Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
1. pagina 2 onder [appellante] : 9e regel van onder staat: "Ik wist niet van het bestaan van deze verklaringen...", dit moet volgens cliënte zijn: "Ik wist wel van de verklaringen af, maar had deze niet in mijn bezit.";2. pagina 2 onder [appellante] : 5e regel van onder: "Waarschijnlijk deed mevrouw [naam1] ..." is door cliënte niet gezegd.
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Feiten
“Hartelijk gefeliciteerd met uw deelname van € 30.000,- in een Stichting Kit’n Tools Factory-unit door een aanvullende betaling van € 5.000,- dd 18-04-2017 die op uw verzoek heeft plaatsgevonden. (…)
Deze deelname is voor een periode van 30 maanden aangegaan, ingaande 1 april 2017 en eindigt derhalve op 30 september 2019. De rente bedraagt eenmalig 4% achteraf, na 31 september 2019 te voldoen.
Na de 30 maanden wordt de hoofdsom van € 30.000,- , die hierbij gegarandeerd wordt, terugbetaald.
Indien het Kit’n tools project in deze unit periode is verkocht en de koopsom door ons is ontvangen, ontvangt u
in plaats vande toegezegde rentevergoeding een winstuitkering, wanneer deze hoger is dan de toegezegde rentevergoeding. (…).”
2 januari 2018 € 10.000,- overgeboekt naar Aerssens & Associates B.V. (hierna: de BV ).
De omschrijving bij deze betaling is “zoals afgesproken".
€ 400.000.
het vonnis van de rechtbank te vernietigen en bij arrest uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellante] te betalen:
Primair
- het op 9 mei 2019 door appellante aan wijlen de heer [naam2] in privé uitgeleende bedrag van € 10.000, zulks vermeerderd met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 9 mei 2019 tot de dag van de algehele voldoening;
€ 2.500, vermeerderd met de gefixeerde vergoeding van € 100,- zodoende in totaal het geldbedrag van € 2.600,- een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag te berekenen vanaf 1 september 2022 tot en met de dag van de algehele voldoening;
[geïntimeerde] verklaarde tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank van niets te weten: “Dit is haar dus allemaal onbekend”.
In dit hoger beroep zijn evenwel twee, mede door [geïntimeerde] ondertekende verklaringen van [naam2] boven water gekomen die een ander licht op de zaak werpen. [appellante] heeft deze verklaringen na het vonnis van de rechtbank gekregen van K.E. [naam1] , de assistente van [naam2] . Dat [geïntimeerde] en haar advocaat deze verklaringen bewust hebben achtergehouden – zoals tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is komen vast te staan – acht het
hof bijzonder kwalijk. Het hof zal daaraan hierna de gevolgtrekking verbinden die het geraden acht.
“De heer [naam2] en Aerssens & Associates BV te Amsterdam zijn schuldig aan mevrouw [naam2] te [woonplaats1] een bedrag van totaal € 27.500,- (zegge: zevenentwintigduizendvijfhonderd euro) welk bedrag gedeeltelijke zakelijk en gedeeltelijk persoonlijk is geïnvesteerd voor zakelijke investeringen met rendement of rente.
Indien de heer [naam2] , zijnde directeur a.i. van deze BV, mocht komen te overlijden bij de medische ingreep van 13 mei 2022 zal alleen na verkoop van de woning dit bedrag van de opbrengst van de woning aan haar worden voldaan ter algehele afdoening en finale kwijting.
Deze verklaring geschiedt op morele gronden en erkentelijkheid i.v.m. een dierbare relatie.
Deze verklaring heeft tevens de instemming van echtgenote mevrouw [geïntimeerde] .”
tijdensde operatie is overleden maar 14 dagen later, maar het hof verwerpt dat verweer. Het is duidelijk dat [naam2] de verklaring vlak voor de operatie heeft opgesteld omdat hij rekening hield met de mogelijkheid dat hij zou komen te overlijden. De strekking van de verklaring is dat hij zijn verplichting jegens [appellante] wilde vastleggen met het oog op zijn mogelijke overlijden. Hij heeft de verklaring in de periode na zijn operatie ook niet herroepen. Dat hij niet op 13 mei maar op 27 mei 2022 is overleden, doet dan ook niet af aan de geldigheid van de verklaring.
Het bedrag van € 30.000
“Stg. Kit’n Tools Factory anno 1996 te Amsterdam is schuldig aan mevrouw [appellante] te [woonplaats1] een bedrag van € 30.000,- (zegge dertigduizend euro) zoals vastgelegd in overeenkomst. Welk bedrag zakelijk is geïnvesteerd voor rendement inde vorm winstdeling na verkoop van het hel Kit’n Tools project.
Indien de heer [naam2] mocht komen te overlijden bij de medische ingreep van 13 mei 2022 zal alleen na verkoop van de woning dit bedrag van de opbrengst van de woning aan haar worden voldaan ter algehele afdoening en finale kwijting.
Deze verklaring geschiedt uitsluitend op morele gronden en erkentelijkheid i.v.m. een dierbare relatie.
Deze verklaring heeft tevens de instemming van echtgenote mevrouw [geïntimeerde] .”
zelfin. Er wordt alleen verklaard dat de Stichting een schuld van € 30.000 aan [appellante] heeft. Hierop kan de vordering dus niet worden gebaseerd.
Ook de stelling dat [geïntimeerde] op grond van een borgtocht gehouden zou zijn € 30.000 aan [appellante] te voldoen, is niet naar behoren onderbouwd. Een borg kan pas worden aangesproken nadat verhaal op de schuldenaar zelf onmogelijk is gebleken. Wat de Stichting betreft heeft [appellante] daarover niets gesteld.
De overige vorderingen
De rechtbank heeft in haar vonnis alle overboekingen van [appellante] afzonderlijk besproken en is telkens tot het oordeel gekomen dat geen sprake was van opeisbare geldleningen.
[appellante] heeft slechts in beperkte mate tegen het vonnis gegriefd, namelijk uitsluitend voor zover dat het oordeel betreft over de overboekingen van € 10.000 op 3 januari 2018 naar de BV, van € 10.000 op 9 mei 2019 naar [naam2] en van € 2.500 op 22 april 2022 naar [naam2] . Die bedragen moeten geacht worden te zijn begrepen in het bedrag dat [naam2] en de BV zich in de als productie 3 overgelegde verklaring schuldig hebben verklaard en dat het hof hiervoor heeft toegewezen. Dat [appellante] daarnaast nog meer opeisbaar te vorderen heeft, is bij gebrek aan verdere grieven tegen het vonnis niet komen vast te staan.
De conclusie
4.De beslissing
29 juli 2025.