ECLI:NL:GHARL:2025:4583

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
200.351.050
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing tenuitvoerlegging en zekerheidstelling in hoger beroep tussen Form International B.V. en Form Ghana Ltd.

In deze zaak heeft Form International B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, dat op 18 december 2024 is uitgesproken. De rechtbank had Form International veroordeeld tot betaling van onbetaalde facturen aan Form Ghana Ltd., die een onderneming in Ghana exploiteert. Form International heeft in het hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis en tot zekerheidstelling. Het hof heeft de vordering van Form International afgewezen. Het hof oordeelde dat de rechtbank de vordering van Form Ghana terecht had toegewezen en dat er geen sprake was van een kennelijke misslag in de eerdere uitspraak. Form International voerde aan dat er een restitutierisico bestond, maar het hof oordeelde dat de door Form International aangevoerde feiten en omstandigheden niet nieuw waren en niet konden rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van de rechtbank werd afgeweken. Het hof heeft de proceskosten van het incident voor rekening van Form International gesteld en de hoofdzaak in de stand waarin deze zich bevond voortgezet.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.351.050
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 428005
arrest in het incident van 22 juli 2025
in de zaak van
Form International B.V.
die is gevestigd in Hattem
die hoger beroep heeft ingesteld
en een incidentele vordering heeft ingediend
en die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie
hierna: Form International
advocaat: mr. L.M. Goeree
tegen
Form Ghana Ltd.
die is gevestigd in Sunyani (Ghana)
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna: Form Ghana
advocaat: mr. S.K. Tuithof

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Form International heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 18 december 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de appeldagvaarding tevens houdende memorie van grieven tevens eis in incident houdende verzoek schorsing tenuitvoerlegging vonnis met producties;
  • de memorie van antwoord in het incident met producties;
  • de brief van 28 april 2025 van mr. Tuithof met productie;
  • de antwoordakte producties van 27 mei 2025 van Form International.
1.2.
Hierna hebben partijen een kopie van het procesdossier in de procedure gebracht en heeft het hof arrest in het incident bepaald.

2.De kern van de zaak en de voorgeschiedenis

2.1.
Form Ghana is gevestigd in Ghana en exploiteert daar een onderneming die bosplantages beheert. Form International is gevestigd in Nederland van waaruit zij een onderneming exploiteert die zich bezighoudt met het adviseren in en het uitvoeren van projecten op het gebied van duurzaam bosbeheer. Form Ghana en Form International maken deel uit van een groep van meerdere met elkaar verbonden vennootschappen.
2.2.
Form International heeft een overeenkomst gesloten met Stichting Dob Ecology op grond waarvan de stichting een bedrag beschikbaar heeft gesteld voor het restaureren van het landschap in Ghana (hierna: het project Ghana).
2.3.
Form Ghana heeft facturen gestuurd aan Form International voor, onder meer, de werkzaamheden die zij heeft verricht voor het project Ghana. De laatste drie facturen heeft Form International niet betaald.
2.4.
Form Ghana is een procedure gestart bij rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (hierna: de rechtbank) waarin zij (in conventie) heeft gevorderd dat Form International in verband met de onbetaald gelaten facturen wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 171.567,45 vermeerderd met rente en kosten.
2.5.
Form International heeft bij de rechtbank gevorderd dat Form Ghana wordt veroordeeld zekerheid te stellen voor de proceskosten die Form International maakt in verband met de door Form Ghana aangespannen procedure. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen.
2.6.
Vervolgens heeft Form International verweer gevoerd tegen de door Form Ghana ingestelde vordering en heeft zij zelf ook (in reconventie) een vordering ingesteld tegen Form Ghana. Daarnaast heeft Form International de rechtbank verzocht het door haar te wijzen vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter onderbouwing van dit laatste verzoek heeft Form International aangevoerd dat zij er belang bij heeft dat ze eventueel in hoger beroep kan komen tegen het vonnis van de rechtbank zonder dat zij op voorhand een bedrag hoeft te betalen aan Form Ghana. Form International heeft toegelicht dat zij geen inzicht heeft in de governance en activiteiten van Form Ghana en aan haar geen deugdelijke informatie wordt verstrekt. Bovendien is het vanwege het feit dat Form Ghana is gevestigd in Ghana uiterst gecompliceerd om een eenmaal verrichte betaling terug te krijgen als Form International in hoger beroep (alsnog) in het gelijk wordt gesteld, aldus Form International.
2.7.
De rechtbank heeft de vordering (in conventie) van Form Ghana grotendeels toegewezen en de vordering (in reconventie) van Form International afgewezen. De rechtbank heeft het vonnis, ondanks het verweer van Form International, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het door Form International gestelde restitutierisico onvoldoende om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de executie van het vonnis mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden maar ook dat Form Ghana in elk geval verhaal biedt voor het bedrag aan proceskosten waarvoor zij zekerheid heeft gesteld (€ 10.479).
2.8.
Form International heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
2.9.
In het incident vordert Form International (primair) dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank wordt geschorst op grond van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dan wel (subsidiair) dat aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde wordt verbonden dat Form Ghana zekerheid stelt op grond van artikel 235 Rv.
2.10.
Op 14 april 2025 is het vonnis aan Form International betekend en is een bevel tot betaling gedaan. Form Ghana heeft (nog) geen (verdere) executiemaatregelen genomen.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1.
Het hof zal de vordering van Form International afwijzen en licht hierna toe hoe het tot dat oordeel is gekomen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.2.
Form Ghana is gevestigd in Ghana zodat de zaak een internationaal karakter heeft. Het hof moet daarom ambtshalve onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is. Dat is het geval omdat Form International in Nederland is gevestigd, gedaagde partij was in de procedure bij de rechtbank en er geen sprake is van een ander gerecht dat bij uitsluiting bevoegd is (artikel 4 Brussel I bis-verordening). [1] Verder hoeft het hof niet ambtshalve te oordelen over het toepasselijke recht. Er staat niet ter discussie dat Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen. [2]
Incidentele vordering
3.3.
Voor de beoordeling van een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis (artikel 351 Rv) of zekerheidstelling (artikel 235 Rv) geldt het volgende. [3]
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als de omstandigheden meebrengen dat het belang van de veroordeelde partij om de bestaande situatie te houden zoals deze is totdat op het hoger beroep is beslist of zijn belang bij zekerheidstelling, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de uitspraak uit te kunnen (laten) voeren zonder de voorwaarde van zekerheidstelling.
b. Het hof gaat bij toepassing van de onder a. genoemde maatstaf uit van de overwegingen en beslissingen in het uit te voeren vonnis en kijkt voor zijn beslissing niet naar de kans van slagen van het hoger beroep. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen verbinden voor de uitvoerbaarheid.
c. Als de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad door de rechtbank is gemotiveerd, moet de eiser in zijn vordering feiten en omstandigheden noemen waarmee de rechtbank bij het nemen van haar beslissing nog geen rekening heeft kunnen houden omdat die feiten of omstandigheden zich pas na de uitspraak hebben voorgedaan. Die feiten en omstandigheden moeten kunnen rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing van de rechtbank wordt afgeweken. De eiser hoeft deze feiten of omstandigheden niet te noemen als de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad berust op een kennelijke misslag.
3.4.
Form International baseert haar vordering op de stelling dat sprake is van een juridische misslag dan wel dat de belangenafweging in haar voordeel moet uitvallen.
Juridische misslag
3.5.
Form International voert aan dat sprake is van een juridische misslag omdat de rechtbank, door te oordelen dat een derde op grond van artikel 6:30 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een verbintenis kan nakomen, de vordering van Form Ghana - in strijd met artikel 24 Rv - heeft toegewezen op een feitelijke grondslag die Form Ghana niet heeft aangevoerd.
Daarnaast is volgens Form International sprake van een juridische misslag omdat de rechtbank haar oordeel dat Form International haar schuld jegens Form Ghana heeft erkend, heeft gebaseerd op een schuldverklaring die betrekking heeft op andere bedragen en projecten dan in deze procedure aan de orde.
3.6.
Bij een juridische of feitelijke misslag gaat het om een aperte vergissing. Dat wil zeggen dat reeds op het eerste gezicht, dus zonder relevant nader feitelijk of juridisch onderzoek, zonder meer duidelijk is dat een feitelijk of juridisch oordeel in een bepaalde rechtsoverweging onjuist is. Bij geen van de twee door Form International aangevoerde argumenten is sprake van zo’n kennelijke misslag. Er is een nadere inhoudelijke beoordeling nodig om vast te kunnen stellen of de rechtbank buiten de grenzen van artikel 24 Rv is getreden dan wel haar oordeel ten onrechte heeft gebaseerd op de door Form International aangehaalde schuldverklaring. Voor zo’n verdergaande beoordeling is in het kader van dit incident geen plaats.
Belangenafweging
3.7.
De rechtbank heeft haar beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis gemotiveerd. De rechtbank heeft daarbij het verzoek van Form International om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren in haar overwegingen betrokken. Niet is gesteld of gebleken dat deze beslissing van de rechtbank berust op een kennelijke misslag. Dit betekent dat de vordering alleen kan worden toegewezen op basis van feiten en omstandigheden die de rechtbank bij het nemen van haar beslissing niet in aanmerking heeft kunnen nemen omdat deze zich pas na de uitspraak van de rechtbank hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken (zie hiervoor 3.3 onder c).
3.8.
Net als in de procedure bij de rechtbank onderbouwt Form International haar belang bij het behoud van de bestaande toestand zolang nog niet op een rechtsmiddel is beslist met het restitutierisico dat zij loopt als Form Ghana tot executie van het vonnis overgaat. Form International verwijst naar het feit dat de moedervennootschap van Form Ghana, Sustainable Forestry Investments B.V. (SFI), de afgelopen vijf jaren geen jaarrekening heeft gedeponeerd, er geen externe audits hebben plaatsgevonden en ook overigens geen financiële informatie over SFI is gedeeld terwijl de financiële middelen van Form Ghana via SFI lopen. Daarnaast voert Form International aan dat de bestuurder van SFI tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank heeft verklaard dat SFI nauwelijks financiële middelen heeft. Uit de door haar overgelegde documenten die dateren uit 2019 en 2021 leidt Form International af dat ook Form Ghana nauwelijks financiële middelen heeft.
Geen van deze door Form International aangevoerde feiten en omstandigheden hebben zich voorgedaan na de beslissing van de rechtbank. Dit betekent dat deze feiten en omstandigheden bij het beoordelen van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging buiten beschouwing blijven.
3.9.
Form International voert aan dat Form Ghana aannemelijk dient te maken dat zij voldoende verhaal biedt omdat de betreffende gegevens in haar domein liggen. Form International laat daarbij na te nuanceren dat het in het kader van deze procedure enkel kan gaan om feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de beslissing van de rechtbank. Dit brengt mee dat Form International tegenover de gemotiveerde betwisting van Form Ghana dat sprake is van een restitutierisico en waarbij Form Ghana verwijst naar informatie die dateert van na het vonnis van de rechtbank, onvoldoende onderbouwt dat Form Ghana gegevens in haar domein heeft met betrekking tot feiten en omstandigheden van na de uitspraak van de rechtbank en die kunnen rechtvaardigen dat wordt afgeweken van die eerdere beslissing.
3.10.
Onder verwijzing naar de door haar overgelegde e-mail van 29 januari 2025 waarin wordt toegelicht hoe SFI de verkoopopbrengst van SFI Tanzania Ltd. wil besteden, voert Form International aan dat SFI geen financiële middelen heeft om de vordering die Form International op haar heeft te voldoen. Deze constatering is volgens Form International relevant omdat Form Ghana geen vordering heeft op Form International maar op SFI. De rechtbank heeft de vraag of Form Ghana een vordering heeft op Form International echter bevestigend beantwoord. Van dat oordeel moet in het kader van dit incident worden uitgegaan (zie hiervoor 3.3 onder b). De omstandigheid dat uit de e-mail van 29 januari 2025 zou volgen dat SFI in een slechte financiële positie verkeert en (ook) niet in staat is aan een (eventuele) betalingsverplichting ten opzichte van Form Ghana te voldoen, is in het kader van dit incident dus niet relevant. De e-mail van 29 januari 2025 bevat geen informatie over (de financiële situatie van) Form Ghana en geeft om die reden geen aanleiding af te wijken van het oordeel van de rechtbank dat het gestelde restitutierisico onvoldoende is om aan het vonnis de uitvoerbaarverklaring bij voorraad te onthouden. Ten overvloede geldt nog dat uit door Form Ghana in dit incident overgelegde recente bankafschriften en de jaarrekening over 2024 niet zonder meer volgt dat Form Ghana niet over voldoende vermogen beschikt of zal beschikken om Form International zo nodig terug te betalen. De opmerkingen van Form International over die stukken doen daaraan niet af.
3.11.
Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 18 december 2024 geldt op gelijke voet voor de vordering tot zekerheidstelling (zie hiervoor 3.3 aanhef). Dit behoeft om die reden in dat kader geen afzonderlijke bespreking.
De conclusie
3.12.
Het hof wijst de incidentele vordering af en zal Form International als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten van het incident. Het hof zal bepalen dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich blijkens het roljournaal bevindt. Verder zal het hof iedere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt Form International tot betaling van de proceskosten van het incident van Form Ghana ter hoogte van € 1.214,- aan salaris van de advocaat van Form Ghana (1 procespunt x appeltarief II);
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, C.M.E. Lagarde en C. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1
2.HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:200
3.HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2019:2026)