ECLI:NL:GHARL:2025:4975

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
21-005671-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van grootschalige productie van MDMA en/of amfetamine in drugslab en het voorhanden hebben daarvan

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij de grootschalige productie van MDMA en/of amfetamine in een drugslab. De rechtbank had de verdachte op 27 december 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig maanden. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, maar met een strafvermindering van 10% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 29 juli 2025 en heeft vastgesteld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM was overschreden. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar vierenvijftig maanden, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zittingen en had zich niet gemeld bij de politie na zijn vlucht. Het hof heeft de gevangenneming van de verdachte gelast, gezien de kans dat hij zich aan de tenuitvoerlegging van de straf zou onttrekken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de strafmaat, maar het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005671-21
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 december 2021, met parketnummer 05-023775-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachtes raadsman, mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig (60) maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen, zij het met toepassing van een vermindering van de straf met 10% in verband met overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn afgedaan als hierna te noemen.
Door de raadsman van verdachte is geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten maar enkel ten aanzien van de (hoogte van de) opgelegde straf.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze en goede gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen, met uitzondering van de (hoogte van de) op te leggen straf. Het hof overweegt daarbij dat het in de door de raadsman aangevoerde argumenten geen aanleiding ziet om over de (hoogte van de) straf anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof baseert zich daarbij – evenals de rechtbank – op de oriëntatiepunten van het LOVS, waarbij op grond van trede 19 bij een gewicht van 20.000 gram (= 20 kilogram) als uitgangspunt een gevangenisstraf wordt gehanteerd van minimaal vijftig (50) maanden gevangenisstraf. Bij de hiervoor genoemde bewezenverklaarde feiten ging het om ruim 74 kilogram aan MDMA en/of amfetamine.
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat aangevoerd dat verdachte na de datum van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak bij de rechtbank een verzoek heeft gedaan tot heropening van het onderzoek op de zitting, teneinde verdachte in de gelegenheid te stellen de behandeling van zijn strafzaak bij te wonen en een verklaring af te leggen. Bij die gelegenheid zou hij dan over de feiten en zijn persoonlijke omstandigheden nadere informatie kunnen verstrekken. De rechtbank heeft dat verzoek dan ook ten onrechte afgewezen. Omdat verdachte het niet eens zou zijn met deze gang van zaken heeft hij volgens de raadsman afgezien om bij het hof te verschijnen.
Het hof stelt vast dat verdachte gedurende het hele onderzoek niet is gehoord. Toen de politie op 11 januari 2021 ter plaatse kwam bij het drugslab aan de [locatie] werden verdachte en [medeverdachte] aangetroffen. Vervolgens is verdachte er vandoor gegaan en heeft hij zich daarna niet gemeld, waardoor de politie hem niet heeft kunnen horen. Verdachte is niet ter terechtzitting van de rechtbank verschenen en de rechtbank heeft zijn strafzaak bij verstek behandeld en afgedaan. Verdachte is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om het onderzoek ter zitting niet te heropenen, maar verdachte is ook in hoger beroep niet op de zitting verschenen om een verklaring af te leggen, terwijl hij – zo begrijpt het hof – op de hoogte was van de terechtzitting. Hierdoor heeft verdachte de mogelijkheid om een verklaring af te leggen over de feiten en/of zijn persoonlijke omstandigheden voorbij laten gaan.
De raadsman heeft gewezen op de verklaring van [medeverdachte] , waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte in de tenlastegelegde periode verslaafd zou zijn aan alcohol en lachgas. Het hof heeft op verzoek van de verdediging de reclassering opdracht gegeven om een advies over verdachte op te maken, maar verdachte heeft nimmer gereageerd op brieven van de reclassering. Om die reden heeft de reclassering de opdracht geretourneerd.
Op grond van al deze omstandigheden heeft het hof dus geen argumenten of aanknopingspunten verkregen die van invloed zouden kunnen zijn op de beoordeling van de zaak, de strafmodaliteit of de hoogte daarvan.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf komt het hof vanwege overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het hof het vonnis van de rechtbank vernietigen.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte – rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn – wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierenvijftig (54) maanden.
Het hof kan zich geheel vinden in de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf en acht die in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In zoverre neemt het hof die overwegingen over.
Redelijke termijn
Het vonnis waarvan beroep dateert van 27 december 2021, waartegen op 28 december 2021 hoger beroep werd ingesteld. Op 6 januari 2022 werden door middel van een schriftuur onderzoekswensen ingediend. Op 26 juli 2023 werd door de raadsheer-commissaris de door de verdediging verzochte getuige gehoord.
Het hof heeft de zaak op 29 juli 2025 inhoudelijk behandeld en zal arrest wijzen op 12 augustus 2025. Dat betekent dat sinds het vonnis van de rechtbank drie jaar en bijna acht maanden zijn verstreken voordat het hof tot een uitspraak komt.
Daarmee is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ruimschoots overschreden. Het hof ziet daarin aanleiding om een strafkorting van 10% toe te passen. Uitgaande van een gevangenisstraf van zestig (60) maanden komt het hof tot oplegging van een gevangenisstraf van vierenvijftig (54) maanden.
Het hof zal de gevangenneming van verdachte gelasten, welk bevel tot gevangenneming apart zal worden geminuteerd. Verdachte is al bij de controle door de politie van de schuren waarin de drugs werden geproduceerd, ontvlucht en heeft inmiddels geen vast woon- en of verblijfplaats in Nederland. De kans dat hij zich zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van zijn straf acht het hof groot. De ernstige bezwaren en gronden voor de gevangenneming wordt ook gegrond op het onderhavige arrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing over de oplegging van een straf op maatregel en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf van vierenvijftig (54) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 12 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 augustus 2025.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. J.H.D. van Onna, advocaat-generaal,
mr. A.C. Wormgoor, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.