ECLI:NL:GHARL:2025:5179

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
24/23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde en onroerendezaakbelasting van een vrijstaande woning in de kernzone van een waterverdedigingswerk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 oktober 2023. De heffingsambtenaar van de gemeente Midden-Groningen had de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 582.000 voor het jaar 2021, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting van € 1.293,78. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de WOZ-waarde verlaagd naar € 470.000. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

Tijdens het hoger beroep heeft de heffingsambtenaar een schikkingsvoorstel gedaan om de WOZ-waarde te verlagen naar € 300.000, wat door de belanghebbende werd geaccepteerd. Het Hof heeft vastgesteld dat partijen een compromis hebben gesloten, waarbij de WOZ-waarde en de aanslag OZB dienovereenkomstig zijn verminderd. Het Hof heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar de proceskosten van de belanghebbende in hoger beroep moet vergoeden tot een bedrag van € 907, en het betaalde griffierecht van € 136 moet terugbetalen.

De uitspraak van het Hof is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof heeft in zijn beslissing artikel 30a van de Wet WOZ buiten toepassing verklaard, omdat de bestreden uitspraak van de rechtbank vóór de invoering van deze bepaling was gedaan. De zaak is zonder zitting afgedaan, omdat partijen niet op het verzoek van het Hof hebben gereageerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/23
uitspraakdatum: 19 augustus 2025
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 oktober 2023, nummer LEE 22/1359, in het geding tussen belanghebbende en
heffingsambtenaarvan de
gemeente Midden-Groningen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2020, vastgesteld voor het jaar 2021 op € 582.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2021 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 1.293,78.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de beschikking verminderd tot € 470.000, de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten en bepaald dat aan belanghebbende het griffierecht moet worden vergoed.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep bij bericht van 24 mei 2024 een schikkingsvoorstel gedaan. Belanghebbende heeft bij bericht van 2 augustus 2024 inhoudelijk op het voorstel gereageerd.
1.5.
Het Hof heeft partijen gevraagd of zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben binnen de gestelde termijn van twee weken daarop niet gereageerd. Het Hof heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een in 2002 gebouwde vrijstaande woning met een garage en een aanlegsteiger. De onroerende zaak is gelegen in de kernzone van een waterverdedigingswerk. De woning heeft een oppervlakte van 223 m². De kaveloppervlakte bedraagt 1.175 m².
2.2.
De heffingsambtenaar heeft bij bericht van 24 mei 2024 het volgende geschreven:
“In bovengenoemde kwestie is Hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de WOZ-waarde van het object[adres] [woonplaats] 2021.
In deze zaak doe ik aan eisers het onderstaande schikkingsvoorstel toekomen.
De WOZ-waarde van het onderhavige object wordt volgens afspraak voor belastingjaar 2021 aangepast naar€ 300.000.
Aan belanghebbende wordt een proceskostenvergoeding toegekend van€ 567,75.De vergoeding is als volgt opgebouwd.
. Indienen Hoger beroepschrift € 875,00 maal factor 0,25 € 218,75
. Griffiekosten€ 349,-
€ 567,75”
2.3.
De gemachtigde van belanghebbende, mr. A. Bakker, heeft bij bericht van 2 augustus 2024 het volgende geschreven:
“Bij deze akkoord voor een WOZ-waarde van € 300.000 en vaststelling dat de kernzone 950 m2 bedraagt.
Eiser wenst voorts een zitting en op grond van artikel 8:75 A Awb een afzonderlijke uitspraak ten aanzien van het veroordelen in de proceskosten.
Proceskosten beroep:
Eiser bestrijdt op voorhand dat het Hof zou kunnen concluderen dat de bewerkelijkheid en de complexiteit van het bezwaar, beroep en daarmee verband houdende werkbelasting gering zou zijn geweest. Eiser bestrijdt dat artikel 30A Wet WOZ van toepassing zou kunnen zijn.
(…)
Eiser verzoekt het Hof als wegingsfactor 1 punt toe te kennen en artikel 30A Wet WOZ op grond van al het bovengenoemde buiten beschouwing te laten en onverbindend te verklaren!
(…).”
2.4
Het Hof heeft op 12 september 2024 aan partijen een bericht gestuurd houdende het volgende:
“Bij brief van 2 augustus 2024 heeft belanghebbende het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenvergoeding. In het verzoek wordt betoogd dat artikel 30a van de Wet Woz buiten toepassing moet blijven. Deze bepaling is ingevoerd met ingang van 1 januari 2024 en vindt – voor zover hier van belang- voor het eerst toepassing met betrekking tot het hoger beroep tegen een na dat tijdstip bekendgemaakte uitspraak.
De heffingsambtenaar is de gelegenheid gegeven uiterlijk 3 september 2024 schriftelijk te reageren op dit verzoek. Hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Bij nadere bestudering is het Hof gebleken dat het onderhavige hoger beroep is gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 oktober 2023. Deze uitspraak is op 10 november 2023 bekendgemaakt. Het Hof leidt daaruit af dat het bedoelde artikel 30a in deze zaak geen toepassing vindt.
In verband met het vorenstaande is het Hof voornemens zonder zitting uitspraak te doen. Als u wenst dat de zaak op zitting wordt behandeld, verzoek ik u mij dit uiterlijk 26 september 2024 te laten weten. Als het Gerechtshof geen reactie ontvangt, zal de zaak op basis van het dossier worden afgedaan.”
2.5
Partijen hebben niet gereageerd op voormeld bericht van het Hof.

3.Geschil

In geschil is of de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum te hoog is vastgesteld.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen hebben een compromis gesloten. De inhoud van het compromis luidt als volgt.
  • De vastgestelde waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2020, voor het jaar 2021, zal worden verminderd naar € 300.000;
  • De aanslag OZB zal dienovereenkomstig worden verminderd;
  • De heffingsambtenaar vergoedt het door belanghebbende betaalde griffierecht in hoger beroep.
  • De heffingsambtenaar vergoedt de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep.
4.2.
Het Hof zal overeenkomstig het door partijen gesloten compromis beslissen. Het Hof stelt vast dat gelet op de aanvulling van de gemachtigde in het bericht van 2 augustus 2024 en een (telefonisch) bericht van de heffingsambtenaar [1] dat eveneens niet langer in geschil is dat de kernzone 950 m² bedraagt. Het Hof begrijpt voorts dat nu door belanghebbende in hoger beroep € 136 aan griffierecht is betaald [2] , het te vergoeden bedrag hierop bepaald dient te worden. Ten aanzien van de proceskosten heeft het Hof in het bericht van 12 september 2024 aan partijen geschreven dat artikel 30a van de Wet WOZ, gelet op de datum van de bestreden uitspraak van de Rechtbank, niet van toepassing is. Gelet op deze constatering zal het Hof de proceskosten in hoger beroep bepalen op € 907 (1 punt voor het hoger beroepschrift) x wegingsfactor 1).
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken vast overeenkomstig hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen over de proceskosten en het griffierecht,
– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar,
– vermindert de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] tot € 300.000,
– vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 907,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 136 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Tanghe, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (T. Tanghe)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Op 25 juli 2025 heeft de heffingsambtenaar telefonisch de juistheid van de aanvulling van gemachtigde dat de kernzone 950m² bedraagt telefonisch bevestigd.
2.De heffingsambtenaar vermeldt ten onrechte een bedrag van € 349 (zie 2.2.).