ECLI:NL:GHARL:2025:4649

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
200.351.964/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van gezamenlijk gezag van ouders in het belang van het kind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kind. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had verzocht om alleen met het gezag over het kind te worden belast, maar dit verzoek is door het hof afgewezen. Het hof oordeelde dat gezamenlijk gezag het wettelijk uitgangspunt is en dat er geen uitzonderingsgronden aanwezig waren die wijziging van het gezag rechtvaardigden. De vader, verweerder in hoger beroep, had verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders nog niet optimaal is, maar dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De ouders zijn geadviseerd om ondersteuning te zoeken bij de casemanager van de gemeente om hun gezamenlijk ouderschap beter vorm te geven. De beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, die eerder was uitgesproken, is bekrachtigd, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.351.964/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 237248)
beschikking van 22 juli 2025
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. F.B. Flooren te Arnhem,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. A.E. van Nimwegen te Delfzijl.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad)
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 2 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 1 maart 2025;
- een brief namens de moeder van 23 maart 2025 met bijlage(n);
- een brief namens de moeder van 14 april 2025 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 16 juni 2025 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 17 juni 2025 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 24 juni 2025 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaten;
- een vertegenwoordiger van de raad.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is [in] 2022 [de minderjarige] geboren.
3.2
[de minderjarige] woont met de moeder bij opa moederszijde. Het gezag over [de minderjarige] berust bij beide ouders.
3.3
Bij beschikking van 13 januari 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien verlengd en heeft gegolden tot 12 december 2024.
3.4
Bij beschikking van 19 maart 2024 is een voorlopige zorgregeling vastgesteld op grond waarvan de vader eens in de twee weken gedurende twee uren contact met [de minderjarige] heeft onder begeleiding van [naam1] , onder de voorwaarde dat de vader nuchter is tijdens het contact en dat het contact wordt begeleid door professionals.
3.5
Bij de bestreden beschikking is het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de moeder bepaald, is de voorlopige zorgregeling definitief vastgesteld en is het verzoek van de moeder om haar voortaan alleen met het gezag over [de minderjarige] te belasten afgewezen. Bij separate beschikking van dezelfde datum is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder komt met twee grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover daarbij het verzoek van de moeder ten aanzien van het verkrijgen van het eenhoofdig gezag is afgewezen, en opnieuw rechtdoende uit te spreken dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag uitoefent.
4.2
De vader voert verweer en verzoekt het hof:
I de bestreden beschikking, al dan niet onder verbetering van de gronden, te bekrachtigen;
Subsidiair: II voor het geval het hof het gezag zou wijzigen, de moeder te verplichten om de vader eenmaal per maand te informeren over belangrijke zaken die [de minderjarige] aangaan en over belangrijke zaken die het vermogen van [de minderjarige] aangaan en hem daarnaast over alle voor [de minderjarige] belangrijke zaken te blijven informeren en raadplegen, en III de kosten tussen partijen te compenseren.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
Het hof stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt is dat gezamenlijk gezag van ouders in het belang van het kind is. Slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Het hof is van oordeel dat geen sprake is van zo’n uitzonderingssituatie. Dit maakt dat het verzoek van de moeder om haar voortaan alleen met het gezag over [de minderjarige] te belasten terecht is afgewezen.
5.3
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt weliswaar naar voren dat de communicatie tussen de ouders nog altijd niet soepel verloopt, maar ook dat de grensoverschrijdende communicatie van de vader zoals door de moeder genoemd voorbeelden uit het verleden betreffen. De vader heeft (EMDR) therapie gevolgd, heeft begeleiding van [naam2] en doet zijn best om minder direct te reageren. Er zijn geen aanwijzingen dat de vader recent de confrontatie met de moeder heeft gezocht. Daarmee is niet voldaan aan het criterium dat [de minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders als gevolg van de rol van de vader. Ook is niet aangetoond dat de vader gezagsbeslissingen in de weg heeft gezeten of heeft tegengewerkt. Ook is niet gebleken dat wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] .
5.4
Het hof ziet wel dat de ouders nog een weg te gaan hebben om de communicatie en samenwerking rond [de minderjarige] te verbeteren. Er is in het verleden veel gebeurd, waardoor het vertrouwen van de moeder in de vader flink is afgenomen en het moeilijk voor haar is om op een andere wijze naar de vader te kijken. Er zal gewerkt moeten worden aan herstel van vertrouwen en er zal een manier gevonden moeten worden om, eventueel met behulp van de ook al betrokken hulpverleningsorganisatie [naam3] , het ouderschap (solo parallel) vorm te geven. Daarvoor is een positieve inzet van beide ouders noodzakelijk. Er is op dit moment geen bemoeienis meer van een gecertificeerde instelling, omdat de maatregel van ondertoezichtstelling is geëindigd. Zoals ter zitting is besproken, wordt de ouders daarom aangeraden om via de casemanager van de gemeente waar zij al contact mee hebben ondersteuning te zoeken bij het invullen van hun gezamenlijk ouderschap. De advocaat van de vader heeft ter zitting toegezegd om de ouders hierbij op weg te helpen en daartoe deze beschikking met de casemanager te delen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
6.2
Vanwege de aard van de zaak zal het hof de kosten van de procedure in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
2 december 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.A.F. Veenstra, I.A. Vermeulen en M. Kemmers, bijgestaan door mr. M.J. van Mourik als griffier, en is op 22 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.