Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[geïntimeerde1]
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
- een akte indienen producties van [geïntimeerde1] en de Stichting van 25 maart 2024;
- een journaalbericht van [appellante] met een productie van 28 maart 2024.
2.De feiten
3.De kern van de zaak
- [appellante] veroordeeld tot betaling aan de nalatenschap van erflaatster ter zake van ‘vorderingen erflaatster’ en ‘onverklaarbare uitgaven’ een bedrag groot (€ 15.755,00 + € 4.522,56 =) € 20.277,56;
- [appellante] veroordeeld tot betaling aan de nalatenschap ter zake van de nota van notaris Speelman van 11 maart 2020 een bedrag groot € 12.562,83 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
- [appellante] veroordeeld tot betaling aan de nalatenschap ter zake van de advocaatkosten van mr. Vermeer een bedrag groot € 2.847,80 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis;
- de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt; en
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
- ter zake de inboedel/horloges en sieraden: € 7.500,- en € 7.000,-
- ter zake de erfbelasting: € 27.840,80 en € 2.161,79
- ter zake de revisierente: € 7.840,97
- ter zake huurderving: € 3.000,-
- ter zake de kosten: € 3.997,37
zal zijn gevorderd. Voorts was volgens hen over de overlijdensuitkering ad € 9.518,54 geen erfbelasting verschuldigd, zodat ook dit bedrag in mindering komt. Eerst in hoger beroep stellen [geïntimeerde1] en [appellante] dat aldus over een bedrag van € 10.808,95 ten onrechte erfbelasting is betaald, wat neer komt op een bedrag van