ECLI:NL:GHARL:2025:4741

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
P25/166
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) met twee jaar en afwijzing van verzoeken om zorgmachtiging en voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1991, die verblijft in een forensisch psychiatrisch centrum. Het hof oordeelt dat de behandeling van het beroep te lang heeft geduurd, wat in strijd is met artikel 5, vierde lid, van het EVRM. Desondanks biedt de vaststelling van deze verdragsschending voldoende compensatie, zonder verdere consequenties. Het hof wijst het verzoek om een onderzoek naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging af, omdat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een ernstig geweldsmisdrijf en het recidiverisico hoog is. Ook het verzoek om een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging wordt afgewezen, omdat het hof voldoende informatie heeft om te oordelen dat dit niet aan de orde is. De beslissing van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2024, die de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengde, wordt bevestigd.

Uitspraak

TBS P25/166
Beslissing van 24 juli 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren in [terbeschikkinggestelde] op [dag] [maand] 1991,
verblijvende in forensisch psychiatrisch centrum (FPC) [zorginstelling] in [plaats 1] (hierna: de kliniek),
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 augustus 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
‒ het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
‒ de beslissing waarvan beroep;
‒ de akte van 6 augustus 2024 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
‒ de aanvullende informatie van de kliniek van 24 juni 2025, met als bijlage de wettelijke aantekeningen over de periode van 24 oktober 2024 tot en met 6 mei 2025.
Het hof heeft ter zitting van 10 juli 2025 gehoord:
‒ de advocaat-generaal, mr. A. Kooij;
‒ de terbeschikkinggestelde (door middel van een directe beeld- en geluidsverbinding), bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, advocaat in Groningen.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Na het instellen van beroep heeft de behandeling van de zaak in beroep te lang op zich laten wachten. Dat is erg vervelend voor de terbeschikkinggestelde, die daardoor in zijn belangen is geschaad. Daardoor is immers al een jaar verstreken sinds de huidige termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen. De kliniek meent dat de terbeschikkinggestelde door medicatiegebruik stabieler is geworden. De dosering van de medicatie zou wellicht omlaag kunnen, om angstaanvallen tegen te gaan. Angstaanvallen vormen namelijk een belemmerende factor in het resocialisatietraject. De terbeschikkinggestelde heeft zijn behandelplafond bereikt en is alleen nog aan het wachten op zijn overplaatsing naar de forensisch psychiatrische afdeling (FPA) in [plaats 2] . In die kliniek in [plaats 2] verblijven ook patiënten op basis van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging in de zin van artikel 2.3 van de Wet forensisch zorg. De terbeschikkingstelling is dus niet het enige juridisch kader op basis waarvan de terbeschikkinggestelde daar op een veilig manier kan verblijven. Tegen die achtergrond is het wenselijk dat wordt onderzocht of een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging een optie is voor de terbeschikkinggestelde. De advocaat-generaal heeft verwezen naar agressie-incidenten die zich hebben voorgedaan, maar daarvan is geen sprake Concluderend heeft de raadsman primair bepleit dat het hof opdracht zal geven tot een onderzoek naar de mogelijkheid van de afgifte van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het hof een onderzoek zal laten verrichten naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
In reactie op het verzet van de advocaat-generaal tegen het primair bepleite onderzoek heeft de raadsman opgemerkt dat van agressie-incidenten geen sprake meer is geweest sinds de terbeschikkinggestelde is begonnen met medicatiegebruik.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkinggestelde ziet niet goed in wat zijn probleem is en welke risico’s aanwezig zijn. Daarnaast is hij weinig leerbaar gebleken. Gegeven zijn mogelijkheden en beperkingen doet hij het heel goed in de kliniek. Hij vindt het moeilijk situaties te overzien en wordt daardoor weleens achterdochtig, wat in korte tijd kan leiden tot impulsieve agressie, waarbij de terbeschikkinggestelde ineens kan ontploffen. Het indexmisdrijf is gepleegd in het kader van een hulpverleningstraject. Er zijn nog steeds stoornissen aanwezig en zowel de kliniek als de externe deskundigen hebben het recidiverisico ingeschat als hoog. Er wordt dus voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de terbeschikkingstelling. Kijkend naar de stappen die de terbeschikkinggestelde nog te zetten heeft, is er voldoende reden om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. Het is van belang dat de terbeschikkinggestelde goed blijft ingesteld op medicatie en dat hij zal doorstromen naar een kliniek die goed bij hem past. De kliniek heeft daarvoor een goed plan. Een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging is niet een geschikt instrument voor de terbeschikkinggestelde, want daarvoor is het recidiverisico te hoog. Ook de agressie-incidenten die zich hebben voorgedaan vormen daarvoor een tegenaanwijzing. Uitstromen door middel van transmuraal verlof, zoals de kliniek voor ogen heeft, is een betere optie, omdat dit gepaard gaat met de mogelijkheid van terugplaatsing in het FPC als het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde daartoe aanleiding geeft. Er is dus onvoldoende reden voor een onderzoek naar de mogelijkheid van de afgifte van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging. Ook voor een onderzoek naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is er onvoldoende reden. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden bevestigen. Het hof overweegt aanvullend het volgende.
Behandeling van de zaak in hoger beroep heeft te lang geduurd
Zowel artikel 6:6:13, eerste lid, als artikel 6:6:17 van het Wetboek van Strafvordering als artikel 5, vierde lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt eisen aan de voortgang van de behandeling door de rechter (in beroep) van een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Deze inspanningsverplichtingen dwingen tot een grotere mate van voortvarendheid dan waarvan in deze zaak is gebleken. Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde op 6 augustus 2024 beroep heeft ingesteld, terwijl het hof pas heden uitspraak doet. Dit lange tijdsverloop heeft er mee te maken dat het hof niet eerder dan op 20 mei 2025 de appelakte en de stukken van de zaak heeft ontvangen. Dit maakt dat het hof van oordeel is dat in dit geval van een spoedige behandeling van het beroep geen sprake is geweest en dat artikel 5, vierde lid, van het EVRM in zoverre is geschonden. Het hof betreurt deze gang van zaken. Het hof is echter van oordeel dat de vaststelling dat in deze zaak sprake is van een verdragsschending voldoende compensatie biedt voor die verdragsschending, zodat hier verder geen consequentie aan verbonden zal worden.
Afwijzing verzoek onderzoek mogelijkheid zorgmachtiging of rechterlijke machtiging
Het hof beslist tot afwijzing van het verzoek om een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid van de afgifte van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. Dit brengt mee dat het hof het verzochte onderzoek niet noodzakelijk acht. Bij deze beslissing heeft het hof in aanmerking genomen dat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een ernstig geweldsmisdrijf begaan tegen een medische zorgverlener en het recidiverisico bij het wegvallen van de terbeschikkingstelling door zowel de kliniek als door externe rapporteurs De Kom en Thung wordt ingeschat als hoog, terwijl een zorgmachtiging en een rechterlijke machtiging, anders dan een terbeschikkingstelling, niet primair gericht zijn op het beschermen van de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen.
Afwijzing verzoek onderzoek mogelijkheden voorwaardelijke beëindiging verpleging
Het hof beslist tot afwijzing van het verzoek om een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht en is van oordeel dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging op dit moment niet aan de orde is. Het verzochte onderzoek is naar het oordeel van het hof dus niet noodzakelijk met het oog op de volledigheid van het onderzoek.

BESLISSING

Het hof:
Wijst af het verzoek tot het onderzoeken van mogelijkheid van de afgifte van een zorgmachtiging of rechterlijke machtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Wijst af het verzoek tot het onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Bevestigt met aanvulling van gronden de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 2 augustus 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] .
Aldus gedaan door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. M.J. Vos, raadsheren,
drs. A.W.T.M. Vissers en drs. I. van Outheusden, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 24 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.