2.1Op vraag 4), inhoudende: Zijn er nog andere relevante opmerkingen die de deskundige heeft op het rapport van mr. Welling? is het antwoord van de deskundige:
I. Samenstelling en controle door accountant
Op pagina 5 van het rapport van de heer Welling is onder andere het volgende vermeld: 'Inmiddels zijn de cijfers 2019 gecontroleerd door de accountant en is er een jaarrekening samengesteld. Ook voor 2020 heeft dit proces reeds plaatsgevonden.'
Uit de jaarrekeningen kunnen wij niet afleiden dat deze zijn samengesteld door een accountant. Dat er sprake is van accountantscontrole achten wij zeer onwaarschijnlijk gezien de beperkte omvang van de ondernemingen. Er is evenmin een controleverklaring bij de jaarrekening gevoegd.
Aan de jaarrekeningen van 2019 ontlenen wij de volgende informatie.
productie 10: [naam2] B.V., samenstellingsverklaring is niet ondertekend;
productie 16: [naam3] B.V., samenstellingsverklaring is niet
ondertekend;
productie 17: [naam4] B.V., samenstellingsverklaring is niet
ondertekend;
productie 18: [naam5] , samenstellingsverklaring is ondertekend door Rini Eckhardt.
II. Voorzieningen deelnemingen
Op pagina 6 van het rapport van de heer Welling is vermeld, dat van [naam2] B.V. op de passivazijde van de balans per 31-12-2019 een voorziening is opgenomen voor het bedrag van het negatieve eigen vermogen van de deelnemingen. Voor [naam3] B.V. is het bedrag € 13.925 (31-12-2020: € 64.450), voor [naam4] B.V. € 19.719 (31-12-2020: € 33.099) en voor Molenveld B.V.
€ 5.882.
Het opnemen van een voorziening is (uitsluitend) van toepassing in de hierna genoemde situaties:
2. indien de houdster (in casu [naam2] B.V.) nog andere langlopende belangen heeft in de deelneming;
3. indien de houdstermaatschappij andere activa heeft die samenhangen met de deelneming;
4. indien de houdstermaatschappij aansprakelijk kan worden gesteld voor verplichtingen van de deelneming.
Wij verwijzen naar punt 2, 3 en 4 zoals vermeld in het artikel dat via onderstaande link geopend kan worden (tevens als bijlage bijgevoegd). Mijn deelneming heeft een negatief eigen vermogen — joanknecht.nl
In de jaarrekening 2019 van [naam2] B.V. (productie 10 bij het beroepsschrift van 22 oktober 2021 namens de man) zijn geen grondslagen voor de waardering van activa en passiva opgenomen. In de jaarrekening 2020 van [naam2] B.V. (productie 11 bij het beroepsschrift van 22 oktober 2021 namens de man) is onderaan pagina 9 het volgende opgenomen:
'De voorziening is gevormd voor het bedrag van de te verwachten betalingen voor rekening van de vennootschap ten behoeve van deelnemingen.'
Uit de jaarrekeningen blijkt echter niet, dat er sprake is van een situatie waarin sprake is dat [naam2] B.V. dergelijke betalingen zal moeten doen.
Het opnemen van voorzieningen achten wij hierom niet juist.
Dit leidt tot de volgende aanpassingen in de enkelvoudige balans per 31-12-2019 (…)
Vermogen 31-12-2019
Op pagina 6 van het rapport van de heer Welling is per 31-12-2019 een negatief eigen vermogen op de enkelvoudige balans van [naam2] B.V. vermeld van €- 20.340 (€15.000 + € - 35.340).
Wanneer de voorzieningen niet worden opgenomen bedraagt het gecorrigeerde eigen vermogen per 31-12-2019 volgens de enkelvoudige jaarrekening 2019 €13.304 (€ -20.340 + € 13.925 + € 19.719). (…)
III. Geen salaris wel opname in rekening-courant
Op pagina 7 van het rapport van de heer Welling is per 31-12-2019 is onder andere het volgende vermeld: 'Dat is ook de reden geweest dat de heer [verzoeker] tot op heden geen salaris vanuit Holding heeft ontvangen.'
In dit verband merken wij op, dat de heer [verzoeker] in 2019 in rekening-courant een bedrag van € 15.000 heeft opgenomen. Deze opname is vermeld op pagina 11 in de jaarrekening 2020 van [naam2] B.V. (productie 11 bij het beroepsschrift van 22 oktober 2021 namens de man).
IV. Overige opmerkingen
Op pagina 16 heeft de heer Welling een aantal opmerkingen geplaatst. Hierbij ontvangt u onze reactie.
a. De prognose op basis waarvan de waarde is berekend in het deskundigenbericht van 16-4-2021 was gebaseerd op de destijds voor ons beschikbare informatie. Dat de werkelijkheid afwijkt van de prognose maakt niet dat de prognose van destijds onjuist was. Een prognose is immers geen voorspelling maar een verwachting op basis van de op de peildatum beschikbare informatie.
b. Hiervoor geldt dezelfde reactie als bij a.
c. Bij nader inzien zijn wij van mening dat naast de boete en rente ook het bedrag van de destijds bekende omzetbelastingschuld in aanmerking genomen had moeten worden. In het concept van ons deskundigenbericht d.d. 10-11-2020 hebben wij het bedrag volgens de naheffingsaanslag d.d. 27-2-2020 ad € 371.561 ook opgenomen. Bij het opstellen van het definitieve deskundigenbericht zijn wij - ten onrechte - op het verkeerde been gezet door de opmerking van de heer [naam10] (pagina 3 en 4 van de brief d.d. 29-12-2020), te weten:
'Pagina 24 Naheffingsaanslag Omzetbelasting 2016 tot en met 2018
Uit het controlerapport van de Belastingdienst d.d. 3 december 2019 blijkt dat de naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 2016 tot en met 2018 ad € 371.561 als volgt is opgebouwd:
1. Verschuldigde omzetbelasting € 305.899.
2. Verschuldigde boete € 37.500.
3. Verschuldigde belastingrente € 28.162.
Anders dan de heer [naam11] in zijn conceptrapport op pagina 24 verondersteld, was de verschuldigde omzetbelasting over deze periode wel reeds als schuld opgenomen in de jaarrekening van MLDD. (…)
Op basis van deze informatie zou de heer [naam11] uitsluitend de opgelegde boete en rente (in totaal € 65.662) als extra kortlopende schuld mogen toevoegen in plaats van € 371.561.'
En ook de opmerking van de heer [naam10] (op pagina 8 van zijn brief d.d. 29-12-2020), te weten: 'Daarnaast heeft de heer [naam11] ten onrechte de naheffingsaanslag omzetbelasting 2016 -2 018 als rentedragende verplichting in mindering gebracht op de waarde van [naam5] . Deze schuld was grotendeels al begrepen in de kortlopende schulden.'
De opmerkingen van de heer [naam10] zijn - zo zien wij nu in - alleen juist indien van de intrinsieke waarde zou zijn uitgegaan.
Hadden wij het bedrag van € 371.561 aangemerkt als schuld in plaats van alleen het totaal van de boete ad € 37.500 en rente ad € 28.162 (tezamen € 65.662), dan was de berekende waarde van [naam5] - daarbij alle andere bedragen ongewijzigd latende - destijds bepaald op maximaal € - 448.899 (in plaats van € - 143.000). Wij vermelden hierbij 'maximaal' omdat onwaarschijnlijk was dat de onderneming de btw schuld per 31-12-2019 in een keer kon betalen.
Als de betaling verdeeld zou zijn over bijvoorbeeld vijf jaren (zoals nu in bijlage 2 is verwerkt) dan was de berekende waarde minder negatief geweest als gevolg van de lagere contante waarde van over vijf jaren verdeelde betalingen. Een globale berekening komt alsdan uit op € - 370.000.
d. Wij zijn het niet eens met de opmerking van de heer Welling en zijn van mening dat het niet onjuist is om het volledige saldo aan liquide middelen per 31-12-2019 als 'niet-operationele activa' aan te merken en aldus bij de waarde te tellen (bijlage 2, tabel 2.1). Wij verwijzen naar onze toelichting bij tabel 2.8 in bijlage 2.
e. De heer Welling stelt onder meer het volgende: 'Gezien de resultaatsontwikkeling in 2019 en 2020 kan gerust worden gesteld dat een rationeel handelende derde de onderneming niet over zal nemen. Er is op basis van de gerealiseerde resultaten tenslotte geen ruimte voor een
ondernemersbeloning.'
Onze reactie op deze stelling is de volgende.
Volgens de jaarrekening zijn in 2019 ondanks het verlies in 2019 van € 30.674 privé opnames gedaan van afgerond € 86.000 (jaarrekening 2019, pagina 12).
In 2019 zijn tevens investeringen in materiële vaste activa gedaan voor een totaal van € 103.000 (jaarrekening 2019, pagina 10).
In 2020 was sprake van een kleine winst van € 8.420 en privé opnames gedaan van afgerond € 56.000 (jaarrekening 2020, pagina 10).
Uit deze feiten blijkt dat op basis van de omvang van de resultaten geen goed oordeel over de arbeidsbeloning kan worden geveld. Daarentegen is inzicht in de (samenstelling van de) kasstromen wel relevant.
Uit tabel 2.1 in bijlage 2 blijkt onder meer, dat de privé opnames en investeringen in 2019 onder andere zijn gefinancierd met werkkapitaal. De afname van vlottende activa en de toename van kortlopende schulden leidt tot een positieve kasstroom van per saldo € 100.000.
Daarnaast zijn de afschrijvingslasten in 2019 van € 60.000 wel ten laste van het resultaat verantwoord (jaarrekening 2019, pagina 8), maar dit is geen uitgaande kasstroom.
Voor het jaar 2020 (zie tabel 2.1 van bijlage 2) geldt, dat de afname van werkkapitaal tot een positieve kasstroom van per saldo€£ 24.000 heeft geleid, de desinvesteringen van per saldo
€ 29.000 (jaarrekening 2020, pagina 9) en de afschrijvingslasten van € 45.000 de privé opnames van € 56.000 mogelijk hebben gemaakt.
In onze visie is daarom de bij 'e.' genoemde stelling van de heer Welling niet valide.