Uitspraak
[verdachte]
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
De beslissing waarvan beroep
€ 166.435,34. De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is door de rechtbank op datzelfde bedrag vastgesteld, met bepaling van een gijzeling van ten hoogste 673 dagen.
Vordering
€ 115.717,67. De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient wat de advocaat-generaal betreft te worden vastgesteld op datzelfde bedrag. Voor wat betreft de hennepkwekerijen aan de [adres 2] ,
de [adres 3] en de [adres 4] dient wat betreft de advocaat-generaal aansluiting te worden gezocht bij de berekening van de rechtbank.
Met betrekking tot de hennepkwekerij aan de [adres 5] wijkt de advocaat-generaal deels af van de berekening van de rechtbank, in die zin dat de advocaat-generaal het aannemelijk acht dat [naam 1] betrokken was bij deze kwekerij en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 101.435,34 daarom verdeeld moet worden over twee personen.
Standpunt van de verdediging
In totaal heeft betrokkene voor deze kwekerij € 16.965,12 aan wederrechtelijk verkregen voordeel ontvangen.
De bewijsmiddelen
1. De inhoud van het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 27 januari 2022 in de zaak met parketnummer 18-050092-17 tegen betrokkene gewezen, voor zover inhoudend:
2. Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lid van het Wetboek van Strafrecht d.d. 23 mei 2018 opgenomen op pagina 5188 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017009943 (Onderzoek: NNRAA17031-Miograna) d.d. 28 augustus 2018, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] :
Natuurlijk persoon
Aangetroffen planten/potten
Opbrengst hennep per oogst
Financiële opbrengst per oogst
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt minimaal 9,47 kilogram x € 4.070 =
€ 38.542,90.
Kostenberekening
A: Ik heb zelf meegeholpen met opbouwen en volgens mij was het klaar ergens in september (
het hof begrijpt: september 2016) dat het startklaar was en dat de plantjes erin gingen.
Het kan de eerste of tweede week geweest zijn.
V: Wie waren er verder nog betrokken bij die hennepkwekerij aan de [adres 3] ?
A: Ik heb hulp gehad van [verdachte] .
V: Hoe vaak is er geoogst aan de [adres 3] ?
V: Jij was ook de huurder van het pand [adres 4] in [plaats 3] , als ook de contractant van de stroom leverancier. (...) Wat kun jij verklaren over jouw rol in de hennepkwekerij in dat pand?
A: Ik heb het pand gehuurd. Euhmm... Ook weer opgebouwd en ingericht op de eerste etage.
V: Wie waren er verder nog meer betrokken bij de hennepkwekerij in [plaats 3] ?
V: Hoeveel oogsten zijn er geweest bij de kwekerij op [adres 2] ?
V: Wij komen morgen nog wel even terug op de hennepkwekerij in [plaats 1] aan [adres 2] . Wij hebben het eerder gehad over de de hennepkwekerij aangetroffen in [plaats 2] aan [adres 3] . Wil je daar nog op terugkomen?
V: We gaan weer even terug naar de [adres 4] . Je zei dat je het pand niet kent en nooit bent geweest. Blijf je daarbij?
V: Hoe vaak is daar geoogst?
V: Als jij dit zo ziet op de bijlage en de bedragen, wat kan jij hier over verklaren?
het hof begrijpt: [medeverdachte]) en [naam 1] (
het hof begrijpt: [naam 1]).
V: Sinds wanneer zit er hennep in het pand?
V: Even over de [adres 3] ; Wat kun je hier over vertellen?
V: Even over de [adres 2] : wat kun je hier over vertellen?
het hof begrijpt: [naam 5]). Ik heb de vloer gebouwd. Ik en [verdachte] hebben de kwekerij ingericht. (...)
Oordeel van het hof
€ 65.000,00
€ 38.542,90(9,49 kg x € 4.070,00)
€ 4.744,96
€ 101.393,82
Totale wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 166.393,82(€ 65.000,00 + € 101.393,82).
1een eerste oproep heeft ontvangen voor de regiezitting van 17 november 202
1met daarbij de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof gaat ervan uit dat dit een kennelijke verschrijving betreft en dat de rechtbank hier doelt op 6 november 202
en
17 november 202
. Naar het oordeel van het hof betreft de eerste oproep van
6 november 2020 de eerste daad van vervolging, waaraan betrokkene in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. Het hof zal de datum van
6 november 2020 dan ook als aanvangsdatum voor de redelijke termijn aannemen.
De rechtbank heeft op 24 juni 2022 uitspraak gedaan. Het hof is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de redelijke termijn in eerste aanleg niet is overschreden nu de behandeling en beslissing op de ontnemingsvordering binnen twee jaren heeft plaatsgevonden.
9 februari 2022 hoger beroep heeft ingesteld. Het dossier is pas op 29 december 2022 bij het hof binnengekomen, terwijl de uiterste inzendtermijn in dit geval acht maanden is. Het hof stelt verder vast dat de behandeling en afdoening in hoger beroep als geheel niet voldoende voortvarend is geweest, nu pas op 4 augustus 2025 arrest wordt gewezen. Derhalve is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van ongeveer één jaar en zes maanden. Het hof zal de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom verminderen met
€ 5.000,00.
€ 161.393,82(€ 166.393,82 - € 5.000,00).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
€ 166.393,82 (honderdzesenzestigduizend driehonderddrieënnegentig euro en tweeëntachtig cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 161.393,82 (honderdeenenzestigduizend driehonderddrieënnegentig euro en tweeëntachtig cent).