ECLI:NL:GHARL:2025:4427

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
200.348.208/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag over kinderen na scheiding van ouders met verschillende nationaliteiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de ouders over hun drie kinderen. De vader had eerder bij de rechtbank Overijssel verzocht om samen met de moeder het gezag over de kinderen te krijgen, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de moeder alleen het gezag over de kinderen had, wat leidde tot het hoger beroep van de vader. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De ouders hebben drie kinderen, geboren in 2008, 2012 en 2014. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en de vader de Azerbeidzjaanse. Het hof heeft vastgesteld dat de vader in de afgelopen jaren betrokken is geweest bij de opvoeding van de kinderen en dat er een omgangsregeling is getroffen. Ondanks de eerdere afwijzing door de rechtbank, oordeelde het hof dat er onvoldoende redenen zijn om af te wijken van het uitgangspunt dat ouders gezamenlijk gezag over hun kinderen moeten hebben. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de vader belast met het gezag over de kinderen, waarbij het belang van de kinderen en de mogelijkheid tot samenwerking tussen de ouders centraal stonden. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien de procedure voortkwam uit de relatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.348.208
(zaaknummer rechtbank Overijssel 293790)
beschikking van 17 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader)
die woont in [woonplaats1]
verzoeker in hoger beroep
advocaat: mr. R.W. Hoevers
en
[verweerster](de moeder)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. T. Şeker.

1.Samenvatting

De rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft op 20 augustus 2024 beslist dat de vader niet samen met de moeder het gezag krijgt over hun drie kinderen. Het hof beslist dat dit niet zo moet blijven en legt hierna uit waarom de vader wel het gezag krijgt over de kinderen.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben drie kinderen:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2008
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2012, en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2014.
2.2.
De moeder heeft alleen het gezag over de kinderen. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit. De vader heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
De vader heeft de rechtbank verzocht samen met de moeder het gezag over de kinderen te hebben.
3.2
De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen.

4.De procedure bij het hof

4.1
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Hij komt daarvan in hoger beroep. Hij wil dat het hof zijn verzoek om samen met de moeder het gezag te hebben over de kinderen alsnog toewijst.
4.2
De moeder is het eens met de beslissing van de rechtbank. Zij wil dat het hof die beslissing in stand laat.
4.3
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift.
4.4
De zitting bij het hof was op 3 juni 2025. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat
  • de moeder met haar advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

5.Het oordeel van het hof

Rechtsmacht, toepasselijk recht en de wet
5.1.
Aangezien de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben en hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe in deze zaak (artikel 8 Verordening Brussel II-bis). Het hof zal het Nederlands recht toepassen (artikel 15 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
5.2.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten
5.3.
De vader stelt dat hij in de 17 jaar dat hij met de moeder was samen met haar beslissingen over de kinderen heeft genomen. Volgens de vader is de communicatie met de moeder niet optimaal, maar niet zodanig dat gezag samen niet mogelijk is. De ouders zijn doorverwezen naar [naam1] en hebben daar al belangrijke stappen gezet in de verbetering van hun communicatie. Volgens de vader is gezamenlijk gezag noodzakelijk om zijn recht op family life met de kinderen te beschermen, ook al is er een risico dat de kinderen klem of verloren tussen de ouders zouden raken. Eenhoofdig gezag zou ertoe leiden dat hij uit het leven van de kinderen wordt geweerd. De vader wijst in dit verband op een uitspraak van de Hoge Raad [1] . De vader vraagt zich tot slot af waarom geen onderzoek aan de raad is gelast.
5.4.
De moeder ontkent dat de ouders tijdens hun relatie samen beslissingen over de kinderen namen. De moeder had wel overleg met de vader over de kinderen, maar ze stond er vaak alleen voor en nam de beslissingen over de kinderen dan ook zelf. De uitspraak van de Hoge Raad waar de vader naar verwijst is volgens de moeder niet vergelijkbaar met deze zaak. In die zaak werd de vader volledig geweerd uit het leven van de kinderen en dat is hier niet het geval. Volgens de moeder zal gezamenlijk gezag contraproductief werken en zal het de onrust verhogen. De kinderen zitten in een loyaliteitsconflict. Zoals blijkt uit de (gespreks)verslagen van [naam1] , de uitlatingen van de kinderen over hun ouders, de standpunten van de ouders en de bevindingen van de raad op de zitting bij de rechtbank, en de constateringen van de rechtbank over de negatieve dynamiek tussen ouders, is sprake van een verstoorde relatie tussen de ouders die gezamenlijk gezag niet mogelijk maakt. Tijdens het laatste omgangsmoment heeft de vader tegen de afspraken in negatief over de moeder gesproken tegen de kinderen. [naam1] heeft het hulpverleningstraject beëindigd omdat de inschatting was dat verdere hulp alleen nog maar voor meer frictie en emotie gaat zorgen. De reden dat moeder de vader zo min mogelijk wil zien is het huiselijk geweld dat tijdens de relatie heeft plaatsgevonden. Een raadsonderzoek heeft volgens de moeder geen meerwaarde. Het zou tot nog meer stress en onrust bij de kinderen leiden.
Advies raad
5.5.
De raad heeft het hof net als bij de rechtbank geadviseerd om de moeder alleen het gezag over de kinderen te laten hebben. Aangezien duidelijk is dat de ouders niet tot samenwerking komen en de kinderen consistent zijn in hun verhaal, vindt de raad het niet in het belang van de kinderen om de vader samen met de moeder met het gezag te belasten. De kinderen ervaren nu relatieve rust en die moet niet verstoord worden. De raad ziet onvoldoende reden voor het uitvoeren van een onderzoek. Er is voldoende informatie en een onderzoek zou te belastend zijn voor de kinderen.
Oordeel hof
5.6.
Het hof is in afwijking van de rechtbank en het advies van de raad van oordeel dat er in dit geval onvoldoende redenen (meer) zijn om af te wijken van het uitgangspunt van de wetgever dat ouders gezamenlijk belast moeten zijn met het gezag over hun kinderen. Het hof ziet hiervoor onvoldoende contra-indicaties. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.7.
De ouders hebben van augustus 2023 tot en met april 2024 een ouderschapsbemiddelingstraject bij [naam1] gevolgd. Hoewel dit volgens verslaglegging van [naam1] niet heeft geleid tot communicatieverbetering tussen de ouders, hebben zij over basale zaken met bemiddeling van [naam1] afspraken kunnen maken: er is een omgangregeling tussen de vader en de kinderen overeengekomen en beide ouders zijn bereid om via de mail met elkaar over de kinderen te communiceren. De inschatting van de ambulante hulpverleners van [naam1] op dat moment was dat voortzetting van het traject niet zinvol was omdat dit voor extra frictie en emotie zou gaan zorgen.
5.8.
De inschatting van [naam1] dat ouderschapsbemiddeling op dat moment niet zinvol meer was, lijkt juist te zijn geweest. Want hoewel de onderlinge communicatie tussen de ouders niet is verbeterd, is er
welmeer rust bij de ouders en de kinderen waar te nemen. Er is momenteel een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, een keer in de maand van 12 uur tot 18-19 uur in [woonplaats2] , die volgens alle drie de kinderen goed verloopt: zij hebben het leuk met hun vader. De raad heeft op de zitting in hoger beroep geconstateerd dat de ouders veel rustiger waren dan op de drie zittingen bij de rechtbank.
5.9.
Op de mondelinge behandeling heeft de moeder toegelicht dat zij tijdens de relatie met de vader beslissingen over de kinderen met de vader besprak. De vader was het volgens de moeder altijd eens met haar voorstellen over bijvoorbeeld schoolkeuze en keuze voor sportclubs voor de kinderen. De vader heeft dit bevestigd. De vader wil wel weer vooraf overleg met de moeder over de kinderen, zodat hij beter dan nu het geval is zijn vaderrol kan vervullen. Zonder gezag is dat overleg niet vanzelfsprekend.
5.10.
De ouders blijken aldus bereid en in staat om met elkaar via de mail over de kinderen te communiceren, de vader heeft omgang met de kinderen waardoor hij voldoende op de hoogte is van wat zich afspeelt in hun leven, en de vader wil de wijze van beslissen over de kinderen zoals die was tijdens de relatie blijven voortzetten. Dat er door de toekenning van het gezag aan de vader een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken of dat afwijzing van het verzoek om een andere reden in het belang van de kinderen noodzakelijk is, is niet gebleken Het hof neemt daarbij in overweging dat iedere feitelijke onderbouwing van het door de moeder gestelde fysieke en/of psychische relationele geweld ontbreekt: medische verslagen, politierapporten en dergelijke ontbreken en ook jeugdzorg of andere hulpverlening lijkt tijdens de relatie niet bij het gezin betrokken geweest. Wat betreft het advies van de raad overweegt het hof nog dat dat slechts tot stand is gekomen op basis van wat de betreffende raadsmedewerkers op de zittingen bij de rechtbank hebben waargenomen ten aanzien van de communicatie tussen de ouders: dat is naar het oordeel van het hof te mager om een ouder het zo fundamentele recht op gezag te onthouden.
5.11.
Zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen, is het hof voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen en is geen aanleiding voor het gelasten van een raadsonderzoek.

6.De slotsom

6.1.
Op grond van wat hiervoor is overwogen, slagen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2.
Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu de ouders een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 augustus 2024, en opnieuw beschikkende:
belast de vader met het gezag over:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2008
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2012, en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2014
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, voor aantekening van de beslissing in het centraal gezagsregister;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, I.G.M.T. Weijers - van der Marck en S. Kropman, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, en is op 17 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.