Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de minderjarige]( [de minderjarige] ),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland had eerder besloten om [de minderjarige] onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen tot 5 februari 2026, vanwege ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden en beschikbaarheid van de ouders. De ouders, verzoekers in hoger beroep, waren het niet eens met deze beslissing en vroegen het hof om de uithuisplaatsing ongedaan te maken of de duur ervan te bekorten.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De ouders hebben sinds 2020 een relatie en zijn samen verantwoordelijk voor [de minderjarige], die prematuur en dysmatuur is geboren. Er zijn diverse zorgmeldingen gedaan over de opvoedvaardigheden van de ouders, en de situatie is verslechterd door agressie van de vader richting hulpverleners. De omgang tussen de ouders en [de minderjarige] heeft enige tijd stilgelegen, en de ouders hebben geen vaste woonplaats meer. Het hof concludeert dat de zorgen over de ouders zijn toegenomen en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige].
Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst het verzoek van de ouders af. De beslissing is genomen in het belang van [de minderjarige], die afhankelijk is van veilige en stabiele verzorging.