ECLI:NL:GHARL:2025:4730

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
200.348.789
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en zorgregeling na echtscheiding met relevante wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel van 27 augustus 2024, waarin de kinderalimentatie was vastgesteld op € 19,- per maand en de zorgregeling voor [de minderjarige2] was bepaald. De moeder heeft haar verzoeken gewijzigd en vroeg om een hogere kinderalimentatie van € 140,- per maand en een aangepaste zorgregeling tijdens vakanties en feestdagen. De vader, verweerder in hoger beroep, voerde verweer en vroeg om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2025 hebben de ouders overeenstemming bereikt over de zorg- en contactregeling tijdens vakanties en feestdagen, die door het hof is vastgelegd. Het hof heeft geoordeeld dat de wijziging van de kinderalimentatie gerechtvaardigd is door een relevante wijziging van omstandigheden, namelijk de inkomensdaling van de vader door onbetaald verlof. Het hof heeft echter geen rekening gehouden met de door de moeder gestelde zwarte inkomsten van de vader, omdat zij dit onvoldoende heeft onderbouwd. De behoefte van [de minderjarige2] is vastgesteld op € 587,- per maand na indexering.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de zorgregeling aangepast, maar de beslissing over de kinderalimentatie bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken in het openbaar en is tot uitvoer verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.348.789
(zaaknummer rechtbank Overijssel 305679)
beschikking van 31 juli 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.L. Geeraths,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.R. Oude Veldhuis.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 14 februari 2024 en 27 augustus 2024, uitgesproken onder zaaknummer 305679. De beschikking van 27 augustus 2024 wordt verder ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 november 2024;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht namens de vader van 22 mei 2025 met productie 6.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 juni 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag van de vader besproken om de minderjarige [de minderjarige2] , mede gelet op het advies van de hulpverlening van [de minderjarige2] , niet uit te nodigen voor een kindgesprek. Dit om [de minderjarige2] niet te belasten met de problematiek die tussen de ouders speelt. De moeder heeft daarop laten weten het met de vader eens te zijn dat [de minderjarige2] beter niet uitgenodigd kan worden voor een kindgesprek.
Zoals het hof tijdens de mondelinge behandeling heeft medegedeeld, is het hof van oordeel dat het gelet op zijn leeftijd en recht om gehoord te worden belangrijk is dat [de minderjarige2] de mogelijkheid krijgt om zijn mening te geven over de zorgregeling. In dat kader acht het hof van belang dat de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt dat er mogelijkheden zijn om [de minderjarige2] in lijn met de wens van de ouders te beschermen, zonder voorbij te gaan aan zijn recht om zijn mening te geven. Zo kan de uitnodiging voor het kindgesprek door [de minderjarige2] met zijn hulpverlener worden besproken.
Gelet op het voorgaande is [de minderjarige2] na de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken over het verzoek ten aanzien van de zorgregeling. Hij heeft daar geen gebruik van gemaakt.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de ouders is [in] 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking (van 20 september 2019) in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012.
Sinds de beschikking van de rechtbank van 14 februari 2024 oefent de vader alleen het gezag uit over [de minderjarige1] . De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige2] .
3.3
Bij de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank bepaald dat de inhoud van het tussen de ouders overeengekomen echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.
3.4
In het ouderschapsplan hebben de moeder en de vader, voor zover hier van belang, afspraken gemaakt over de zorg- en contactregeling en de kinderalimentatie. Ten aanzien van de kinderalimentatie is opgenomen dat de behoefte van de kinderen is vastgesteld op € 993,- per maand, dat ieder van de ouders de kosten van verzorging en opvoeding die de kinderen bij hen zelf meebrengen draagt, en dat de vader maandelijks € 182,- en de moeder € 116,- op de gezamenlijke kinderrekening stort, en dat de ouder die de kinderbijslag ontvangt deze inkomsten maandelijks overschrijft naar deze kindrekening.
3.5
Gaandeweg hebben de ouders andere afspraken gemaakt in die zin dat [de minderjarige2] zijn
hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. [de minderjarige2] verblijft week op week af bij de ouders. De ouders voldoen geen bijdrage meer op de gezamenlijke kindrekening, maar laten wel de kinderbijslag op die rekening bijschrijven. Het saldo van deze bankrekening bedroeg op 20 december 2023 € 1.257,32. De ouders voldoen van die rekening slechts beperkt de overeengekomen kosten.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders zijn in geschil de zorgregeling voor [de minderjarige2] en de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige2] (hierna: kinderalimentatie).
Bij de bestreden beschikking is de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 27 augustus 2024 bepaald op € 19,- per maand en inzake de zorgregeling voor [de minderjarige2] de volgende regeling vastgesteld:
  • [de minderjarige2] zal in de even weken bij vader verblijven en in de oneven weken bij moeder, met een wisselmoment op de vrijdag;
  • ten aanzien van de vakantie en de feestdagen:
  • [de minderjarige2] verblijft in de voorjaarsvakantie, meivakantie, herfstvakantie en Kerstvakantie daar waar hij conform de reguliere regeling verblijft;
  • [de minderjarige2] verblijft de helft van de zomervakantie bij de vader en de helft van de zomervakantie bij de moeder en de ouders maken hier in onderling overleg afspraken over;
  • [de minderjarige2] verblijft op Goede Vrijdag, Pasen, Pinksteren, Koningsdag, Hemelvaart, Sinterklaas en zijn verjaardag daar waar hij conform de reguliere regeling verblijft, waarbij geldt dat als dit in een vakantie valt, de vakantieregeling geldt;
  • [de minderjarige2] verblijft op Moederdag vanaf 19.00 uur de avond ervoor tot de dag erna 10.00 naar school bij de moeder;
  • [de minderjarige2] verblijft op Vaderdag vanaf 19.00 uur de avond ervoor tot de dag erna 10.00 uur of naar school bij de vader;
  • [de minderjarige2] verblijft op de verjaardag van de moeder vanaf 19.00 uur de avond ervoor tot de dag erna 10.00 uur of naar school bij de moeder verblijft;
  • [de minderjarige2] verblijft op de verjaardag van de vader vanaf 19.00 uur de avond ervoor tot de dag erna 10.00 uur of naar school bij de vader.
Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met die beslissing en is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Aan het begin van de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoeken gewijzigd. Ook heeft zij haar verzoek ten aanzien van de reguliere zorgregeling ingetrokken, zodat het hof dit verzoek niet meer behoeft te beoordelen.
Na wijziging verzoekt de moeder het hof de bestreden beschikking te vernietigen wat betreft de daarin vastgestelde kinderalimentatie en de zorg- en contactregeling tijdens de vakanties en de feestdagen, een vakantieregeling vast te stellen zoals opgenomen in productie AA en te bepalen dat de vader met ingang van 27 augustus 2024 € 140,- per maand aan kinderalimentatie aan de moeder dient te betalen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht, en een beslissing te nemen over de proceskosten.
4.3
De vader voert verweer en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, althans het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen. De vader vraagt daarnaast het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

de zorg- en contactregeling tijdens de vakanties en de feestdagen
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over de zorg- en contactregeling tijdens de vakanties en de feestdagen en het hof verzocht die overeenstemming in de beschikking vast te leggen. De ouders zijn overeengekomen dat [de minderjarige2] in de herfstvakantie in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader zal verblijven. Ten aanzien van de zorgregeling tijdens de herfst- en zomervakantie hebben de ouders afgesproken dat als [de minderjarige2] als gevolg daarvan drie weken aaneengesloten bij een van de ouders verblijft, de ouders er in onderling overleg voor zorgen dat [de minderjarige2] tussentijds fysiek contact met de andere ouder kan hebben. Dit voor zover de vakanties van de ouders dat toelaat.
5.2
Gelet op het voorgaande en omdat het hof van oordeel is dat de gemaakte afspraken in het belang van [de minderjarige2] zijn, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de zorg- en contactregeling tijdens de herfstvakantie vernietigen en beslissen overeenkomstig de afspraak die de ouders hebben gemaakt.
de kinderalimentatie
5.3
Op grond van artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Verder kan op grond van artikel 1:401 lid 5 BW een overeenkomst betreffende levensonderhoud ook worden gewijzigd of ingetrokken, indien de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.
5.4
In de eerste plaats is dan ook de vraag aan de orde of zich een relevante wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW. Gebleken is dat het inkomen van de vader is gedaald nu hij onbetaald verlof geniet. Dit is naar het oordeel van het hof een relevante wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigt.
5.5
Het hof bespreekt hierna alleen die uitgangspunten voor de berekening waarover de ouders van mening verschillen.
hoogte behoefte kinderen
5.6
De ouders zijn verdeeld over de behoefte van [de minderjarige2] . De moeder stelt dat de behoefte opnieuw en hoger dient te worden vastgesteld dan zoals die bij het ouderschapsplan is vastgesteld, omdat de vader gedurende het huwelijk met regelmaat zwarte inkomsten genereerde. De moeder stelt in dat kader dat de ouders gedurende hun huwelijk dankzij die inkomsten in staat waren luxe uitgaven te doen.
De vader voert daartegen verweer en voert op zijn beurt aan dat de in het ouderschapsplan overeengekomen behoefte voor de kinderen correct is. De vader betwist dat sprake is geweest van zwarte inkomsten. Er zijn destijds berekeningen gemaakt en partijen zijn bijgestaan door een professional.
5.7
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat er bij de bepaling van de hoogte van de behoefte geen rekening moet worden gehouden met een extra bedrag aan zwarte inkomsten van de vader. De moeder heeft onvoldoende gesteld om tot een ander oordeel te komen. Het is aan de moeder om haar standpunten gemotiveerd uiteen te zetten en (met stukken) te onderbouwen en dat heeft zij nagelaten. De moeder heeft niet gesteld en uitgewerkt dat de overeenkomst is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Het hof ziet in hetgeen de moeder aanvoert dan ook geen aanleiding om de behoefte van [de minderjarige2] opnieuw vast te stellen. Het hof komt dus ook niet toe aan de beoordeling van het bewijsaanbod van de moeder.
5.8
Gelet op het voorgaande is de behoefte van [de minderjarige2] , na indexering, € 587,- per maand in 2024.
draagkracht vader
5.9
De moeder stelt dat de vader zwarte inkomsten genereert en dat daarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van zijn draagkracht. De vader speelt geen open kaart en het hof dient daaruit de gevolgtrekking te maken die het hof geraden acht. Omdat de vader nu meer aandacht moet besteden aan zijn gezin kan worden aangenomen dat de zwarte inkomsten zijn gedaald ten opzichte van de tijd dat de ouders nog getrouwd waren, zodat moet worden uitgegaan van € 7.500,- per jaar naast zijn reguliere inkomen. Daarnaast geldt dat de zorg voor [de minderjarige2] en/of gesprekken met hulpverlening niet rechtvaardigen dat de vader onbetaald verlof neemt, zodat daar geen rekening mee moet worden gehouden. De vader kan zijn uren naar eigen inzicht in delen, zodat hij minder kan werken in de week dat [de minderjarige2] er is en dat de andere week kan inhalen, aldus de moeder.
De vader voert verweer en voert – kort weergegeven – aan dat hij geen zwarte inkomsten genereert en dat de moeder dit ook niet met stukken onderbouwt. Dat de vader er een luxe leven op na houdt, betwist de vader. De vader geniet nog steeds onbetaald verlof in verband met de zorg voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en daar moet rekening mee worden gehouden. Hij is veel tijd kwijt aan de trajecten rondom [de minderjarige1] en hij vindt het belangrijk ook een betrokken vader te zijn voor [de minderjarige2] , aldus de vader.
5.1
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder nagelaten om haar stelling dat de vader zwarte inkomsten genereert, tegenover de gemotiveerde betwisting van de vader, voldoende te onderbouwen terwijl dit wel van haar mocht worden verlangd. Het hof zal bij het bepalen van de draagkracht van de vader dan ook, net als de rechtbank, geen rekening houden met andere inkomsten van de vader dan die vast zijn komen te staan.
5.11
Ten aanzien van het onbetaald verlof dat de vader geniet overweegt het hof als volgt. Indien de vader een deel van zijn inkomen verliest, moet worden bepaald of daarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van zijn draagkracht. Als de vader de inkomensvermindering zelf heeft veroorzaakt (verwijtbaar) dan moet onderzocht worden of de vader het oude inkomen weer kan verwerven (voor herstel vatbaar) en of dit van hem kan worden gevergd.
Naar het oordeel van het hof kan van de vader op dit moment niet worden gevergd het inkomensverlies te herstellen. De vader heeft voldoende onderbouwd dat hij de uren waarin hij onbetaald verlof geniet nodig heeft voor de intensieve begeleiding van [de minderjarige1] en dat het niet redelijk zou zijn om van hem te eisen dat hij op dit moment weer fulltime (betaald) gaat werken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader in dat kader benadrukt dat hij betrokken is bij verschillende therapieën voor de kinderen en dat hij onder andere in het kader van het begeleid wonen, de school, de stageplek, het werk en de budget coach geregeld verschillende gesprekken heeft voor [de minderjarige1] . Die gesprekken zijn vaak met meerdere mensen tegelijk, zodat het niet mogelijk is die buiten zijn eigen werktijd te plannen, aldus de vader. Door middel van het inzetten van onbetaald verlof is de vader in staat deze begeleiding en zorg te combineren met zijn werk. Het hof zal dan ook net als de rechtbank uitgegaan van de huidige inkomenssituatie van de vader, waarbij hij voor 24 uur per vier weken onbetaald verlof geniet.
5.12
Gelet op het voorgaand falen de grieven van de moeder en zal het hof de betreden beschikking voor wat betreft de beslissing over de kinderalimentatie dan ook bekrachtigen. Vanwege de aard van de zaak zal het hof de proceskosten compenseren in die zin dat de ouders ieder de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 27 augustus 2024 ten aanzien van de zorg- en contactregeling tijdens herfstvakanties en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt vast dat [de minderjarige2] in herfstvakantie in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader zal verblijven;
vult de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 27 augustus 2024 ten aanzien van de daarin vastgestelde zorg- en contactregeling tijdens vakanties en feestdagen als volgt aan:
bepaalt dat als [de minderjarige2] als gevolg van de zorgregeling tijdens de herfst- of zomervakantie drie weken aaneengesloten bij een van de ouders verblijft, de ouders er in onderling overleg voor zorgen dat [de minderjarige2] tussentijds fysiek contact met de andere ouders kan hebben, voor zover de vakanties van de ouders dat toelaat;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 27 augustus 2024 voor wat betreft de beslissing over de kinderalimentatie;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. Van Os-ten Have, H. Phaff en
C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 31 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.