Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[de minderjarige]( [de minderjarige] ),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing van een minderjarige. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder een spoedmachtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige van 10 april 2025 tot 24 april 2025, gevolgd door een machtiging voor pleegzorg van 24 april 2025 tot 10 juni 2025. De moeder van de minderjarige, die het eenhoofdig gezag uitoefent, was het niet eens met deze beslissingen en ging in hoger beroep. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de uithuisplaatsing zorgvuldig onderzocht, waarbij het belang en de veiligheid van het kind voorop stonden. Het hof concludeerde dat de beslissingen van de kinderrechter rechtmatig waren, gezien de signalen van betrokken hulpverleners over de zorgcapaciteiten van de moeder. Ondanks dat de machtiging inmiddels was opgeheven en de minderjarige weer bij de moeder woonde, bevestigde het hof de eerdere beslissingen van de kinderrechter, waarbij het belang van het kind leidend was. Het hof erkende ook de emotionele impact van de uithuisplaatsing op de moeder en de verbeteringen in haar zorg voor de minderjarige.