Uitspraak
18-950096-17 in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
- verdachte voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld;
- aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren;
- aan verdachte een taakstraf opgelegd voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest;
- de vordering van de [benadeelde partij] gedeeltelijk toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Verdachte is hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag. Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij afgewezen. Verdachte is daarnaast veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt.
De tenlastelegging
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met
2 februari 2017 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een (bedrijfs)loods, althans een gebouw en/of (bedrijfs)pand, op het perceel (aan of bij) de [adres 1] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (telkens in totaal) ongeveer 1880 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; art 11 lid 5 Opiumwet.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met
22 november 2017 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk, in een bedrijfshal, althans een gebouw en/of (bedrijfs)pand, op het perceel (aan of bij) de [adres 2] , heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (telkens in totaal) ongeveer 1379 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; art 11 lid 5 Opiumwet.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft verdachte verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de verbrekingshandelingen die hebben geleid tot de diefstal van de elektriciteit, maar dat hij tijdens de exploitatie van de hennepkwekerij wel op enig moment op de hoogte is geraakt dat de elektriciteit illegaal werd afgenomen.
22 november 2017’ in de weg. Dat de onder 2 en 3 tenlastegelegde gedragingen ín die tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden, acht het hof wettig en overtuigend bewezen op basis van het dossier en de eigen verklaring van verdachte.
Bewezenverklaring
hij in de periode van 1 september 2016 tot en met 2 februari 2017 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, in een bedrijfspand, op het perceel aan de [adres 1] , heeft geteeld, verwerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal 1880 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, in een bedrijfspand, op het perceel aan de [adres 2] , heeft geteeld en verwerkt, en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van in totaal 1379 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 november 2017 te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij] , waarbij verdachte en/of zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straf
Het hof heeft bij de strafoplegging het volgende in beschouwing genomen.
Het hof acht het positief dat verdachte zijn best heeft gedaan om zijn leven op orde te krijgen.
4 augustus 2025 arrest wordt gewezen. Derhalve is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van ongeveer één jaar en zes maanden. Het hof zal daarom de aan verdachte op te leggen taakstraf verminderen tot 150 uren.
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Vordering van de [benadeelde partij]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de [benadeelde partij]
€ 7.947,85 (zevenduizend negenhonderdzevenenveertig euro en vijfentachtig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€1.289,29 (duizend tweehonderdnegenentachtig euro en negenentwintig cent).
22 november 2017.