ECLI:NL:GHARL:2025:4976

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
21-005672-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met grootschalige productie van MDMA en/of amfetamine

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een ontnemingsvordering in verband met de grootschalige productie van MDMA en/of amfetamine. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte € 413.658,- bedraagt, en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd. De rechtbank had eerder een bedrag van € 464.097,60 vastgesteld, maar het hof kwam tot een andere berekening. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, is geschonden met één jaar en acht maanden. De verdachte was niet aanwezig tijdens de uitspraak. Het hof heeft de hoofdelijkheid van de betaling aan de Staat bepaald, en de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen. De zaak is behandeld op de zitting van 29 juli 2025, waar de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. Het hof heeft de argumenten van de raadsman niet gevolgd met betrekking tot extra kosten en de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel tussen de medeverdachten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005672-21
Uitspraak d.d.: 12 augustus 2025
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 december 2021, met parketnummer 05-023775-21 in de ontnemingszaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het hoger beroep

De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door betrokkenes raadsman, mr. T. Scheffer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 479.705,- en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
Ter terechtzitting van de rechtbank heeft de officier van justitie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 441.496,05 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 464.097,60 en de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank.
De raadsman van betrokkene heeft verweer gevoerd.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij arrest van dit hof van 12 augustus 2025 (parketnummer 21-005671-21) ter zake van:
feit 1: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
feit 2: medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 413.658,-.
Het hof gaat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de feiten en omstandigheden, zoals die in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict [1] is beschreven en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft in haar ontnemingsvonnis het volgende overwogen (hierna cursief): [2]
Op 11 januari 2021 heeft de politie op het perceel aan de [locatie] een productieplaats voor synthetische drugs aangetroffen. [3] In ruimte A (het voorste gedeelte van de schuur) en ruimte B (het achterste gedeelte van de schuur) zijn door de Landelijke Faciliteit Ondersteuning Ontmantelen (LFO) goederen gevonden die direct te relateren zijn aan de illegale vervaardiging en/of bewerking van verdovende middelen, waarbij specifiek de volgende goederen worden genoemd:
  • een tabletteermachine, met daarin restanten poeder die volgens het NFI een lage concentratie MDMA en amfetamine bevatten;
  • een crusher (maalmachine) met daarin poeder, volgens het NFI bevattende MDMA;
  • stempels en matrijzen met een Heineken, Tesla of Tony Montana logo. Het roze tablet uit de matrijs met het Tony Montana logo bevatte volgens het NFI een lage concentratie amfetamine;
  • 1.958 donker- en lichtblauwe pillen met een Tesla logo, waarbij de donkerkleurige pillen volgens het NFI een lage concentratie MDMA bevatten:
  • 0,852 kilogram blauw poeder, dat volgens het NFI een lage concentratie MDMA bevatte;
  • 12.676 oranje pillen. die volgens het NFI een lage concentratie amfetamine bevatten;
  • een lege zak van 20 kilogram micro-cellulose; en
  • een zak van 20 kilogram met daarin nog een restant van 2 kilogram micro-cellulose. [4]
Micro-cellulose is een hulpstof voor het tabletteren. De circa 38 kilogram verbruikte micro- cellulose duidt op een productie van ongeveer 149.000 tabletten. Bij die berekening is het LFO uitgegaan van het gewicht van het zwaarste tablet en een lage dosering MDMA. [5]
Daarnaast heeft de politie in de woning van het perceel op de begane grond in een kast een plastic zak met 700 pillen: lichtblauwe pillen met een Trump-logo en donkerblauwe pillen met een Tony Montana-logo en Tesla-logo aangetroffen. De verhouding tussen de Trump pillen enerzijds en de Tony Montana/Tesla pillen anderzijds is ongeveer 50/50. De pillen met het Tony Montana-logo en Tesla-logo bevatten volgens het NFI amfetamine. Tevens vond de politie op de begane grond naast een kast een plastic zak met 4.750 oranje pillen met een Heineken logo, die volgens het NFI een lage concentratie amfetamine bevatten. [6]
De straatprijs van een MDMA-tablet bedraagt € 4.- per stuk. [7]
De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, uitgaan van de productiekosten van pillen met amfetamine, aangezien deze kosten hoger zijn dan de productiekosten van pillen met MDMA. De productiekosten van pillen met amfetamine bedragen € 0,40 per stuk. [8]
Het hof sluit zich aan bij deze overwegingen en neemt die in zoverre over.
Wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft in de ontnemingszaak van betrokkene de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend en vastgesteld op een bedrag van € 464.097,60. De rechtbank heeft aan betrokkene de hoofdelijke verplichting opgelegd om dit bedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de staat te betalen, waarbij de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd is bepaald op 1.080 dagen.
De raadsman heeft gesteld dat de rechtbank in haar berekening een groot aantal aangetroffen pillen en een aantal kostenposten niet heeft meegenomen in de berekening. Om die reden zou moeten worden uitgegaan van 114.905 verkochte tabletten en een omzet van
€ 459.620,-.
Als wederrechtelijk verkregen voordeel zou na aftrek van kosten per tablet (in totaal
€ 45.962,-) een bedrag resteren van € 413.658,-.
Wat betreft kosten zou volgens de raadsman ook in mindering moeten worden gebracht een bedrag van € 13.064,52 ter zake van [medeverdachte 1] en nog eens € 5.000,- ter zake van [medeverdachte 2] , zodat resteert een bedrag van (€ 413.658,- minus € 13.064,52 minus € 5.000,- =) € 395.593,48.
Tot slot stelt de raadsman dat het voordeelsbedrag verdeeld zou moeten worden tussen betrokkene en mededaders [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , zodat als voordeelsbedrag voor betrokkene een bedrag van (€ 395.593,48 : 3 =) € 131.864,49 zou resteren.
Het hof stelt vast dat de rechtbank de door de raadsman genoemde pillen (aangetroffen in een verfemmer en een witte ton [9] dan wel later door [medeverdachte 1] bij de politie gemeld en alsnog opgehaald [10] ) niet heeft betrokken bij haar berekening. Hoewel deze pillen niet zijn getest acht het hof het aannemelijk dat ook deze pillen MDMA of amfetamine bevatten, te meer omdat ook deze pillen waren voorzien van een Heineken- of Tesla logo. Om die reden zal het hof deze in het voordeel van betrokkene meenemen in de berekening zoals door de raadsman bepleit.
De berekening is dan als volgt:
Totale productie pillen 149.000
Aangetroffen en inbeslaggenomen pillen 20.084 –
Aangetroffen pillen in verfemmer 4.285 –
Aangetroffen pillen in witte ton 4.285 –
Pillen gemeld door [medeverdachte 1] 5.440 –
__________
Aantal verkochte pillen 114.905 =
Uitgaande van 114.905 verkochte pillen heeft de totale omzet (uitgaande van € 4,- per pil)
€ 459.620,- bedragen. Na aftrek van kosten per pil (€ 0,40 per pil x 114.905 = € 45.962,-) resteert een bedrag € 413.658,- , welk bedrag het hof als wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt.
Het hof volgt de raadsman niet ten aanzien van de door hem opgevoerde extra kosten van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank is in de ontnemingszaak van [medeverdachte 1] kennelijk uitgegaan van een voordeelsbedrag van € 4.354,84, omgerekend ongeveer € 1.000,- per maand. De stelling van de raadsman dat dit geen reëel bedrag zou zijn en met factor 3 zou moeten worden verhoogd, is enkel gebaseerd op de veronderstelling van de raadsman dat in het algemeen hogere bedragen worden betaald voor het beschikbaar stellen van een ruimte. Het hof acht deze stelling onvoldoende onderbouwd en schuift die terzijde.
Hetzelfde geldt voor de kosten die [medeverdachte 2] zou hebben gemaakt. De raadsman verzoekt het hof die kosten te schatten op € 5.000,- maar enige concrete onderbouwing voor dat bedrag ontbreekt. Het hof kan ook niet vaststellen of [medeverdachte 2] enig wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Om die reden zal het hof ook deze kostenpost niet meenemen in de berekening.
Hoofdelijkheid
De raadsman heeft nog aangevoerd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel ponds ponds verdeeld zou moeten worden tussen betrokkene en twee anderen maar het hof volgt die redenering niet. Het hof sluit wat dat betreft aan bij hetgeen de rechtbank in haar vonnis heeft overwogen (hierna: cursief):
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het bepaalde in artikel 36e, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht en op de totstandkomingsgeschiedenis bij dit artikellid. In het bijzonder wijst de rechtbank daarbij op de volgende passage uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken 11 2006-2007, 30841, nr. 3. p. 5):
“Hoofdelijke aansprakelijkheid komt aan de orde wanneer er geen of onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de daders afzonderlijk, dan wel wanneer de mogelijkheid bestaat dat een van de daders een groter deel van het voordeel heeft genoten.”
In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie waarin geen of onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor de toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de daders afzonderlijk. De rechtbank ziet daarom aanleiding om te bepalen dat verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof neemt deze overweging over en maakt die in zoverre tot de zijne.
Redelijke termijn
Evenals in de strafzaak is ook in de ontnemingszaak sprake van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding om zowel in de strafzaak als in de ontnemingszaak daarvoor een compensatie toe te passen. Aangezien het hof in de strafzaak een strafkorting heeft toegepast, volstaat het hof in deze zaak met de constatering dat de redelijke termijn met één jaar en acht maanden is overschreden.
De verplichting tot betaling aan de Staat
Op grond van het vorenstaande stelt het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 413.658,- en zal het hof aan betrokkene de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van dat bedrag.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 413.658,- (vierhonderddertienduizend en zeshonderd en achtenvijftig euro).
Legt de betrokkene de hoofdelijke verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 413.658,- (vierhonderd dertienduizend en zeshonderd en achtenvijftig euro).
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt te vervallen indien en voor zover een of meer van de medeveroordeelden heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat;
Bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste kan worden gevorderd op
1080 dagen.
Aldus gewezen door
mr. A.H. Garos voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 12 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 12 augustus 2025.
Tegenwoordig zijn:
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. J.H.D. van Onna, advocaat-generaal,
mr. A.C. Wormgoor, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e, tweede
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid. opgemaakte proces-verbaal. dossiernummer PLO600-2021008962 (ON5R021006SYLVIUS). gesloten op 29 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vernield. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van bevindingen. p. 566
4.Proces-verbaal van bevindingen. p. 275-282: NFI-rapport. p. 317
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 275-282
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 319-320: proces-verbaal van bevindingen. p. 277: NFI-rapport. p. 317-318.
7.Schriftelijk stuk, ‘Prijzen drugs & (pre-)precursoren’. p. 2
8.Schriftelijk stuk, ‘Prijzen drugs & (pre-)precursoren’. p. 2
9.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 286
10.Kennisgeving van inbeslagneming, blz. 449 e.v.