ECLI:NL:GHARL:2025:4938

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
200.350.546
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep alimentatie in verband met schuldsanering (WSNP)

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie die de man moet betalen aan de vrouw. De man is in schuldsanering (WSNP) en verzoekt het hof om de kinderalimentatie op nihil vast te stellen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de man € 250,- per kind per maand moest betalen. Het hof oordeelt dat de man tot 27 maart 2025 in staat was om deze alimentatie te betalen, maar na deze datum, vanwege zijn schuldsanering, geen draagkracht meer heeft. De beslissing van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd: de alimentatie blijft € 250,- per kind per maand tot 27 maart 2025, maar wordt daarna op nihil vastgesteld. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen en de aard van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.546
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 578151)
beschikking van 7 augustus 2025
inzake
[naam1] B.V.
die is gevestigd in [vestigingsplaats]
als bewindvoerder van
[verzoeker]
die woont in [woonplaats1]
verzoeker in hoger beroep
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M.D. Splinter
en
[verweerster]
die woont in [woonplaats2]
verweerster in hoger beroep
verder te noemen: de vrouw
advocaat: mr. J. van Andel.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal die beschikking hierna “de bestreden beschikking” noemen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 31 januari 2025;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Van Andel van 25 juni 2025 met producties;
- een journaalbericht van mr. Splinter van 27 juni 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 juli 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man met zijn advocaat, en
- de vrouw met haar advocaat.
2.4
Na de mondelinge behandeling is, zoals met partijen is besproken, met toestemming van het hof een journaalbericht van mr. Splinter van 14 juli 2025 met producties ingekomen.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2014, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2019.
3.2
De man en de vrouw zijn samen belast met het gezag over de kinderen. De kinderen wonen bij de moeder.
3.3
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 maart 2025 is de man toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, bepaald dat de man met ingang van 1 juli 2023 een bedrag van € 250,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beslissing ook blijft gelden als hoger beroep wordt ingesteld, zoals in dit geval.
4.2
De man is met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grief ziet alleen op de vastgestelde kinderalimentatie. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de door hem aan de vrouw te betalen kinderalimentatie op nihil vast te stellen of op een lager door het hof vast te stellen bedrag. Met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
4.3
De vrouw voert verweer en zij verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep of zijn verzoeken af te wijzen. Met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten
5.1
De man stelt dat hij geen draagkracht heeft voor betaling van € 250,- per kind per maand vanaf 1 juli 2023. De vrouw is het daar niet mee eens. Zij vindt dat de man niet voldoende met financiële stukken heeft laten zien dat hij geen kinderalimentatie aan haar kan betalen.
Oordeel hof
5.2
Het hof is van oordeel dat de man 26 november 2024 (datum van de bestreden beschikking) tot 27 maart 2025 (datum waarop de man is toegelaten tot de WSNP) in staat was € 250,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw te betalen. Vanaf 27 maart 2025 zal het hof de door de man te betalen kinderalimentatie op nihil vaststellen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
Ingangsdatum
5.3
Het hof hanteert als ingangsdatum van de kinderalimentatie 26 november 2024. Dat is de datum van de bestreden beschikking. Vanaf die datum had de man rekening kunnen en moeten houden met zijn alimentatieverplichting ter hoogte van € 250,- aan de vrouw voor de kinderen zoals door de rechtbank bepaald.
Draagkracht man
van 26 november 2024 tot 27 maart 2025
5.4
Het is aan de man om met voldoende bewijsstukken te laten zien dat hij geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van de kinderen. De man heeft dat over de periode van 26 november 2024 tot 27 maart 2025 onvoldoende aangetoond.
5.5
Op de mondelinge behandeling heeft de man verteld dat hij tot 2 mei 2025 heeft gewerkt als [beroep] . Dat hij tot die datum inkomen uit arbeid heeft gehad staat ook in de beslissing op zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering van 27 mei 2025. Volgens de overgelegde aangifte IB 2022 had de man in 2022 een winst uit zijn onderneming van
€ 37.500,-. Volgens zijn aangifte IB 2023 was dit toen € 37.560,-. Belastingaanslagen en de aangifte IB 2024 van de man ontbreken echter, zodat het hof niet kan controleren of de aangiften ook gevolgd zijn door de belastingdienst. Ook ontbreken bewijsstukken van schulden, zoals onbetaalde rekeningen met vermelding van openstaande saldo’s, aanmaningen en brieven van deurwaarders. Een door de man op 21 september 2024 ondertekende schuldhulpovereenkomst met een regionale sociale dienst, vindt het hof onvoldoende. In deze overeenkomst zijn geen gegevens van schuldeisers opgenomen en staat niets vermeld over de hoogte van schulden. Aangezien de man over zijn inkomsten uit arbeid en schulden onvoldoende informatie heeft verstrekt, gaat het hof ervan uit dat hij van 26 november 2024 tot 27 maart 2025 de draagkracht had om de door de vrouw verzochte alimentatie van € 250,- per kind per maand te betalen. Aan de aanvaardbaarheidstoets waar de man zich op beroept komt het hof niet toe.
vanaf 27 maart 2025
5.6
Zoals hiervoor in 3.3 is vermeld, is de man op 27 maart 2025 toegelaten tot de WSNP. Dat betekent dat de man na aftrek van zijn leefgeld en reservering van een bedrag voor betaling aan zijn schuldeisers geen draagkracht meer heeft. Dit laatste tenzij de bewindvoerder rekening heeft gehouden met een vrij te laten bedrag (VTLB) voor kinderalimentatie. Uit de door de advocaat van de man op 14 juli 2025 overgelegde producties blijkt echter dat geen rekening is gehouden met enig bedrag aan kinderalimentatie bij het VTLB, ook niet met een bedrag van € 25,- per kind per maand. Dit komt het hof gezien de omvang van de schulden in relatie tot de hoogte van het inkomen logisch voor. De man zal op enigerlei wijze op de schulden moeten aflossen om weer uit de WSNP te komen. Dat betekent dat de man vanaf 27 maart 2025 geen draagkracht meer heeft voor betaling van enig bedrag aan kinderalimentatie. Het hof zal de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie vanaf 27 maart 2025 op nihil vaststellen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, slagen de grieven voor een deel omdat de kinderalimentatie van 26 november 2024 tot 27 maart 2025 € 250,- per kind per maand blijft. Vanaf 27 maart 2025 zal het hof de bijdrage in de kosten van de kinderen op nihil vaststellen.
6.2
Het hof zal de proceskosten bij de rechtbank en het hof compenseren, nu de man en de vrouw een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure de bijdrage aan de uit die relatie geboren kinderen betreft

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 26 november 2024, voor zover dit de kinderalimentatie betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van 26 november 2024 tot 27 maart 2025 vast op € 250,- per kind per maand;
stelt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vanaf 27 maart 2025 vast op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man en de vrouw ieder de eigen kosten dragen van het geding bij de rechtbank en bij het hof;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, P.B. Kamminga en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 7 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.