-out. De problemen waarmee de vader kampt, maken dat hij de moeder niet kan ondersteunen in het gezin. Het geheel geeft een zorgelijk beeld.
Eerder is al vastgesteld dat de vader hulp nodig heeft vanwege emotie-regulatieproblemen. In 2023 heeft zich een ernstig geweldsincident van de vader naar de kinderen voorgedaan. Ook in november 2024 is er nog een incident geweest. De ouders verklaren dat het om [de minderjarige2] rustig te krijgen noodzakelijk was dat hij een tik voor zijn billen kreeg en dat dat goed heeft geholpen, want een dergelijke situatie heeft zich nadien niet meer voorgedaan. Er waren volgens de ouders geen andere manieren om [de minderjarige2] weer tot rede te brengen.
Ter zitting is gebleken dat zich onlangs een situatie heeft voorgedaan die de GI opnieuw zorgen baart. De vader is met [de minderjarige2] in de auto aangehouden omdat hij veel te hard reed. Vervolgens is de situatie tussen de vader en de politie behoorlijk geëscaleerd. Volgens de vader was er van de kant van de politie sprake van machtsmisbruik. Hij heeft daarom een klacht ingediend bij de politie en de ombudsman en een advocaat ingeschakeld. Het hof vindt het zorgelijk dat de vader niets zegt over – en kennelijk niet inziet – hoe deze conflictsituatie tussen de vader en de politie, waarbij [de minderjarige2] naar het hof begrijpt aanwezig was, voor [de minderjarige2] was. De vader dient te voorkomen dat [de minderjarige2] met dergelijke situaties te maken krijgt.
De vader heeft tot slot nog stukken overgelegd om te onderbouwen dat hij daadwerkelijk gestart is met een traject bij het [naam1] . Dit zijn echter zeer summiere stukken. Daar komt bij dat de vader bij de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de GI geen contact mag opnemen met het [naam1] om naar de stand van zaken te informeren. Verder is gebleken dat het traject nog maar kort geleden is gestart en dat er ook nog geen volledig beeld is van de eventuele therapieën die zullen worden gaan ingezet. Het traject zal dus zeker nog een geruime periode in beslag nemen.
5.8.
Het hof is het eens met het advies van de raad. Het hof benadrukt ook dat de ouders de GI in staat moet stellen om haar taken in het kader van de ondertoezichtstelling goed te kunnen uitvoeren. Dat brengt onder andere mee dat de ouders verplicht zijn om de GI op de hoogte te stellen van het verloop van de ondersteuning en hulpverlening die ze ontvangen en niet al bij voorbaat zelf bepalen welke informatie de GI al dan niet krijgt. Het gaat er met name om dat de GI zicht moet krijgen op de kinderen en moet kunnen vaststellen of sprake is van positieve resultaten en verbetering van de situatie. Het is dus niet noodzakelijk dat persoonlijke zaken uit de therapie met de GI worden gedeeld. De sleutel tot het verstrekken van die informatie en de samenwerking met de GI ligt bij de ouders. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling gezien dat de ouders hiervan nog niet helemaal doordrongen zijn. Integendeel.
5.9.
Alles tezamen in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat hulpverlening in het vrijwillige kader nog steeds niet toereikend zal zijn en dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moet worden verlengd tot 17 februari 2026. De beschikking van de kinderrechter zal daarom in stand blijven (worden bekrachtigd).

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 11 februari 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, K.A.M. van Os-ten Have en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW
2.artikel 1:260 lid 1 BW