ECLI:NL:GHARL:2025:4654

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
200.353.508/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezagskwesties en hulpverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 januari 2026, een beslissing waar de vader, verzoeker in hoger beroep, het niet mee eens was. De vader had de kinderrechter verzocht om de beslissing ongedaan te maken, maar het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [de minderjarige] is geboren in 2014 en woont sinds het uiteengaan van de ouders in 2018 bij de vader. De ondertoezichtstelling is in 2022 ingesteld en sindsdien meerdere keren verlengd. De vader heeft herhaaldelijk geweigerd om mee te werken met de gecertificeerde instelling (GI) en heeft de hulpverlening buiten de deur gehouden, wat heeft geleid tot zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige]. De moeder heeft zich teruggetrokken uit het leven van [de minderjarige] en heeft de omgang stopgezet.

Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de vader niet in het belang van het kind handelt. De GI heeft geprobeerd om de ondertoezichtstelling uit te voeren, maar de vader heeft geen medewerking verleend. Het hof concludeert dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat er geen aanleiding is om deze in duur te bekorten. De beslissing van de kinderrechter is bekrachtigd en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.353.508/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 584788)
beschikking van 22 juli 2025
over de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]( [de minderjarige] ),
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland(de GI),
gevestigd te Almere.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. A.G. Ton te Almere.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Midden Nederland, locatie Utrecht.

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad heeft de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 6 januari 2026. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1
[de minderjarige] is geboren [in] 2014. De ouders oefenen samen het gezag over hem uit.
2.2
Sinds het uiteengaan van de ouders in 2018 woont [de minderjarige] bij de vader. Bij beschikking van 16 september 2021 is een zorgregeling vastgesteld op grond waarvan [de minderjarige] van woensdag uit school tot donderdag naar school en om het weekend van vrijdag na school tot maandag naar school en de helft van de vakanties en feestdagen bij de moeder verblijft.
2.3
Bij beschikking van 12 september 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is nadien telkens verlengd, voor het laatst bij de bestreden beschikking. De huidige ondertoezichtstelling loopt nog tot 6 januari 2026.
2.4
De GI heeft de vader op 29 oktober 2023 en op 16 december 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven in de zin van 1:263 BW, met de opdracht mee te werken met de GI in het kader van de ondertoezichtstelling.
2.5
De moeder heeft [de minderjarige] in oktober 2024 een brief geschreven waarin zij aangeeft dat zij de (begeleide) omgang met hem stopzet.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met een jaar.
3.2
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 6 januari 2026. De kinderrechter heeft daarbij bepaald dat de ondertoezichtstelling mag worden uitgevoerd, ook al is er hoger beroep ingesteld (de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard).
3.3
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 3 januari 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1
De vader is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Hij komt daarvan in hoger beroep. Hij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt.
4.2
De GI heeft een ‘standpuntstuk’ ingediend en dit ter zitting toegelicht. Het hof maakt hieruit op dat de GI wil dat de beslissing in stand blijft.
4.3
De moeder heeft bij brief van 9 mei 2025 laten weten dat zij noch haar advocaat aanwezig zal zijn op de zitting en dat zij het standpunt van de GI volgt.
4.4
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 2 april 2025;
  • een brief van de raad van 28 april 2025;
  • een brief namens de moeder van 9 mei 2025;
  • een brief (standpuntstuk) van de GI van 6 juni 2025.
4.5
[de minderjarige] heeft op 23 juni 2025 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Hij heeft verteld wat hij vindt van de ondertoezichtstelling.
4.6
De zitting bij het hof was op 24 juni 2025 op de zittingslocatie in Zwolle. De vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de GI waren twee vertegenwoordigers aanwezig.
5. Het oordeel van het hof
Wat staat in de wet?
5.1
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. De kinderrechter moet ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen. Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
5.2
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar.
Hoe oordeelt het hof?
5.3
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] terecht heeft verlengd. Het hof neemt de overwegingen van de kinderrechter over, maakt deze na eigen onderzoek tot de zijne en voegt hier het volgende aan toe.
5.4
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken, komt naar voren dat er nog steeds zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] . Er zijn signalen dat de vader niet in het belang van [de minderjarige] handelt en hem isoleert. Ook is er op 31 januari 2025 een melding binnengekomen bij Veilig Thuis, waaruit zou blijken dat de vader [de minderjarige] heeft geslagen. De vader heeft het (politie-)onderzoek naar deze melding bemoeilijkt. De moeder heeft zich teruggetrokken uit het leven van [de minderjarige] , omdat zij zich onveilig voelt bij de vader. De vader heeft vervolgens geen toestemming verleend voor hulpverlening voor [de minderjarige] gericht op het leren omgaan met de rol van zijn moeder in zijn leven en haar plotselinge afwezigheid. De vader (h)erkent de zorgen niet, weigert de voorgestelde hulpverlening en trekt zijn eigen plan zonder de GI te informeren. Zo is de vader bijvoorbeeld recent een maand in het buitenland geweest waarbij [de minderjarige] bij de buren verbleef, zonder dat de GI daarvan op de hoogte was. De door de vader zelf (zonder overleg met de GI) ingeschakelde hulpverlening voor [de minderjarige] bij de [naam1] is, zoals ter zitting bleek, door hem ook weer eigenhandig stopgezet. De vader heeft op de zitting niet duidelijk kunnen maken waarom hij dat heeft gedaan en op welke andere wijze [de minderjarige] nu wel hulp krijgt. Omdat de vader alle bemoeienis van instanties buiten de deur houdt, krijgt de GI geen zicht op de ontwikkeling en het welbevinden van [de minderjarige] . Dit heeft geleid tot schriftelijke aanwijzingen van de GI om de vader ertoe te bewegen mee te werken. De GI heeft verteld dat zij op alle mogelijke manieren heeft geprobeerd om uitvoering te geven aan de ondertoezichtstelling, maar dat het niet lukt. Dit maakt dat de GI een verzoek aan het voorbereiden is om [de minderjarige] met een machtiging uit huis te laten plaatsen.
5.5
Het hof overweegt dat de vader een sterke eigen visie heeft op de (gronden van de) ondertoezichtstelling en de wijze waarop hieraan uitvoering zou moeten worden gegeven. Volgens de vader was de ondertoezichtstelling bedoeld om de verstoorde communicatie tussen de ouders te verhelpen, maar heeft de GI hier onvoldoende op ingezet. De moeder heeft zich immers niet aan de omgangsregeling gehouden en heeft zich nu voor de tweede keer teruggetrokken uit het leven van [de minderjarige] , zonder dat de GI daar consequenties aan verbindt, aldus de vader. De vader wekt hiermee de indruk dat hij veel van de ontstane problematiek buiten zichzelf legt terwijl de vader in de visie van het hof ook onderdeel is van deze problematiek.
5.6
Voor zover de vader stelt dat er geen zorgen zijn over [de minderjarige] of dat de vader er zelf alles aan doet om de eventuele zorgen weg te nemen, geeft het hof de vader mee dat als hij deze zorgen wil ontkrachten, hij zijn deur open moet zetten voor de GI en inzicht moet verschaffen. Het helpt niet als de vader de regie ten aanzien van de benodigde hulpverlening in eigen hand neemt en de GI buitensluit. Daarmee geeft de vader de indruk dat de ondertoezichtstelling vrijblijvend is, hetgeen geenszins het geval is.
5.7
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat is voldaan aan de criteria voor de ondertoezichtstelling. De verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] is in het belang van zijn ontwikkeling noodzakelijk. Het hof ziet geen aanleiding om de ondertoezichtstelling in duur te bekorten, zoals de vader subsidiair heeft verzocht. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] en de GI heeft nog steeds onvoldoende zicht op de situatie.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 3 januari 2025 over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.A.F. Veenstra en M. Kemmers, bijgestaan door mr. M.J. van Mourik als griffier, en is op 22 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.