ECLI:NL:GHARL:2025:5087

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
200.353.090/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarige naar andere gemeente na belangenafweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van een minderjarige van Heerenveen naar Groningen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, vroeg vervangende toestemming voor deze verhuizing, terwijl de vader, verweerder, hiertegen bezwaar maakte. Het hof heeft na een uitvoerige belangenafweging besloten de moeder toestemming te verlenen om met de minderjarige te verhuizen. De moeder heeft aangegeven dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar gezinsleven, aangezien zij met haar huidige echtgenoot en hun kind in Groningen woont. De vader maakte zich zorgen over de betrokkenheid bij het leven van de minderjarige na de verhuizing, maar het hof oordeelde dat de huidige zorgregeling ook na de verhuizing kan worden voortgezet. Het hof heeft daarbij de belangen van de minderjarige in acht genomen, waarbij het belang van een veilige en stabiele omgeving voorop staat. De beslissing van de rechtbank Noord-Nederland om de verzoeken van de moeder af te wijzen, is vernietigd. De moeder krijgt de toestemming om de minderjarige in te schrijven op een school in Groningen, en de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.353.090/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 195254)
beschikking van 12 augustus 2025
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis te Leeuwarden,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. J. Deenen te Leeuwarden.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
locatie Leeuwarden.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 25 juli 2024 en 23 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De laatstgenoemde beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 24 maart 2025;
- een journaalbericht namens de moeder van 17 april 2025 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 24 april 2025 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 12 juli 2025 met bijlage(n).
2.2
Op 21 juli 2025 is de minderjarige [de minderjarige] ( [de minderjarige] ) verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 22 juli 2025 plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad was een vertegenwoordiger aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2015.
3.2
De vader heeft [de minderjarige] erkend. De ouders oefenen samen het gezag over haar uit.
3.3
De relatie tussen de ouders is in 2019 geëindigd. Op 4 maart 2020 hebben zij een ouderschapsplan opgesteld. Daarin hebben zij onder meer vastgelegd dat [de minderjarige] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft en is een zorgregeling afgesproken.
3.4
De zorgregeling met de vader is naderhand iets uitgebreid ten opzichte van het ouderschapsplan. [de minderjarige] verblijft eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondagavond 19.30 uur en iedere woensdagmiddag uit school tot 19.30 uur bij de vader.
3.5
De moeder heeft met haar huidige echtgenoot in 2021 een zoon gekregen.
3.6
De huidige echtgenoot van de moeder was samen met zijn moeder (hierna: de schoonmoeder) eigenaar van een koopwoning in [plaats1] . Op 13 maart 2024 heeft de moeder een overeenkomst met de schoonmoeder gesloten om haar aandeel in de woning te kopen.
3.7
De moeder heeft de vader op 15 april 2024 laten weten dat zij met [de minderjarige] van [woonplaats1] naar [plaats1] wil verhuizen.
3.8
Bij akte van 23 april 2024 is het deel in de woning in [plaats1] dat eigendom was van de schoonmoeder aan de moeder geleverd, waardoor de moeder samen met haar echtgenoot eigenaar is geworden van de woning.
3.9
De moeder huurt samen met haar twee broers een woning in [woonplaats1] . Zij woont hier met [de minderjarige] . De echtgenoot van de moeder woont met hun zoontje in [plaats1] .
3.1
De vader woont samen met zijn huidige partner en hun twee kinderen in [woonplaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] te verhuizen naar [plaats1] , en haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op de [naam1] te [plaats1] , afgewezen.
4.2
De moeder komt met negen grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar verzoeken alsnog toe te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk
uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de moeder af te wijzen, dan wel haar in dit verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar het verzochte te ontzeggen en de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind alsmede de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige en een nieuwe partner elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de wens van de moeder om met [de minderjarige] te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
5.5
Zoals de rechtbank terecht heeft opgemerkt, heeft de beslissing om de moeder geen vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats1] te verhuizen een grote impact op het leven van de moeder en haar echtgenoot. Ter zitting bij het hof heeft zij verteld dat zij al geruime tijd als gebroken gezin functioneert, omdat zij zelf met [de minderjarige] in [woonplaats1] verblijft terwijl haar echtgenoot en andere kind in [plaats1] wonen. Dit trekt een zware wissel op haar welbevinden. Evenzeer heeft een andersluidende beslissing een grote impact op het leven van de vader, die bang is dat zijn betrokkenheid in het leven van [de minderjarige] minder wordt als zij verhuist naar [plaats1] .
Voor kinderen heeft elke verhuizing voor- en nadelen. Zoals de raad ter zitting heeft uitgelegd kan een kind (de gevolgen van) een verhuizing dragen, mits de voorwaarden voor het contact met de andere ouder goed zijn ingevuld. Het belang van [de minderjarige] is er in de kern in gelegen dat zij opgroeit in een veilige en stabiele omgeving, waarin zij met beide ouders en haar halfbroers en -zusje een zo onbelast mogelijk contact kan hebben. [de minderjarige] verkeert al langere tijd in onzekerheid over een eventuele verhuizing naar [plaats1] . Zij vindt het bij beide ouders fijn en durft zich niet uit te spreken voor of tegen een verhuizing, omdat zij niet voor de ene of de andere ouder wil kiezen. Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat er duidelijkheid komt.
5.6
De rechtbank heeft in haar belangenafweging de daarvoor relevante criteria zorgvuldig gewogen. Het hof kan daar voor een groot deel bij aansluiten, maar komt in de afweging van de belangen en de bijbehorende voor- en nadelen tot het oordeel dat de door de moeder gewenste verhuizing niet zodanig nadelige gevolgen voor [de minderjarige] en de vader heeft dat het gerechtvaardigd belang van de moeder om met haar gezin een leven in [plaats1] te kunnen opbouwen hiervoor moet wijken. Dit betekent dat het hof de moeder vervangende toestemming zal verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats1] te verhuizen. Het hof legt hierna uit hoe het tot deze beslissing komt.
5.7
De vader wil geen toestemming geven voor de verhuizing, omdat hij bezorgd is dat het leven van [de minderjarige] zich steeds meer in [plaats1] zal afspelen en dat hij daardoor steeds meer op afstand komt te staan. Die gevoelens en die zorgen van de vader zijn begrijpelijk, maar het hof is gebleken dat de huidige zorgregeling ook na de verhuizing in stand kan blijven. De moeder heeft verklaard dat zij het belang inziet van een goed contact tussen de vader en [de minderjarige] en zij heeft inmiddels toegezegd dat zij het brengen en halen voor haar rekening zal nemen. De moeder is bovendien bereid de vader in tijd te compenseren voor het feit dat [de minderjarige] straks verder bij hem vandaan woont door [de minderjarige] bijvoorbeeld in de vakanties langer bij hem te laten verblijven. Dat het sociale leven van [de minderjarige] naarmate zij ouder wordt zich meer in [plaats1] zal gaan afspelen, zoals de vader stelt, ziet ook het hof als een risico, maar betreft toekomstige omstandigheden, waarvan het niet zeker is dat deze intreden, en die in de afweging geen doorslaggevende factor zijn. Ook als de moeder niet zou verhuizen is te verwachten dat [de minderjarige] als zij in de puberteit komt meer eigen activiteiten zal krijgen en minder tijd zal doorbrengen met haar ouders. Dit is inherent aan haar ontwikkeling. Niet valt te zeggen wat dit in de toekomst gaat betekenen voor het contact tussen de vader en [de minderjarige] .
5.8
Volgens de vader hadden de ouders de intentie om in het belang van [de minderjarige] dicht bij elkaar in de buurt te blijven wonen en hebben zij dit daarom opgenomen in het ouderschapsplan. Het hof constateert dat inderdaad in het ouderschapsplan staat dat de ouders afspreken dicht bij elkaar te blijven wonen om de zorgregeling te kunnen uitoefenen, maar dat het ouderschapsplan ook de weg open laat voor een verhuizing van één van de ouders buiten [woonplaats1] of directe omgeving. In het ouderschapsplan staat immers dat de ouders in een dergelijk geval in overleg gaan over de consequenties voor de zorgregeling. Nu de zorgregeling in stand kan blijven, geldt dat de betrokkenheid van de vader bij de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] door een verhuizing naar [plaats1] niet zodanig wijzigt dat dit moet leiden tot een afwijzing van het verzoek van de moeder om aan haar toestemming tot verhuizing te verlenen.
5.9
Ook in de huidige situatie, waarin beide ouders in [woonplaats1] wonen, komt het grootste deel van de dagelijkse verzorging en opvoeding voor rekening van de moeder. Ter zitting is gebleken dat het voor de vader ook nu lastig is om -buiten de zorgregeling om- meer tijd met [de minderjarige] door te brengen, betrokken te zijn bij haar dagelijkse bezigheden of zaken in haar belang te regelen, ook al zegt hij dit wel te willen. Voor zover de vader stelt dat het in verband met zijn werk lastig te realiseren is om extra tijd met [de minderjarige] door te brengen, geldt dat dit ook het geval zou zijn in de situatie dat [de minderjarige] in [woonplaats1] zou blijven wonen en de vader meer tijd met haar zou willen doorbrengen. Dit is geen gevolg van de verhuizing. Het hof geeft de vader dan ook mee om open te staan voor de mogelijkheden die de moeder biedt ter compensatie van de verhuizing.
5.1
Alle voornoemde belangen en omstandigheden in aanmerking genomen, komt het hof tot de conclusie dat het belang van de moeder om met [de minderjarige] naar [plaats1] te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het achterwege blijven daarvan, terwijl de belangen van [de minderjarige] ook bij de door de moeder gewenste verhuizing voldoende worden geborgd. Het door de vader aangevoerde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
5.11
Desgevraagd heeft de vader ter zitting uitgelegd dat als het hof de moeder vervangende toestemming verleent voor de verhuizing, hij akkoord zal gaan met inschrijving van [de minderjarige] op de openbare basisschool De Feniks te [plaats1] . Gelet op het voorgaande kan dit verzoek worden toegewezen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
23 december 2024, en opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met [de minderjarige] , geboren [in] 2015, te verhuizen naar [plaats1] en om [de minderjarige] in te schrijven op [naam1] in [plaats1] ;
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en M. Kemmers, bijgestaan door mr. M.J. van Mourik als griffier, en is op 12 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.