Uitspraak
[verzoeker] ,
€ 680,00+
€ 7.255,00 (zevenduizend tweehonderdvijfenvijftig euro).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van verzoeker om schadevergoeding ten laste van de Staat. Verzoeker, die in verband met een ernstig levensdelict opnieuw in voorarrest is genomen, vraagt om een schadevergoeding van € 15.150,00 voor geleden immateriële schade en kosten van het verzoekschrift. Het hof heeft de verzoeken behandeld in een openbare raadkamer op 22 juli 2025, waarbij de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. van der Goot, zijn gehoord.
Het hof oordeelt dat verzoeker schade heeft geleden door zijn detentie, die in twee periodes heeft plaatsgevonden. De eerste periode was van 26 maart 2013 tot 5 april 2013, waarin verzoeker 11 dagen in voorarrest doorbracht. De tweede periode was van 9 november 2021 tot 13 december 2021, waarin verzoeker 35 dagen in voorarrest verbleef. Het hof heeft vastgesteld dat er geen beperkingen zijn opgelegd aan verzoeker tijdens deze periodes.
De advocaat van verzoeker heeft verzocht om een hogere schadevergoeding, omdat de standaardvergoeding niet recht doet aan de ernst van de verdenking. De advocaat-generaal heeft echter gesteld dat alleen de gebruikelijke vergoeding voor immateriële schade in aanmerking komt. Het hof heeft uiteindelijk besloten om een hogere vergoeding toe te kennen, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, en kent een totaalbedrag van € 7.255,00 toe aan verzoeker, bestaande uit immateriële schadevergoeding en kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Het hof wijst het overige verzoek af.